Business
18-08-2008, 18:50
Vol verlangen kijkt ze naar hem. Wat is hij toch stoer en mannelijk. Hij baant zich een weg door de struiken in de bergen. Het is stoffig en warm en de zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd verraden zijn inspanning. Hij klakt met zijn tong. De ezel naast hem met de lege waterflessen op zijn rug volgt hem trouw. Hij loopt rustig en bedeesd alsof hij geen haast heeft. Dan valt ze hem op. Shit, hij kijkt deze kant op. Betrapt. Haar wangen kleuren zich rood en ze kijkt snel de andere kant op. Kauthar, haar zusje kijkt haar geïrriteerd aan terwijl ze een volle emmer water met al haar kracht naar boven trekt. ‘Jij mag ook wel wat doen, luie!’ schreeuwt ze boos.
Shit, waarom moet ze haar nu weer voor paal zetten. Uitgerekend terwijl hij er net aan komt lopen. Straks denkt hij nog dat ze echt lui is.
Met beide handen doet ze haar hoofddoekje goed en veegt de verdwaalde slierten haren uit haar gezicht. De rok die ze al drie dagen aan heeft is vies geworden van het koken en alle andere huishoudelijke klusjes. Het heeft ook weinig zin om elke dag iets nieuws aan te trekken als je in de bergen woont en je dagen gevuld zijn met schapen en geiten hoeden, water halen en op het land werken.
Ze baalt er wel van dat ze zich uitgerekend vandaag niet heeft verschoond. Ze had hem niet verwacht, hij was al een week niet gekomen. Zonder hem aan te kijken neemt ze snel de emmer van haar zusje over.
Haar zusje kijkt haar verbaasd aan, maar door haar blik weet ze dat ze beter kan zwijgen.
Hij kijkt geamuseerd toe. Wat kunnen de dagen toch lang zijn als je iemand met heel je hart mist. Zijn vader had hem opgedragen om zijn oom op het land te helpen met de nieuwe oogst. Protesteren had geen zin, hij was de oudste en kon moeilijk zijn jongere broer van 12 de klus laten klaren. Met lood in de schoenen was hij die dag vertrokken. Urenlang door de bergen gewandeld met maar 1 ding in zijn hoofd: haar. Hij heeft niets gemerkt van de fel schijnende zon op zijn huid, zij was zijn oase.
Het leven op het platteland was zwaar, maar hij wist niet beter. Hij was geboren in het bergdorpje Ajdir, waar hij na 24 jaar nog steeds woonde.
Bij zijn oom was het nog harder werken dan thuis, omdat hij maar 2 kinderen had die niet veel konden doen. Het liefst was hij naar elgariezj gegaan maar dat zat er niet in. Hij had daar niemand. Hier was waar hij thuis hoorde. Bij zijn oom telde hij de dagen af, maar eigenlijk was ze niet weg. Ze zat namelijk in zijn hoofd. In zijn hart. In zijn ziel. En dat zonder dat ze het wist. Hij zag haar kijken, maar de tijden zijn veranderd. Hij dacht aan vroeger.
Hij wist nog goed hoe ze iedere ochtend voor zonsopgang op stonden om samen de schapen en geiten te hoeden. Hij met zijn hoede en zij met de hare. Ze waren buurkinderen dus was het vrij logisch dat ze elke ochtend hetzelfde ritueel uitvoerden. Als de schapen en geiten uitgeraasd waren haasten ze zich naar huis om de emmers op te halen. De waterput bevond zich op een beschut plekje onderin het heuvelachtige landschap, vlakbij het huis van de Elmansouri’s.
De buurt noemde hen ook wel de verraders. Ze hadden ooit eens een verre oom van Bougyar verklikt bij de el kadi (rechter) omdat hij wietplanten teelde. Zijn oom Bougyar liep de hele dag stoned rond en de l’mansouri’s stoorden zich eraan. Zij moesten de hele dag hard werken en hij liep maar wat te klooien en nog erger, hij versierde de dochters van de strenge hadj Mansouri. Hij vond het niet gepast, dus zocht hij de el kadi op. Toen de el kadi hem hard uitlachte, werd hij door iedereen gezien als de verrader. In de bergen gelden immers andere regels. Berbers zijn niet voor niets ‘de vrije mensen’.
Op de heenweg naar de put renden ze er altijd naar toe, terwijl hun emmers tegen elkaar aan sloegen. Op de terugweg kwamen ze moeizaam vooruit met de zware emmers in hun handen. De waterput was ’s ochtends vroeg de verzamelplaats voor de mensen uit de buurt. Iedereen haalde er water en de buren praatten er wat bij. Meestal wachtten ze niet eens tot ze thuis waren om zich te kunnen wassen.
Ze maakten elkaar kletsnat met het opgehaalde water en renden als dolle kinderen achter elkaar aan. De buren genoten van het amusement, op de kinderen van de el Mansouri’s na. Ze gedroegen zich voorbeeldig, ze waren niet zo wild en vrij als de rest. Met afkeurende blikken aanschouwden ze het spel.
Wordt vervolgd.....
Shit, waarom moet ze haar nu weer voor paal zetten. Uitgerekend terwijl hij er net aan komt lopen. Straks denkt hij nog dat ze echt lui is.
Met beide handen doet ze haar hoofddoekje goed en veegt de verdwaalde slierten haren uit haar gezicht. De rok die ze al drie dagen aan heeft is vies geworden van het koken en alle andere huishoudelijke klusjes. Het heeft ook weinig zin om elke dag iets nieuws aan te trekken als je in de bergen woont en je dagen gevuld zijn met schapen en geiten hoeden, water halen en op het land werken.
Ze baalt er wel van dat ze zich uitgerekend vandaag niet heeft verschoond. Ze had hem niet verwacht, hij was al een week niet gekomen. Zonder hem aan te kijken neemt ze snel de emmer van haar zusje over.
Haar zusje kijkt haar verbaasd aan, maar door haar blik weet ze dat ze beter kan zwijgen.
Hij kijkt geamuseerd toe. Wat kunnen de dagen toch lang zijn als je iemand met heel je hart mist. Zijn vader had hem opgedragen om zijn oom op het land te helpen met de nieuwe oogst. Protesteren had geen zin, hij was de oudste en kon moeilijk zijn jongere broer van 12 de klus laten klaren. Met lood in de schoenen was hij die dag vertrokken. Urenlang door de bergen gewandeld met maar 1 ding in zijn hoofd: haar. Hij heeft niets gemerkt van de fel schijnende zon op zijn huid, zij was zijn oase.
Het leven op het platteland was zwaar, maar hij wist niet beter. Hij was geboren in het bergdorpje Ajdir, waar hij na 24 jaar nog steeds woonde.
Bij zijn oom was het nog harder werken dan thuis, omdat hij maar 2 kinderen had die niet veel konden doen. Het liefst was hij naar elgariezj gegaan maar dat zat er niet in. Hij had daar niemand. Hier was waar hij thuis hoorde. Bij zijn oom telde hij de dagen af, maar eigenlijk was ze niet weg. Ze zat namelijk in zijn hoofd. In zijn hart. In zijn ziel. En dat zonder dat ze het wist. Hij zag haar kijken, maar de tijden zijn veranderd. Hij dacht aan vroeger.
Hij wist nog goed hoe ze iedere ochtend voor zonsopgang op stonden om samen de schapen en geiten te hoeden. Hij met zijn hoede en zij met de hare. Ze waren buurkinderen dus was het vrij logisch dat ze elke ochtend hetzelfde ritueel uitvoerden. Als de schapen en geiten uitgeraasd waren haasten ze zich naar huis om de emmers op te halen. De waterput bevond zich op een beschut plekje onderin het heuvelachtige landschap, vlakbij het huis van de Elmansouri’s.
De buurt noemde hen ook wel de verraders. Ze hadden ooit eens een verre oom van Bougyar verklikt bij de el kadi (rechter) omdat hij wietplanten teelde. Zijn oom Bougyar liep de hele dag stoned rond en de l’mansouri’s stoorden zich eraan. Zij moesten de hele dag hard werken en hij liep maar wat te klooien en nog erger, hij versierde de dochters van de strenge hadj Mansouri. Hij vond het niet gepast, dus zocht hij de el kadi op. Toen de el kadi hem hard uitlachte, werd hij door iedereen gezien als de verrader. In de bergen gelden immers andere regels. Berbers zijn niet voor niets ‘de vrije mensen’.
Op de heenweg naar de put renden ze er altijd naar toe, terwijl hun emmers tegen elkaar aan sloegen. Op de terugweg kwamen ze moeizaam vooruit met de zware emmers in hun handen. De waterput was ’s ochtends vroeg de verzamelplaats voor de mensen uit de buurt. Iedereen haalde er water en de buren praatten er wat bij. Meestal wachtten ze niet eens tot ze thuis waren om zich te kunnen wassen.
Ze maakten elkaar kletsnat met het opgehaalde water en renden als dolle kinderen achter elkaar aan. De buren genoten van het amusement, op de kinderen van de el Mansouri’s na. Ze gedroegen zich voorbeeldig, ze waren niet zo wild en vrij als de rest. Met afkeurende blikken aanschouwden ze het spel.
Wordt vervolgd.....