ideale_meid
13-05-2008, 04:44
De weg van de Voorgangers betreffende de Eigenschappen van Allah
Door de nobele Shaykh
Al-Imaam ‘Abdoel-‘Aziez ibn ‘Abdillaah ibn Baaz
- moge Allah hem genadig zijn -
Alle Lof komt toe aan Allah en moge Zijn salaah en salaam rusten op de Boodschapper van Allah, zijn volgelingen en Metgezellen.
Vervolgens dit:
Ik heb kennis genomen van wat er is verspreid in de krant 'ash-Sharq al-Awsat'(1), geschreven door de heer ... met als titel: 'Zodat wij de sterkste gemeenschap zullen zijn'. Mijn oog viel op hetgeen hij vermeldde over de meningsverschillen onder de voorgangers en Khalaf(2) ten aanzien van de Eigenschappen van Allah. Hij schreef het volgende:
'...Behalve dat er in de Edele Koran verzen voorkomen die Allah omschrijven met eigenschappen van de schepselen. Een voorbeeld hiervan is de Uitspraak van de Meest Verhevene:
'Allah's Hand is boven hun handen.'
(Soerah al-Fat-h: 10)
'Alles zal vergaan behalve Zijn Aangezicht.'
(Soerah al-Qasas: 88)
'De Barmhartige, Hij heeft Zich Verheven boven de Troon.'
(Soerah Ta Ha: 5)
De geleerden hanteren twee manieren als het om het begrip van deze verzen gaat:
De eerste is de weg van de voorgangers en dit houdt in: dat wij voor Allah hetgeen bevestigen wat Hij voor Zichzelf heeft bevestigd, zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen, zonder vergelijking met Zijn Schepping en zonder ontkenning van deze Eigenschappen. Zij beogen hiermee het Wezen van Allah niet te ontdoen van de Eigenschappen. Zij zijn het er echter over eens dat deze verzen niet letterlijk bedoeld zijn en dat de oorsprong is dat Allah, de Meest Verhevene, vrij is van alles wat lijkt op de schepselen, vanwege Zijn Uitspraak:
'Niets is zoals Hij, en Hij is de Alhorende, de Alziende.'
(Soerah ash-Shoera: 11)
De weg van de Khalaf is echter: het interpreteren van deze woorden en van het letterlijke het figuurlijke maken. Op deze manier betekent de Hand: de Kracht, het Gezicht betekent het Wezen en het Zich Verheffen Boven de Troon betekent: het veroveren, het heersen en het uitdragen van het Bevel. Zij interpreteren dit op deze manier, omdat er onbetwistbaar bewijs is dat Allah geen lichaam is en vanwege de Uitspraak van de Meest Verhevene:
'Niets is zoals Hij, en Hij is de Alhorende, de Alziende.'
(Soerah ash-Shoera: 11)
Beide wegen zijn goed en worden genoemd in de betrouwbare boeken van de bekende, grote geleerden.'
De schrijver heeft zich vergist - moge Allah ons en hem vergeven, door te zeggen dat de voorgangers 'het erover eens zijn dat deze Verzen niet letterlijk bedoeld zijn'. Het is namelijk zo dat de voorgangers - moge Allah hen genadig zijn - en degenen die hun weg hebben gevolgd tot aan de dag van vandaag de Perfecte Eigenschappen voor Allah bevestigen die Hij voor Zichzelf heeft Bevestigd, of die Zijn Boodschapper - sallallahoe 'alayhi wa sallam voor Hem heeft bevestigd. Ook geloven zij in de werkelijke betekenis die past bij Zijn Majesteit, zonder verdraaiing, ontkenning, toekenning van een hoedanigheid, vergelijking, overlaten van de betekenis aan Allah en zonder (verkeerde) interpretatie van de letterlijke betekenis. Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah - moge Allah hem genadig zijn - heeft in 'al-Fatwa al-Hamawiyyah' het volgende gezegd:
'Aboe Bakr al-Bayhaqie heeft in 'De Namen en Eigenschappen' met een authentieke isnaad(3) overgeleverd dat al-Awzaa'ie heeft gezegd: 'Wij waren gewoon te zeggen - terwijl de Taabi'oen in overvloed waren:
'Voorwaar, Allah - Verheven is Zijn Naam - is boven Zijn Troon en wij geloven in de Eigenschappen die in de Soennah zijn vermeld.'
Al-Awzaa'ie is één van de vier imaams in de tijd van de Taabi' at-Taabi'ien. Deze zijn: Maalik, de Imaam van de bewoners van al-Hidjaaz(4), al-Awzaa'ie, de Imaam van de bewoners van ash-Shaam(5), al-Layth, de Imaam van de bewoners van Egypte en ath-Thawrie, de Imaam van de bewoners van Irak. Al-Awzaa'ie vertelde over de bekendheid van de uitspraak in de tijd van de Taabi'oen, dat Allah, de Meest Verhevene, Zich boven de Troon bevindt en over het geloof in Zijn Eigenschappen die authentiek van de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - zijn overgeleverd. Al-Awzaa'ie heeft dit enkel gezegd na het openbaar worden van het gedachtegoed van Djahm(6) - degene die ontkende dat Allah Zich Boven de Troon bevindt en ook de rest van Zijn Eigenschappen ontkende - zodat de mensen zouden weten dat de geloofsleer van de voorgangers dit alles tegenspreekt.
Aboe Bakr al-Khallaal heeft tevens in 'Kitaab as-Soennah' overgeleverd dat al-Awzaa'ie heeft gezegd: Mak-hoel en az-Zoehrie werden gevraagd naar de uitleg van de overleveringen (over de Eigenschappen), waarna zij zeiden:
'Laat deze zoals ze zijn gekomen.'
Er is ook overgeleverd dat al-Walied ibn Moeslim heeft gezegd: ik vroeg Maalik ibn Anas, Soefyaan ath-Thawrie, al-Layth Ibn Sa'd en al-Awzaa'ie over hetgeen is overgeleverd betreffende de Eigenschappen en zij zeiden:
'Laat deze zoals ze zijn gekomen.'
In een andere overlevering zeiden zij:
'Laat deze zoals ze zijn gekomen zonder het toekennen van een hoedanigheid.'
Hun uitspraak - moge Allah tevreden met hen zijn: 'Laat deze zoals ze zijn gekomen' is in antwoord op degenen die de Eigenschappen ontkennen en de directe betekenis ervan verdraaien. Hun uitspraak 'zonder het toekennen van een hoedanigheid' is in antwoord op degenen die Allah vergelijken met Zijn schepping.
Az-Zoehrie en Mak-hoel waren de Taabi'oen met de meeste kennis in hun tijd. De vier overige zijn de Imaams van de wereld in de tijd van de Taabi' at-Taabi'ien en tot hun categorie behoren ook Hammaad ibn Zayd, Hammaad ibn Salamah en hun soortgelijken.'
Tot aan zijn woorden - moge Allah hem genadig zijn:
'Al-Khallaal heeft overgeleverd met een overleveringsketen waarvan de mannen allemaal betrouwbare Imaams zijn, op gezag van Soefyaan ibn 'Oeyaynah die zei: Rabie'ah ibn Abie 'Abdir-Rahmaan werd gevraagd over de Uitspraak van de Meest Verhevene: 'De Barmhartige, Hij heeft Zich Verheven boven de Troon': 'Hoe is Hij Verheven (Istiwaa-)?' Hij antwoordde:
'De Istiwaa- is niet onbekend en de hoedanigheid kan niet bevat worden met het verstand. Van Allah komt de Boodschap, van de Boodschapper komt de duidelijke overdracht en aan ons is het om te geloven.'
Deze woorden zijn ook overgeleverd van Maalik ibn Anas - de leerling van Rabie'ah ibn Abie 'Abdir-Rahmaan - op verschillende manieren. Eén overlevering is bijvoorbeeld door ash-Shaykh al-Asbahaanie en Aboe Bakr al-Bayhaqie overgeleverd op gezag van Yahya ibn Yahya die zei: wij waren bij Maalik ibn Anas, waarna er een man kwam die zei: 'O Aboe 'Abdillaah, 'de Barmhartige, Hij heeft Zich Verheven boven de Troon', hoe is Hij Verheven?' Hierop boog Maalik zijn hoofd totdat zijn hoofd onder het zweet zat. Daarna zei hij:
‘De Istiwaa- is niet onbekend, de hoedanigheid is niet te bevatten met het verstand, het geloof hierin is verplicht en het vragen hiernaar is een innovatie. Ik zie jou niet anders dan als innovator.'
Vervolgens gaf hij het bevel om hem weg te sturen, waarna deze man werd weggestuurd.
De uitspraak van Rabie'ah en Maalik: 'De Istiwaa- is niet onbekend, de hoedanigheid is niet te bevatten met het verstand en het geloof hierin is verplicht' is gelijk aan de uitspraak van de overigen: 'Laat deze zoals zij zijn gekomen, zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen.' Zij ontkenden de kennis over de hoedanigheid, maar zij ontkenden niet de werkelijkheid van de Eigenschap.
Als het volk alleen in de uitspraak geloofd hadden, zonder begrip van de betekenis hiervan die past bij Allah, dan zouden zij niet hebben gezegd: 'De Istiwaa- is niet onbekend en de hoedanigheid is niet te bevatten met het verstand.' Dan zouden zij ook niet hebben gezegd: 'Laat deze zoals zij zijn gekomen, zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen.' Want de Istiwaa- is in dat geval niet bekend, maar onbekend. Het zijn enkel letters van het alfabet zonder een betekenis. Bovendien zou het dan niet nodig zijn om de kennis over de hoedanigheid te ontkennen, gezien er geen betekenis uit de uitspraak wordt begrepen. Het ontkennen van de kennis over de hoedanigheid is enkel nodig als de Eigenschappen worden bevestigd.
Ook is het zo dat het voor degene die de Khabariyyah Eigenschappen(7) of de Eigenschappen in het algemeen ontkent, niet nodig is om te zeggen 'zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen.' Want degene die zegt: 'Allah is voorzeker niet boven de Troon', hoeft niet te zeggen: 'zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen'. Als de weg van de voorgangers daarom het ontkennen van de Eigenschappen zelf was geweest, dan zouden zij niet hebben gezegd: 'zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen'.
Door de nobele Shaykh
Al-Imaam ‘Abdoel-‘Aziez ibn ‘Abdillaah ibn Baaz
- moge Allah hem genadig zijn -
Alle Lof komt toe aan Allah en moge Zijn salaah en salaam rusten op de Boodschapper van Allah, zijn volgelingen en Metgezellen.
Vervolgens dit:
Ik heb kennis genomen van wat er is verspreid in de krant 'ash-Sharq al-Awsat'(1), geschreven door de heer ... met als titel: 'Zodat wij de sterkste gemeenschap zullen zijn'. Mijn oog viel op hetgeen hij vermeldde over de meningsverschillen onder de voorgangers en Khalaf(2) ten aanzien van de Eigenschappen van Allah. Hij schreef het volgende:
'...Behalve dat er in de Edele Koran verzen voorkomen die Allah omschrijven met eigenschappen van de schepselen. Een voorbeeld hiervan is de Uitspraak van de Meest Verhevene:
'Allah's Hand is boven hun handen.'
(Soerah al-Fat-h: 10)
'Alles zal vergaan behalve Zijn Aangezicht.'
(Soerah al-Qasas: 88)
'De Barmhartige, Hij heeft Zich Verheven boven de Troon.'
(Soerah Ta Ha: 5)
De geleerden hanteren twee manieren als het om het begrip van deze verzen gaat:
De eerste is de weg van de voorgangers en dit houdt in: dat wij voor Allah hetgeen bevestigen wat Hij voor Zichzelf heeft bevestigd, zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen, zonder vergelijking met Zijn Schepping en zonder ontkenning van deze Eigenschappen. Zij beogen hiermee het Wezen van Allah niet te ontdoen van de Eigenschappen. Zij zijn het er echter over eens dat deze verzen niet letterlijk bedoeld zijn en dat de oorsprong is dat Allah, de Meest Verhevene, vrij is van alles wat lijkt op de schepselen, vanwege Zijn Uitspraak:
'Niets is zoals Hij, en Hij is de Alhorende, de Alziende.'
(Soerah ash-Shoera: 11)
De weg van de Khalaf is echter: het interpreteren van deze woorden en van het letterlijke het figuurlijke maken. Op deze manier betekent de Hand: de Kracht, het Gezicht betekent het Wezen en het Zich Verheffen Boven de Troon betekent: het veroveren, het heersen en het uitdragen van het Bevel. Zij interpreteren dit op deze manier, omdat er onbetwistbaar bewijs is dat Allah geen lichaam is en vanwege de Uitspraak van de Meest Verhevene:
'Niets is zoals Hij, en Hij is de Alhorende, de Alziende.'
(Soerah ash-Shoera: 11)
Beide wegen zijn goed en worden genoemd in de betrouwbare boeken van de bekende, grote geleerden.'
De schrijver heeft zich vergist - moge Allah ons en hem vergeven, door te zeggen dat de voorgangers 'het erover eens zijn dat deze Verzen niet letterlijk bedoeld zijn'. Het is namelijk zo dat de voorgangers - moge Allah hen genadig zijn - en degenen die hun weg hebben gevolgd tot aan de dag van vandaag de Perfecte Eigenschappen voor Allah bevestigen die Hij voor Zichzelf heeft Bevestigd, of die Zijn Boodschapper - sallallahoe 'alayhi wa sallam voor Hem heeft bevestigd. Ook geloven zij in de werkelijke betekenis die past bij Zijn Majesteit, zonder verdraaiing, ontkenning, toekenning van een hoedanigheid, vergelijking, overlaten van de betekenis aan Allah en zonder (verkeerde) interpretatie van de letterlijke betekenis. Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah - moge Allah hem genadig zijn - heeft in 'al-Fatwa al-Hamawiyyah' het volgende gezegd:
'Aboe Bakr al-Bayhaqie heeft in 'De Namen en Eigenschappen' met een authentieke isnaad(3) overgeleverd dat al-Awzaa'ie heeft gezegd: 'Wij waren gewoon te zeggen - terwijl de Taabi'oen in overvloed waren:
'Voorwaar, Allah - Verheven is Zijn Naam - is boven Zijn Troon en wij geloven in de Eigenschappen die in de Soennah zijn vermeld.'
Al-Awzaa'ie is één van de vier imaams in de tijd van de Taabi' at-Taabi'ien. Deze zijn: Maalik, de Imaam van de bewoners van al-Hidjaaz(4), al-Awzaa'ie, de Imaam van de bewoners van ash-Shaam(5), al-Layth, de Imaam van de bewoners van Egypte en ath-Thawrie, de Imaam van de bewoners van Irak. Al-Awzaa'ie vertelde over de bekendheid van de uitspraak in de tijd van de Taabi'oen, dat Allah, de Meest Verhevene, Zich boven de Troon bevindt en over het geloof in Zijn Eigenschappen die authentiek van de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - zijn overgeleverd. Al-Awzaa'ie heeft dit enkel gezegd na het openbaar worden van het gedachtegoed van Djahm(6) - degene die ontkende dat Allah Zich Boven de Troon bevindt en ook de rest van Zijn Eigenschappen ontkende - zodat de mensen zouden weten dat de geloofsleer van de voorgangers dit alles tegenspreekt.
Aboe Bakr al-Khallaal heeft tevens in 'Kitaab as-Soennah' overgeleverd dat al-Awzaa'ie heeft gezegd: Mak-hoel en az-Zoehrie werden gevraagd naar de uitleg van de overleveringen (over de Eigenschappen), waarna zij zeiden:
'Laat deze zoals ze zijn gekomen.'
Er is ook overgeleverd dat al-Walied ibn Moeslim heeft gezegd: ik vroeg Maalik ibn Anas, Soefyaan ath-Thawrie, al-Layth Ibn Sa'd en al-Awzaa'ie over hetgeen is overgeleverd betreffende de Eigenschappen en zij zeiden:
'Laat deze zoals ze zijn gekomen.'
In een andere overlevering zeiden zij:
'Laat deze zoals ze zijn gekomen zonder het toekennen van een hoedanigheid.'
Hun uitspraak - moge Allah tevreden met hen zijn: 'Laat deze zoals ze zijn gekomen' is in antwoord op degenen die de Eigenschappen ontkennen en de directe betekenis ervan verdraaien. Hun uitspraak 'zonder het toekennen van een hoedanigheid' is in antwoord op degenen die Allah vergelijken met Zijn schepping.
Az-Zoehrie en Mak-hoel waren de Taabi'oen met de meeste kennis in hun tijd. De vier overige zijn de Imaams van de wereld in de tijd van de Taabi' at-Taabi'ien en tot hun categorie behoren ook Hammaad ibn Zayd, Hammaad ibn Salamah en hun soortgelijken.'
Tot aan zijn woorden - moge Allah hem genadig zijn:
'Al-Khallaal heeft overgeleverd met een overleveringsketen waarvan de mannen allemaal betrouwbare Imaams zijn, op gezag van Soefyaan ibn 'Oeyaynah die zei: Rabie'ah ibn Abie 'Abdir-Rahmaan werd gevraagd over de Uitspraak van de Meest Verhevene: 'De Barmhartige, Hij heeft Zich Verheven boven de Troon': 'Hoe is Hij Verheven (Istiwaa-)?' Hij antwoordde:
'De Istiwaa- is niet onbekend en de hoedanigheid kan niet bevat worden met het verstand. Van Allah komt de Boodschap, van de Boodschapper komt de duidelijke overdracht en aan ons is het om te geloven.'
Deze woorden zijn ook overgeleverd van Maalik ibn Anas - de leerling van Rabie'ah ibn Abie 'Abdir-Rahmaan - op verschillende manieren. Eén overlevering is bijvoorbeeld door ash-Shaykh al-Asbahaanie en Aboe Bakr al-Bayhaqie overgeleverd op gezag van Yahya ibn Yahya die zei: wij waren bij Maalik ibn Anas, waarna er een man kwam die zei: 'O Aboe 'Abdillaah, 'de Barmhartige, Hij heeft Zich Verheven boven de Troon', hoe is Hij Verheven?' Hierop boog Maalik zijn hoofd totdat zijn hoofd onder het zweet zat. Daarna zei hij:
‘De Istiwaa- is niet onbekend, de hoedanigheid is niet te bevatten met het verstand, het geloof hierin is verplicht en het vragen hiernaar is een innovatie. Ik zie jou niet anders dan als innovator.'
Vervolgens gaf hij het bevel om hem weg te sturen, waarna deze man werd weggestuurd.
De uitspraak van Rabie'ah en Maalik: 'De Istiwaa- is niet onbekend, de hoedanigheid is niet te bevatten met het verstand en het geloof hierin is verplicht' is gelijk aan de uitspraak van de overigen: 'Laat deze zoals zij zijn gekomen, zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen.' Zij ontkenden de kennis over de hoedanigheid, maar zij ontkenden niet de werkelijkheid van de Eigenschap.
Als het volk alleen in de uitspraak geloofd hadden, zonder begrip van de betekenis hiervan die past bij Allah, dan zouden zij niet hebben gezegd: 'De Istiwaa- is niet onbekend en de hoedanigheid is niet te bevatten met het verstand.' Dan zouden zij ook niet hebben gezegd: 'Laat deze zoals zij zijn gekomen, zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen.' Want de Istiwaa- is in dat geval niet bekend, maar onbekend. Het zijn enkel letters van het alfabet zonder een betekenis. Bovendien zou het dan niet nodig zijn om de kennis over de hoedanigheid te ontkennen, gezien er geen betekenis uit de uitspraak wordt begrepen. Het ontkennen van de kennis over de hoedanigheid is enkel nodig als de Eigenschappen worden bevestigd.
Ook is het zo dat het voor degene die de Khabariyyah Eigenschappen(7) of de Eigenschappen in het algemeen ontkent, niet nodig is om te zeggen 'zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen.' Want degene die zegt: 'Allah is voorzeker niet boven de Troon', hoeft niet te zeggen: 'zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen'. Als de weg van de voorgangers daarom het ontkennen van de Eigenschappen zelf was geweest, dan zouden zij niet hebben gezegd: 'zonder hier een hoedanigheid aan toe te kennen'.