Bekijk volle/desktop versie : LEER: over rechtvaardigheid van de islaam



21-04-2008, 21:54

[SIZE="4"]

De rechtvaardigheid van de Islaam


Vertaald door Abou Sayfoullah al-Maghriebie

Bron: At-Tawh'ied / nr. 2 jaargang 32 blz 2-4, door drs. Jamal El Mourakibi

[/SIZE]

Rechtvaardigheid is één van de fundamenten waarop het bestaan van het universum rust, en het is een aanleiding voor het goede ten aanzien van de dienaren. Daarom heeft de Islaam dit sterk aanbevolen en het als basis gesteld voor het regeren: “Voorzeker, Wij hebben Onze boodschappers de duidelijke bewijzen gezonden en Wij hebben met hen het Boek en de wetgeving neergezonden, opdat de mens in het midden zou staan (rechtvaardig zou handelen). En wij hebben het ijzer neergezonden, waarin grote macht is en voordelen voor de mensheid.” [Soerat Al-H'adied (57), aayah 25]

Allah (Glorieus en Verhevene is Hij) is de Rechtvaardige. Hij (Glorieus is Hij) regeert alleen met rechtvaardigheid, en spreekt alleen waarheid, en is rechtvaardig in berechting: “En Allah oordeelt volgens de Waarheid.” [Soerat Ghaafier (40), aayah 20]

Allah de Glorieuze heeft onrechtvaardigheid van Zichzelf ontkend, en heeft het verboden gesteld voor Zijn dienaren. De Verhevene zei: “En jouw Heer is niet onrechtvaardig tegenover de dienaren.” [Soerat Foeselat (41), aayah 46]

En Hij zei in een h'adieth Qoedsie: “O, Mijn dienaren, Ik heb onrechtvaardigheid verboden voor Mijzelf, en Ik heb het voor jullie verboden, wees niet onrechtvaardig tegenover elkaar.” (Overgeleverd door Moeslim, hoofdstuk Al-Birr en As-Silah h'adieth 2577)

Allah de Verhevene is de Berechter Die Zijn schepselen door Zijn universele en specifieke wetten regelgeving kan verplichten. Al Zijn wetten (Glorieus is Hij) zijn rechtvaardig, het goede zal nooit bestaan behalve door het volgen van Zijn wetten en er zal geen rechtvaardigheid geschieden behalve daardoor: “Het oordeel is slechts aan Allah. Hij beveelt dat jullie niets aanbidden behalve Hem: dat is de ware godsdienst.” [Soerat Yoesoef (12), aayah 40]

De rechtvaardige heerser is hij die de bevelen van Allah naleeft in zijn regeren, door elke zaak een juiste plek te geven, zonder te overdrijven en zonder verwaarlozing en minachting. Elke afwijking van de wetgeving is een afwijking van rechtvaardigheid en een bevestiging van onrechtvaardigheid, welke op de Dag der Opstanding een duisternis zal zijn.

De wetten die de moslims volgen, dragen op tot rechtvaardigheid en ih'saan, en verafschuwen het verwerpelijke en onrechtvaardigheid: “Allah beveelt rechtvaardigheid en het goede en het geven aan de verwanten, en Hij verbiedt de zedeloosheid en het verwerpelijke en de opstandigheid. Hij onderricht jullie, hopelijk zullen jullie je laten vermanen.” [Soerat An-Nah'l (16), aayah 9]

De wetten bevelen de heersers om hetgeen toevertrouwd is aan haar eigenaren te geven en te regeren onder de mensen met rechtvaardigheid. En de wetten sporen het volk aan tot gehoorzaamheid aan de leiders van de moslims: “Voorwaar, Allah gebiedt jullie de toevertrouwde (zaken) aan haar eigenaren te geven, en wanneer jullie tussen de mensen oordelen, oordeel dan met rechtvaardigheid. Voorwaar, Allah onderwijst jullie hiermee op de beste wijze. Voorwaar, Allah is Alhorend, Alziend. (58) O jullie gelovigen, gehoorzaam Allah en gehoorzaam de boodschapper en degenen onder jullie die met gezag bekleed zijn. Als jullie over iets van mening verschillen, leg het dan voor aan Allah en de boodschapper, indien jullie in Allah en de laatste Dag geloven. Dat is beter en een betere afsluiting.” [Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 58-59]

De wetten sporen aan tot rechtvaardigheid in uitspraak, door rechtvaardig te spreken, en tot rechtvaardigheid in daden, door alleen goede daden te verrichten: “O jullie die geloven! Wees standvastigen ten aanzien van de gerechtigheid, als getuigen omwille van Allah. Zelfs tegenover jullie zelf of de ouders en de verwanten, of het nu een rijke of een arme is (waartegen getuigd moet worden), want Allah kent hun belangen beter. Volg niet de begeerte om niet rechtvaardig te zijn.” [Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 135]

En de Verhevene zei: “En wanneer jullie rechtspreken, wees dan rechtvaardig, ook al betreft het een verwant. En vervul het verbond met Allah.” [Soerat Al-An'aam (6), aayah 152]

Het handelen naar rechtvaardigheid is verplicht, ook in tijden van beproeving en tijdens strijd tussen de moslims: “En als twee partijen van gelovigen met elkaar slaags raken, sticht dan vrede tussen hen. Als dan de ene partij de andere onrecht aandoet, bevecht dan degenen die onrecht plegen, tot zij terugkeren naar het bevel van Allah. Als zij dan terugkeren, sticht dan vrede tussen hen met rechtvaardigheid en weest onpartijdig. Voorwaar, Allah houdt van de onpartijdigen.” [Soerat Al-H'oedjoeraat (49), aayah 9]

De moslims dienen rechtvaardig te zijn, ook tegenover hun vijanden. Hun vijandschap en haat mag hen niet naar onrechtvaardigheid leiden, omdat de moslims de dragers zijn van de goddelijke methodologie die aan Mohammed (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) geopenbaard is om rechtvaardigheid te vestigen: “O jullie die geloven! Wees standvastigen voor Allah als rechtvaardige getuigen. En laat de haat van een volk jullie er niet toe brengen onrechtvaardig te wezen. Wees rechtvaardig, dat is het dichtst bij Taqwa. En vrees Allah. Voorwaar, Allah weet wat jullie doen.” [Soerat Al-Maa-iedah (5), aayah 8]

Toen de moslims zagen wat hen aangedaan werd op de dag van Oeh'oed, toen de vijanden hun doden verminkten, zeiden zei: “Indien wij hen (de vijanden) op een dag te pakken krijgen, dan zullen wij hen erger aandoen.” Toen openbaarde Allah: “En wanneer jullie bestraffen, bestraf dan in overeenstemming met wat jullie aangedaan is. Maar als jullie geduldig zijn is dat zeker beter voor de geduldigen.” [Soerat An-Nah'l (16), aayah 162] [Overgeleverd door ‘Abdoellaah ibn Ahmad, At-Tabarie en Ibn H'adjar in Al-Fat-h' en er zijn een aantal zwakke overleveringen over dit hoofdstuk overgeleverd en dit zijn allemaal overleveringen die elkaar aanvullen (boek 7/ blz 430)]

De profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) heeft de voortreffelijkheid van rechtvaardigheid en de rechtvaardige heerser in vele ah'adieth verduidelijkt, waarbij hij (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) zei: “Zeven (mensen) zullen in de schaduw van Allah zijn, op een Dag dat er geen schaduw zal zijn: …een rechtvaardige heerser (imaam, leider).” (Moettafaqoen ‘alayh)

En hij (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) heeft gezegd: “De rechtvaardigen bij Allah zijn op preekstoelen van licht rechts van de Barmhartige, en Zijn beide handen zijn rechts, zij die rechtvaardig zijn in hun oordelen en tegenover hun familieleden en waarvoor zij verantwoordelijk zijn.” (Moesliem 1827)

En hij (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) heeft gezegd: “De meest geliefde bij Allah op de Dag der Opstanding en degene die het dichtst naast Hem zit, is een rechtvaardige imaam (leider) en de meest verafschuwde persoon bij Allah op de Dag der Opstanding en degene die het meest bestraft zal worden, is een onrechtvaardige heerser.” (At-Tiermiedhzie 1329, Al-Baghawie Sharh' As-Soennah (boek 10, blz 65) en hij zei dat het een h'adieth die h'asan gharieb is.)

De profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) heeft ‘Abdoellaah ibn Rawaah'ah (moge Allah tevreden zijn met hem) naar de mensen van Khaybar gestuurd om de waarde die voor zakaat uitgegeven moest worden te bepalen voor hun vruchten en plantsoen. Zij wilden hem smartgeld geven, zodat hij mild met hen zou omgaan en hij zei tegen hen: “Bij Allah, ik ben naar jullie gekomen vanuit de meest geliefde van de schepselen, en jullie zijn voor mij meer gehaat dan apen en zwijnen, en hetgeen mij leidt naar zijn (d.w.z. van de profeet) liefde en de haat voor jullie, is dat hij rechtvaardiger is dan jullie.” Zij zeiden: “Hierop zijn de hemelen en de aarde gebaseerd.” (Aboe Daawoed, Ibn Maadjah, met een goede keten, en overgeleverd door Maaliek in Al-Moewata-e als moersal.)






21-04-2008, 21:55


Dja'dah ibn Habierah was naar ‘Aliy ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden zijn met hem) gekomen en zei: “O leider van de gelovigen, als twee mannen naar jou komen en één van hen houdt meer van jou dan dat hij van zijn familieleden en eigendommen houdt, en de andere zou jou slachten als hij daartoe in staat zou zijn, aan wie zul je dan het recht geven, aan de (ene waarvan je houdt) of aan de andere? ‘Aliy (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “Als het aan mij lag dan had ik dat wel gedaan, maar dit is een zaak die aan Allah behoort.” (Genoemd door Ibn Kathier in Al-Biedaayah en An-Nihaayah in de biografie van ‘Aliy, “Boek 8, blz. 6”.)

In de eerste preek van ‘Oemar ibn ‘Abdel-'Aziz, nadat hij het leiderschap had genomen, prees hij Allah en bedankte Hem en vervolgens zei hij: “Voorts, er is voorwaar geen profeet na jullie profeet, en geen ander boek dan het boek dat aan hem neergezonden is. Weet dat alles wat Allah toegestaan heeft verklaard, toegestaan zal zijn tot de Dag der Opstanding. Ik ben geen innovator, maar ik ben een opvolger, en er is niemand die in ongehoorzaamheid aan Allah gehoorzaamd mag worden. Ik ben voorwaar niet de besten van jullie, maar ik ben één van jullie. Het is alleen dat Allah mij een zwaardere taak heeft gegeven," en vervolgens noemde hij de zaken die hij bekend wilde maken. (Ibn Sa'd in At-Tabaqaat, boek 5, blz. 250.)

In deze preek, die als voorbeeld dient voor rechtvaardigheid en als wet tot regeren, zijn fundamenten tot regeren aangegeven, te weten:

- Het volgen van de wetgeving van Allah en deze volledig toe te passen.

- Het opvolgen van de weg van de leiding en afstand nemen van innovaties.

- Er is geen gehoorzaamheid aan een schepsel, als dit leidt naar ongehoorzaamheid aan Allah; gehoorzaamheid geschiedt in het goede.

- De leider is niet beter dan degenen waarvoor hij verantwoordelijk is, hij is één van hen en is niet de beste, en het kan zijn dat er onder de burgers zijn, die beter zijn dan hij.

- Het geloof van de imaam dat er een grote verantwoordelijkheid op hem rust en hij is als eerste verantwoordelijk daarover tegenover zijn Rabb (Heer) en tegenover de burgers, en dit is allemaal een aanleiding tot bevestiging van rechtvaardigheid en tederheid tegenover de burgers. Handelend naar deze methodologie zei ‘Oemar tegen de mensen: "Ga terug naar de landen waarvan jullie zijn gekomen, want ik gedenk jullie als jullie in jullie verblijfplaatsen zijn en vergeet jullie als jullie bij mij zijn. Voorwaar, ik heb een aantal mannen verantwoordelijk over jullie gesteld en ik kan niet zeggen dat zij de besten onder jullie zijn, maar zij zijn beter dan degenen die slechter zijn dan hen. Als één van deze mensen een ander onrecht aandoet, dan moet men weten dat hij mijn toestemming hiervoor niet gekregen heeft. Bij Allah, als ik dit geld voor mijzelf en mijn familieleden verboden stel en daarmee gierig tegenover jullie zal zijn, dan zal ik iemand zijn waar mensen twijfels over hebben. Bij Allah, als ik een jaarlang een Soennah zou doen herleven of dat ik met rechtvaardigheid zou handelen, dan zal ik geen fawaq (de tijd die nodig is om een vrouwelijke kameel te melken, en er is gezegd dat dit de tijd is tussen twee keer melken) willen leven. (Ibn Sa'd, boek 5 / blz. 253)

De rechtvaardigheid van de leider der gelovigen ‘Oemar ibn ‘Abdel‘Aziz

‘Oemar ibn ‘Abdel'Aziz (moge Allah hem genadig zijn) vond het altijd van essentieel belang om de bedorven zaken onder de burgers recht te zetten met rechtvaardigheid en met hetgeen de shari'ah daarvoor aangewezen heeft, en niet door manieren van onderdrukking te gebruiken en anderen onderdanig te laten zijn en het gebruiken van andere wetten dan die van Allah de Verhevene.

As-Soyooti heeft geschreven, betreffende de geschiedenis van Al-Kholafaa-e van Yah'ia Al-Ghassaanie, dat hij zei: “Toen ‘Oemar mij verantwoordelijk stelde over Al-Moosel (Moesoel: stad in het huidige Irak), kwam ik daar en vond dat het een gebied was waar het meest gestolen werd. Ik schreef hem om de toestand van dit land te verduidelijken aan hem en om hem te vragen wat ik moest doen. Zal ik de mensen met vermoeden aansprakelijk nemen en zal ik hen slaan door de strafrechtelijke daden die zij treffen, of zal ik hen aanspreken met wat bevestigd is en waarover getuigd wordt volgens de Soennah? Als de waarheid hen niet zal rechtzetten, moge zij dan niet rechtgezet worden?"

Yah'ia zei: "Ik voerde uit wat hij mij zei. Toen ik van Al-Moosel wegging was het één van de oprechtste steden geworden en het stelen was zeer afgenomen.

Al-Djarraah' ibn ‘Abdielleeh schreef naar ‘Oemar ibn ‘Abdel'Aziez: “De bewoners van Khoerasaan zijn bedorven geworden en er is niets dat hen zal rechtzetten behalve het zwaard en de zweep, als de leider der gelovigen hiervoor toestemming geeft om dit toe te passen.”

‘Oemar schreef hem terug en zei: “Voorts, jouw schrift is mij bereikt, waarin je vermeldt dat de bewoners van Khoerasaan bedorven zijn geraakt en dat alleen het zwaard en de zweep dat zal rechtzetten. Je liegt! Rechtvaardigheid en de waarheid zal hen rechtzetten, verspreid dit onder hen, wassalam.” (Taarikh Al-Kholafaa-e door Ibn ‘Asaakier.)

De rechtvaardigheid die wij bedoelen is niet alleen de wettelijke rechtvaardigheid die uitgedrukt wordt in gelijkheid, maar het is de algemene, allesomvattende rechtvaardigheid, die zowel betrekking heeft op de heerser als de geregeerde, volgens dezelfde principes. Het beveelt maatschappelijke en economische rechtvaardigheid en het waarborgen van de rechten van de individuen en hun vrijheden.

Dit is de rechtvaardigheid van de Islaam, die de Islamitische wetgeving bevat. Zijn er mensen die zich hierna willen afkeren? “(Zij zijn) degenen die, als Wij hen macht geven op aarde, de salaat (het gebed) onderhouden en de zakaat betalen en het goede bevelen en het verwerpelijke verbieden. En het einde van alle zaken rust bij Allah.” [Soerat Al-H'addj (22), aayah 41]

“En Allah heeft degenen onder jullie, die geloven en goede werken verrichten, beloofd, dat Hij hen zeker op aarde als gevolmachtigden aanstelt, zoals Hij degenen voor hen als gevolmachtigden aanstelde, en dat Hij hun godsdienst die Hem voor hen behaagde zeker bevestigt, en dat Hij voor hen na hun vrees (door) veiligheid vervangt. Zij aanbidden Mij en zij kennen Mij in niets deelgenoten toe. Maar wie daarna ongelovig zijn: zij zijn degenen die zwaar zondig zijn.” [Soerat An-Noer (24), aayah 35]

En ons laatste smeekbede is: lof zij Allah de Rabb van de werelden.