goldenboy1984
31-03-2008, 22:58
Profeet Daawoed (David):
Er is gezegd dat de Engel des Doods tot de Profeet Daawoed - vrede en gebeden over hem - kwam, waarop Daawoed hem vroeg:
"Wie ben jij?"
De Engel des Doods antwoordde:
"Degene die geen koningen vreest, die niet weerhouden wordt door paleizen en die niet omgekocht kan worden."
Daawoed zei:
"In dat geval ben jij de Engel des Doods."
De Engel des Doods zei:
"Ja."
Daawoed zei:
"Je bent tot mij gekomen, maar ik heb mij nog niet voorbereid."
Daarop vroeg de Engel des Doods:
"O Daawoed, waar is die en die verwante van jou? Waar is die en die buur van jou?"
Daawoed antwoordde:
"Zij zijn gestorven."
Daarop zei de Engel des Doods:
"Heb je daar geen lering uit getrokken, zodat je je kon voorbereiden?"
‘Alie ibn Abie Taalib:
‘Alie ibn Abie Taalib - moge Allah tevreden zijn met hem - liep voorbij de graven en zei:
"Vrede zij met jullie, bewoners van de eenzame huizen en de povere verblijven. Jullie zijn onze voorgangers en wij zijn jullie opvolgers. Voorwaar, wij zullen ons - met de Wil van Allah - spoedig bij jullie voegen.
O bewoners van de graven! Wat jullie bezittingen betreft: deze zijn verdeeld. Wat jullie vrouwen betreft: deze zijn gehuwd. Wat jullie huizen betreft: deze zijn bewoond. Dit is ons nieuws, wat is dan jullie nieuws?"
Toen wendde hij zich tot zijn metgezellen en zei:
"Voorzeker, als zij zouden spreken, dan hadden zij gezegd: Wij hebben gezien dat het beste proviand de godvrezendheid is."
‘Abdoellah ibn ‘Oemar:
‘Abdoellah ibn ‘Oemar - moge Allah tevreden zijn met hem en zijn vader - was gewoon te zeggen:
"Wanneer de avond valt, verwacht dan niet dat je de ochtend haalt en wanneer de ochtend aanbreekt, verwacht dan niet dat je de avond haalt. Neem van jouw gezondheid voordat je ziek wordt en van jouw leven voordat je sterft."
Moe'aawiyah ibn Abie Soefyaan:
Toen Moe'aawiyah ibn Abie Soefyaan - moge Allah tevreden zijn met hem en zijn vader - op sterven lag, zei hij:
"Laat mij zitten."
Daarop lieten zij hem zitten en hij begon Allah te gedenken en te verheerlijken. Vervolgens begon hij - moge Allah tevreden zijn met hem - te huilen en zei:
"Gedenk jij jouw Heer, o Moe'aawiyah, na de bejaardheid en aftakeling? Waarom niet tijdens de frisheid en bloei van de jeugd?"
Toen huilde hij totdat zijn gehuil luidruchtig werd. Daarna zei hij:
"O mijn Heer! Wees barmhartig voor de ongehoorzame oude man met het harde hart. O Allah, vergeef de misstap en verminder de struikeling. Wees zachtmoedig voor degene die op niemand dan U hoopt en op niemand buiten U vertrouwt."
Aboe Oemaamah al-Baahilie:
Aboe Oemaamah al-Baahilie - moge Allah tevreden zijn met hem - zei, toen een begrafenisstoet voorbij kwam:
"Voorwaar, jullie gaan de ochtend en de avond in, terwijl jullie je bevinden in een verblijfplaats waarin jullie goede daden en slechte daden verwerven. Weldra zullen jullie verhuizen naar een andere verblijfplaats: en wel het graf. Het huis van de eenzaamheid, het huis van de duisternis, het huis van de benauwdheid; behalve datgene wat Allah verruimd heeft. Vervolgens zullen jullie deze verlaten voor de Dag der Opstanding."
Al-Hasan al-Basrie:
Al-Hasan al-Basrie - moge Allah hem genadig zijn - heeft gezegd:
"De dood heeft deze wereld ontmaskerd en hij heeft voor de bezitter van verstand geen enkele vreugde overgelaten!"
Ook zei hij:
"Kind van Adam! Voorwaar, jij zult alleen sterven, alleen worden opgewekt en alleen worden afgerekend. Kind van Adam! Als alle mensen Allah zouden gehoorzamen en jij Hem ongehoorzaam zou zijn, dan zou hun gehoorzaamheid jou niet van nut zijn. Als zij Allah ongehoorzaam zouden zijn en jij Hem zou gehoorzamen, dan zou hun ongehoorzaamheid jou niet schaden.
Kind van Adam! Jouw zonde... jouw zonde. Jouw zonde is slechts jouw vlees en bloed. Als jij dan veilig bent voor jouw zonde, zijn jouw vlees en bloed veilig. Maar als het andere het geval is, dan is er niets dan een Vuur dat niet dooft, een lichaam dat niet verteert en een ziel die niet sterft!"
‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez:
Maymoen ibn Mihraan heeft gezegd:
"Ik vertrok samen met ‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez naar de begraafplaats. Toen hij naar de graven keek, begon hij te huilen. Vervolgens wendde hij zich tot mij en zei:
"O Aboe Ayyoeb, dit zijn de graven van mijn voorvaders, Banoe Oemayyah. Het is alsof zij niet met de mensen van deze wereld hebben deelgenomen aan hun genietingen en vermakingen. Zie jij hen niet liggen, terwijl de bestraffingen hen genomen hebben, het onheil zich in hen heeft gegrondvest en de insecten hun lichamen als schuilplaats hebben genomen?!"
Daarna begon hij te huilen, totdat hij bezwijmde."
‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez - moge Allah hem genadig zijn - volgde een begrafenisstoet, waarna hij zijn metgezellen vermaande:
"Als je langs de bewoners van de graven komt, roep hen dan als je wil roepen. Kijk naar de krapheid van hun huizen. Vraag de rijke onder hen wat er is overgebleven van zijn rijkdom en vraag de arme onder hen wat er is overgebleven van zijn armoede.
Vraag hen over de tongen waarmee zij gewoon waren te spreken en over de ogen waarmee zij gewoon waren te kijken naar de genietingen. Vraag hen over de tedere huiden, de mooie gezichten en de zachte lichamen. Wat hebben de wormen daarmee gedaan onder het doodskleed?!
De gezichten zijn bedekt met zand, de schoonheden zijn weggeveegd en de ledematen zijn uiteengereten.
Waar zijn hun gewaden en hun paleizen? Waar zijn hun bedienden en hun schatten? Het is alsof zij nooit op een bed hebben gelegen of een boom hebben geplant.
Zijn zij niet in de huizen van de eenzaamheid? Zijn de nacht en de dag niet gelijk voor hen? Bevinden zij zich niet in een volslagen duisternis? Zij zijn weggehouden van het verrichten van daden en hebben afscheid genomen van de geliefden.
Hoeveel schone mannen en vrouwen wiens gezichten niet zijn afgetakeld, de hoofden van de rompen zijn gescheiden en de gewrichten uiteen zijn gerukt. De beesten van de aarde hebben hun lichamen als woning genomen en hun ledematen van elkaar gescheiden. Daarna duurde het niet lang voordat hun botten gruis werden en zij van de uitgestrektheid in de benauwdheid terechtkwamen.
O jij die morgen het graf zal bewonen! Wat heeft jou in deze wereld misleid? Waar is jouw grote huis, jouw zachte kleding en jouw lekkere parfum?
O jij die de ogen van jouw vader, broer en zoon sluit en hun lichamen wast! O jij die de dode in het doodskleed wikkelt! O jij die hem in het graf legt en vervolgens terugkeert! Welke van jouw wangen zal als eerste wegrotten? O jij die omgeven wordt door de vernietiging! Je bevindt je in de nabijheid van de dood."
‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez - moge Allah hem genadig zijn - huilde eens en zei:
"Waarlijk, wat van deze wereld overblijft, is weinig. De machtigen van deze wereld zijn zwak. De rijken van deze wereld zijn arm. De jongeren van deze wereld worden oud. De levenden van deze wereld sterven. Laat jullie dus niet misleiden door het opdoemen van deze wereld, terwijl jullie weten dat zij snel weer zal verdwijnen!"
‘
Er is gezegd dat de Engel des Doods tot de Profeet Daawoed - vrede en gebeden over hem - kwam, waarop Daawoed hem vroeg:
"Wie ben jij?"
De Engel des Doods antwoordde:
"Degene die geen koningen vreest, die niet weerhouden wordt door paleizen en die niet omgekocht kan worden."
Daawoed zei:
"In dat geval ben jij de Engel des Doods."
De Engel des Doods zei:
"Ja."
Daawoed zei:
"Je bent tot mij gekomen, maar ik heb mij nog niet voorbereid."
Daarop vroeg de Engel des Doods:
"O Daawoed, waar is die en die verwante van jou? Waar is die en die buur van jou?"
Daawoed antwoordde:
"Zij zijn gestorven."
Daarop zei de Engel des Doods:
"Heb je daar geen lering uit getrokken, zodat je je kon voorbereiden?"
‘Alie ibn Abie Taalib:
‘Alie ibn Abie Taalib - moge Allah tevreden zijn met hem - liep voorbij de graven en zei:
"Vrede zij met jullie, bewoners van de eenzame huizen en de povere verblijven. Jullie zijn onze voorgangers en wij zijn jullie opvolgers. Voorwaar, wij zullen ons - met de Wil van Allah - spoedig bij jullie voegen.
O bewoners van de graven! Wat jullie bezittingen betreft: deze zijn verdeeld. Wat jullie vrouwen betreft: deze zijn gehuwd. Wat jullie huizen betreft: deze zijn bewoond. Dit is ons nieuws, wat is dan jullie nieuws?"
Toen wendde hij zich tot zijn metgezellen en zei:
"Voorzeker, als zij zouden spreken, dan hadden zij gezegd: Wij hebben gezien dat het beste proviand de godvrezendheid is."
‘Abdoellah ibn ‘Oemar:
‘Abdoellah ibn ‘Oemar - moge Allah tevreden zijn met hem en zijn vader - was gewoon te zeggen:
"Wanneer de avond valt, verwacht dan niet dat je de ochtend haalt en wanneer de ochtend aanbreekt, verwacht dan niet dat je de avond haalt. Neem van jouw gezondheid voordat je ziek wordt en van jouw leven voordat je sterft."
Moe'aawiyah ibn Abie Soefyaan:
Toen Moe'aawiyah ibn Abie Soefyaan - moge Allah tevreden zijn met hem en zijn vader - op sterven lag, zei hij:
"Laat mij zitten."
Daarop lieten zij hem zitten en hij begon Allah te gedenken en te verheerlijken. Vervolgens begon hij - moge Allah tevreden zijn met hem - te huilen en zei:
"Gedenk jij jouw Heer, o Moe'aawiyah, na de bejaardheid en aftakeling? Waarom niet tijdens de frisheid en bloei van de jeugd?"
Toen huilde hij totdat zijn gehuil luidruchtig werd. Daarna zei hij:
"O mijn Heer! Wees barmhartig voor de ongehoorzame oude man met het harde hart. O Allah, vergeef de misstap en verminder de struikeling. Wees zachtmoedig voor degene die op niemand dan U hoopt en op niemand buiten U vertrouwt."
Aboe Oemaamah al-Baahilie:
Aboe Oemaamah al-Baahilie - moge Allah tevreden zijn met hem - zei, toen een begrafenisstoet voorbij kwam:
"Voorwaar, jullie gaan de ochtend en de avond in, terwijl jullie je bevinden in een verblijfplaats waarin jullie goede daden en slechte daden verwerven. Weldra zullen jullie verhuizen naar een andere verblijfplaats: en wel het graf. Het huis van de eenzaamheid, het huis van de duisternis, het huis van de benauwdheid; behalve datgene wat Allah verruimd heeft. Vervolgens zullen jullie deze verlaten voor de Dag der Opstanding."
Al-Hasan al-Basrie:
Al-Hasan al-Basrie - moge Allah hem genadig zijn - heeft gezegd:
"De dood heeft deze wereld ontmaskerd en hij heeft voor de bezitter van verstand geen enkele vreugde overgelaten!"
Ook zei hij:
"Kind van Adam! Voorwaar, jij zult alleen sterven, alleen worden opgewekt en alleen worden afgerekend. Kind van Adam! Als alle mensen Allah zouden gehoorzamen en jij Hem ongehoorzaam zou zijn, dan zou hun gehoorzaamheid jou niet van nut zijn. Als zij Allah ongehoorzaam zouden zijn en jij Hem zou gehoorzamen, dan zou hun ongehoorzaamheid jou niet schaden.
Kind van Adam! Jouw zonde... jouw zonde. Jouw zonde is slechts jouw vlees en bloed. Als jij dan veilig bent voor jouw zonde, zijn jouw vlees en bloed veilig. Maar als het andere het geval is, dan is er niets dan een Vuur dat niet dooft, een lichaam dat niet verteert en een ziel die niet sterft!"
‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez:
Maymoen ibn Mihraan heeft gezegd:
"Ik vertrok samen met ‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez naar de begraafplaats. Toen hij naar de graven keek, begon hij te huilen. Vervolgens wendde hij zich tot mij en zei:
"O Aboe Ayyoeb, dit zijn de graven van mijn voorvaders, Banoe Oemayyah. Het is alsof zij niet met de mensen van deze wereld hebben deelgenomen aan hun genietingen en vermakingen. Zie jij hen niet liggen, terwijl de bestraffingen hen genomen hebben, het onheil zich in hen heeft gegrondvest en de insecten hun lichamen als schuilplaats hebben genomen?!"
Daarna begon hij te huilen, totdat hij bezwijmde."
‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez - moge Allah hem genadig zijn - volgde een begrafenisstoet, waarna hij zijn metgezellen vermaande:
"Als je langs de bewoners van de graven komt, roep hen dan als je wil roepen. Kijk naar de krapheid van hun huizen. Vraag de rijke onder hen wat er is overgebleven van zijn rijkdom en vraag de arme onder hen wat er is overgebleven van zijn armoede.
Vraag hen over de tongen waarmee zij gewoon waren te spreken en over de ogen waarmee zij gewoon waren te kijken naar de genietingen. Vraag hen over de tedere huiden, de mooie gezichten en de zachte lichamen. Wat hebben de wormen daarmee gedaan onder het doodskleed?!
De gezichten zijn bedekt met zand, de schoonheden zijn weggeveegd en de ledematen zijn uiteengereten.
Waar zijn hun gewaden en hun paleizen? Waar zijn hun bedienden en hun schatten? Het is alsof zij nooit op een bed hebben gelegen of een boom hebben geplant.
Zijn zij niet in de huizen van de eenzaamheid? Zijn de nacht en de dag niet gelijk voor hen? Bevinden zij zich niet in een volslagen duisternis? Zij zijn weggehouden van het verrichten van daden en hebben afscheid genomen van de geliefden.
Hoeveel schone mannen en vrouwen wiens gezichten niet zijn afgetakeld, de hoofden van de rompen zijn gescheiden en de gewrichten uiteen zijn gerukt. De beesten van de aarde hebben hun lichamen als woning genomen en hun ledematen van elkaar gescheiden. Daarna duurde het niet lang voordat hun botten gruis werden en zij van de uitgestrektheid in de benauwdheid terechtkwamen.
O jij die morgen het graf zal bewonen! Wat heeft jou in deze wereld misleid? Waar is jouw grote huis, jouw zachte kleding en jouw lekkere parfum?
O jij die de ogen van jouw vader, broer en zoon sluit en hun lichamen wast! O jij die de dode in het doodskleed wikkelt! O jij die hem in het graf legt en vervolgens terugkeert! Welke van jouw wangen zal als eerste wegrotten? O jij die omgeven wordt door de vernietiging! Je bevindt je in de nabijheid van de dood."
‘Oemar ibn ‘Abdil-‘Aziez - moge Allah hem genadig zijn - huilde eens en zei:
"Waarlijk, wat van deze wereld overblijft, is weinig. De machtigen van deze wereld zijn zwak. De rijken van deze wereld zijn arm. De jongeren van deze wereld worden oud. De levenden van deze wereld sterven. Laat jullie dus niet misleiden door het opdoemen van deze wereld, terwijl jullie weten dat zij snel weer zal verdwijnen!"
‘