Bekijk volle/desktop versie : Hamzah bin Abdoel-Moettaalib



23-03-2008, 16:40
بسم الله الرجمن الرحيم

الحمدلل& #1607; الذي هدى قلوب أهل الإسلا&#160 5; إلى الهدى و نكت في قلوب أهل الظغيا&#160 6; فلا تعي الحكمة أبداً، و أشهد ألا إله إلا الله إلها أحداً فرداً صمداً، و أشهد أن محمدا عبده و رسوله... و بعد





Hamzah bin Abdoel-Moettaalib was de oom van de profeet Mohammed , hij was de zoon van zijn tante van moeders kant en was ook zijn zoogbroeder. In de islaam is geen enkele persoon superieur aan een andere door ras, familie, volk of land. Het criterium voor superioriteit is angst voor Allah , vroomheid, onderwerping en toewijding terwille van de islaam. En doordat hij deze eigenschappen bezat verkreeg hij een hoge positie. Allah heeft Hamzah begunstigd met uitmuntendheid in worstelen en zwaardvechten. Hamzah gebruikte deze talenten en zijn ervaring zo goed hij kon voor al-islaam. Hij kreeg van de profeet de naam ‘leider van de al-shoehada’ (martelaren, degenen die sterven in djihaad).

De Oproep van Tawhied (geloof in de eenheid van Allah) kwam als een voortstuwende kracht als eerste in zijn familie. Allah keerde Hamzah op een bijzondere manier tot de islaam.
In een duistere atmosfeer geteisterd door donkere wolken van ongerechtigheid en tirannie, scheen aan de horizon een veel belovend licht voor de onderdrukten; namelijk de bekering van Hamzah bin Abdoel-Moettaalib . Hij werd moeslim in de maand dhoel-hidjah in het zesde jaar van profeetschap. Er is overgeleverd dat de profeet Mohammed op een dag tegen een heuvelzijde van de heuvel Safa aanzat, toen Aboe Djahl voorbij kwam en kwaad sprak over de religie (al-islaam), die de profeet verkondigde. De profeet Mohammed bleef kalm en zei geen woord. Aboe Djahl ging ongecontroleerd voort, pakte een steen en sloeg de profeet daarmee op het hoofd. Vervolgens ging de agressor naar de plaats waar de mannen van Qoeraish altijd samen kwamen. Kort daarop kwam Hamzah, die terugkeerde van de jacht, langs dezelfde weg met zijn boog over de schouder.

Een slavenmeisje van Abdoellah bin Djada’an, die de onbeschaamdheid van Aboe Djahl had gezien, vertelde hem wat er gebeurd was met de boodschapper van Allah . Toen Hamzah dit hoorde was hij diep gekwetst en haastte zich naar de Ka’bah. Daar, op de binnenplaats van de Ka’bah vond hij Aboe Djahl in gezelschap van de Qoeraish. Hamzah stormde op Aboe Djahl af, sloeg hem met zijn boog op het hoofd en zei:”Ah! Jij beledigde Mohammed ; ik volg ook zijn religie en betuig hetgeen hij verkondigt.” De mannen van Bani (stam) Machzoem schoten Aboe Djahl te hulp, en mannen van Bani Hashim wilden hem ook te hulp komen. Aboe Djahl stuurde hen weg en zei:”Laat Aboe Oemmarah alleen, bij Allah ik heb zijn neef schaamteloos beschimpt.”
(uit: Ibn Hisham 1/291; Muchtasar Sierat Ar-Rasoel blz. 66).

Feitelijk kwam de toetreding tot de islaam van Hamzah aanvankelijk door de trots van een man die niet accepteerde dat anderen zijn familie vernederden. Allah reinigde zijn karakter en hij hield het betrouwbaarste handvat (Geloof in Allah) stevig vast. Hij bewees een grote bron van kracht voor de islaam en zijn volgelingen te zijn.

Dit vond plaats in de periode dat de profeet zijn toevlucht nam tot het huis van Arqam bin Abi Arqam om de arme en zwakke moeslims tegen de kwellingen en martelingen van de niet-gelovigen van Mekka te beschermen. De mensen durfden niet over de islaam te praten. Maar onbevreesd als hij was verklaarde Hamzah openlijk de waarheden van de islaam. Hieruit blijkt dat niemand de moed had Hamzah uit te dagen. Doordat Hamzah de islaam had geaccepteerd veranderde de hele situatie plotseling. De niet-moeslims dachten wel twee keer na voordat zij enig kwaad aan de moeslims toebrachten. De aanvaarding van de islaam door Hamzah maakten de vijanden van de islaam van streek.

De arabieren waren zeer trots op hun superieure ras en bloed. Deze ijdelheid bleek een grote hindernis voor vele gevoelige personen om de islaam te accepteren. Op het slagveld van Badr bijvoorbeeld wees Aboel Bachtari naar de profeet en zei tegen Aboe Djahl:”Zeg me de waarheid en zeg me wat je van hem vindt?” Aboe Djahl zei:”Zonder twijfel is hij een betrouwbaar persoon. Maar we kunnen het ons niet permitteren samen te zitten met personen als Bilal.”

Bilal was een slaaf en hij was moeslim geworden. In die tijd werden slaven als zeer minderwaardig beschouwd en er werd op hen neer gekeken. Zij kregen geen enkel respect. Maar de leringen van de islaam hadden de rechtschapen metgezellen veranderd en zij maakten geen enkele discriminatie tussen mensen op grond van ras, kleur, rijkdom of afkomst. Hamzah was hier ook een goed voorbeeld van. De profeet verklaarde zijn bekende slaaf, Zaid bin Harith, als de broeder in islaam van zijn oom Hamzah en zij werden elkaar zo dierbaar dat als een van de twee naar buiten ging hij de ander als zijn erfgenaam aanwees en hem opdroeg te bemiddelen, door middel van zijn wassiya (testament), in iedere aangelegenheid.

Hamzah gaf boven alles de voorkeur aan de islaam. Hij gaf het jagen op en wijdde al zijn tijd en energie aan de islaam. In het dertiende jaar van profeetschap migreerde hij samen met de andere metgezellen van de profeet naar Medina. Hier kreeg hij ruim de gelegenheid zijn kracht en moed te gebruiken in dienst van de islaam. Ten eerste gaf de profeet aan dertig personen, onder leiding van Hamzah, de opdracht de karavaan van de ongelovigen van Mekka tot staan te brengen. Voor de eerste keer in de geschiedenis van de islaam werd het vaandel van de islaam aan iemand toevertrouwd. Toen dit kleine detachement voortging kwam het een karavaan van de Qoeraish tegen onder leiderschap van Aboe Djahl. De karavaan bestond uit 300 mannen te paard. Hamzah besloot deze 300 mannen te confronteren met zijn handjevol metgezellen. Madjdi bin Amr, iemand uit Mekka, kwam tussen beiden en voorkwam een treffen en beide partijen trokken zich terug.
Maar dit voorbeeld laat duidelijk de moed van Hamzah zien. De profeet stuurde hem op verscheidene militaire expedities met zeer weinig mensen onder zijn bevel. Maar hij was altijd succesvol in zijn opdrachten.

Wat later vond de slag bij Badr plaats. Ook in deze slag bewees Hamzah zijn kracht en moed. Oetbah, de meest ervaren en dapperste man van de Qoeraish uit Mekka, kwam aan het begin van de strijd naar voren samen met zijn broer en zoon. Van de kant van de moeslims kwamen enkele jonge mannen van de Ansaar (Helpers uit Medina) naar voren om hen te treffen. De drie tweegevechten eindigden snel. Hamzah doodde Shaibah en Ali doodde al-Walied. Oebaidah werd ernstig verwond, maar voordat hij neerviel kwam Hamzah naar Oetbah, de tegenstander van Oebaidah en met een krachtige slag van zijn zwaard onthoofdde hij hem. Oebaidahs been was afgehakt en Ali en Hamzah droegen hem terug. (Oebaidah stierf zo’n vier dagen later aan een aandoening aan zijn gal.)

Deze gevechten werden gevolgd door nog enkele anderen, maar allen eindigden in het voordeel van de moeslims. De Qoeraish leden enorme verliezen. Woedend over deze geleden verliezen openden zij een grote aanval op de moeslims. Maar de moeslims waren ongelofelijk sterk en uiteindelijk vluchtten de Qoeraish. In deze strijd hadden de Qoeraish vele vooraanstaande personen van Mekka verloren.

Deze nederlaag bij Badr was een smaad die de Qoeraish-ongelovigen wilden wreken. Wraak was dus het trefwoord in Mekka. De Mekkanen verboden zelfs om te rouwen over de gevallen slachtoffers en om de gevangenen vrij te kopen, omdat ze niet wilden dat de moeslims zich zouden realiseren hoe groot de droefenis was en hoe diep ze waren geraakt.

Het jaar erop brachten de ongelovigen weer een groot leger op de been om Medina aan te vallen en de moeslims te verslaan. De boodschapper van Allah samen met zijn metgezellen ontmoetten de vijand bij Oehoed. Een worstelaar, genaamd Siba, stapte naar voren en daagde de moeslims uit. Hamzah nam deze uitdaging aan en zei:”Durf je te vechten tegen Allah en Zijn boodschapper” en vervolgens doodde Hamzah hem. Al snel begon een heftige strijd. Hamzah die vele vooraanstaande personen in de slag bij Badr had gedood werd van alle kanten aangevallen. Maar ook nu weer versloeg hij vele ongelovigen. Maar in deze slag werd Hamzah vermoord. Zijn moordenaar, Wahsi bin Harb, beschreef hoe hij Hamzah doodde.
“Ik was een slaaf die voor Djoebair bin Moet’im werkte, wiens oom van vaders zijde, Toe’aimah bin Adi, gedood was in de slag bij Badr. Toen de Qoeraish naar Oehoed gingen zei Djoebair tegen mij:’Als je Hamzah, de oom van Mohammed, vermoordt zul je worden vrijgelaten.’ Dus ging ik samen met de mensen naar Oehoed. (Wahsi beschreef zichzelf als een zeer goede speerwerper).
Toen de twee partijen vochten zocht ik Hamzah. Ik zag hem temidden van het strijdgewoel. Hij leek op een wit met zwart gestreepte kameel, strijdend met zijn zwaard en niemand kon hem verslaan. Bij Allah! Ik maakte mij klaar en probeerde de juiste gelegenheid te benutten om hem met mijn speer te doorboren. Soms verstopte ik mij achter een boom of rots en hoopte dat hij dichter bij mij zou komen zodat hij binnen mijn bereik zou komen. Op dat moment zag ik Siba bin Abd al-Oezza die zei:’Is er iemand (een moeslim) die mijn uitdaging tot een duel aanneemt?’ En ik hoorde Hamzah tegen hem zeggen:’O Siba! O Ibn oem Anmar, die andere vrouwen besnijdt. Durf je Allah en Zijn boodschapper uit te dagen?’ Vervolgens viel hij hem aan en doodde hem.

23-03-2008, 16:41


Wahsi zei verder:"Vervolgens balanceerde ik mijn speer en bewoog hem heen en weer tot ik tevreden was en toen gooide ik de speer. De speer drong zijn lichaam binnen ter hoogte van zijn navel en kwam er tussen zijn benen weer uit. Hij (Hamzah) probeerde naar mij toe te komen maar hij werd overmand door de verwonding. Ik liet hem daar achter met de speer in zijn ingewanden tot hij stierf. Daarna liep ik naar hem toe, haalde de speer uit zijn lichaam en keerde terug naar de legerplaats. Ik bleef daar en ging niet terug naar het slagveld want hij was de enige reden geweest die ik zocht. Ik vermoordde hem enkel om mijzelf vrij te krijgen. Zodra ik terugkwam in Mekka werd ik een vrij man."
(Ibn Hishim, al-Boechaari)

De ongelovigen waren zeer blij met de dood van Hamzah De vader van Hind (de vrouw van Aboe Soefyan) was gedood in de slag bij Badr. Zij was ook zeer belust op wraak en zij wilde de lever van Hamzah uit zijn lichaam om hem op te eten. De lever werd haar gebracht en zij probeerde hem te verslinden maar ze kon hem niet doorslikken en spuwde hem uit. Vervolgens sneed ze de neus en oren van zijn lichaam af. Toen de profeet dit hoorde zei hij:”Heeft zij een deel van zijn lichaam gegeten?” “Nee” was het antwoord waarop de profeet zei:”Allah zal geen enkel deel van Hamzahs lichaam naar de Hel laten gaan.” De profeet ging naar het dode lichaam van zijn oom. Hind had het lichaam verminkt en toen de profeet zijn oom zo zag was zijn hart zeer bewogen. Safia de zuster van Hamzah wilde haar broer nog zien maar de profeet verbood het haar omdat de aanblik van zijn lichaam verschrikkelijk was. Samen met alle andere moedjahidien (martelaren) werd Hamzah daar begraven.

De buitengewone liefde die de profeet had voor zijn oom Hamzah kunnen we betuigen uit het volgende voorval:
Wahsi, de moordenaar van Hamzah, werd na enige tijd ook moeslim en ging naar de profeet Mohammed . In een hadieth vertelt Wahsi:

Toen hij mij zag zei hij:”Ben jij Wahsi?” Ik zei:”Ja.” Hij zei:”Was jij het die Hamzah vermoordde?” Ik antwoordde:”Wat er gebeurd is, is wat je hebt gehoord.” Hij zei:”Kun je je gezicht voor mij verbergen (de profeet wilde de man die zijn oom had vermoord niet zien).” (gedeelte hadieth al-Boechaari)

Wahsi verliet de plaats en liet zich gedurende het leven van de profeet geen enkele keer aan hem zien.
Hamzah bin Abdoel-Moettaalib, een van de grote moedjahidien van de islaam. Hij wijdde al zijn door Allah geschonken kwaliteiten aan de zaak van de islaam, vanaf de dag dat hij moeslim werd.


Uit:’Sahih Al-Boechaarie’
‘Islamic Future’ (vol. 12)
‘The sealed nectar’ door S. al-Mubarakpuri.

A. El Shershaby