Bekijk volle/desktop versie : De awrah en de hijaab van de moslima !!



18-03-2008, 02:19
De awrah en de hijaab van de moslima


De moslima draagt haar hijaab op basis van haar geloof. Ze kiest met sterke overtuiging voor de hijaab omdat de hijaab een bevel van Allah is, om de moslima te beschermen en haar af te houden van zondes. De moslima kan gezien worden als een parel, die goed beschermd moet worden.



Surah An-Noer: 31:
“En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij ook haar ogen neergeslagen houden en hun passies beheersen, en dat zij haar schoonheid niet tonen dan hetgeen ervan zichtbaar moet zijn, en dat zij haar hoofddoeken over haar boezem laten hangen…..”



Surah Al-Ahzaab: 59:
“O Profeet! Zeg aan uw vrouwen en uw dochters en de vrouwen der gelovigen dat zij een gedeelte van haar omslagdoeken over haar (hoofd) laten hangen. Dit is beter opdat zij mogen worden onderscheiden en niet lastig worden gevallen.”



Surah al-Ahzaab: 33:
“...vertoont jullie aantrekkelijkheden niet zoals in de vroegere tijd van de onwetendheid werd gedaan.”



Hoewel bij ‘hijaab’ wordt gedacht aan de hoofddoek, betekent het eigenlijk de totale bedekking van het lichaam van de moslima.



Het gedeelte van haar lichaam dat moslima buitenshuis (en bij andere mannen dan haar eigen man en familieleden) moet bedekken is haar awrah. De awrah omvat alles behalve haar handen en gezicht.



De hijaab moet aan een aantal eisen voldoen:



De hijaab moet het gehele lichaam bedekken, op het gezicht en de handen na
De hijaab mag niet te strak zitten (waardoor de contouren van het lichaam te goed te zien zijn)
De hijaab mag niet te dun of doorzichtig zijn
De kleding van de vrouw mag niet te ‘mannelijk’ zijn
De hijaab mag niet gedragen worden om de aandacht te trekken (bijvoorbeeld door veel glitter, belletjes, getooid met juwelen etc.)


In de westerse samenleving is het niet altijd gemakkelijk te kiezen voor de hijaab. Zusters, laten we echter vasthouden aan het woord van Allah!



Surah Al-Baqarah: 285: “Wij horen, en gehoorzamen, Wij vragen U vergiffenis, en tot U onze terugkeer.”