De betekenis van djihaad
Er bestaat een groot misverstand ten aanzien van de djihaad-plicht in de Islam. Dat komt omdat het woord djihaad als een synoniem wordt gezien voor oorlog. Zelfs de grootste geleerden uit Europa die zich bezighouden met wetenschappelijk onderzoek, hebben niet de moeite genomen een Arabisch woordenboek of de Heilige Koran te raadplegen om achter de juiste betekenis van het woord te komen. Het is een dusdanig wijd verspreid misverstand, dat zelfs de befaamde geleerde A.J. Wensinck bij het schrijven van zijn Hadith-concordantie "A Handbook of Early Muhammadan Tradition", bij het woord djihaad geen enkele verwijzing geeft, maar de lezer slechts naar het woord oorlog verwijst, alsof het een synoniem daarvoor is. In de "Encyclopaedia of Islam" gaat men zelfs verder. Zo begint men het artikel over de Djihaad als volgt: "De verbreiding van de Islam met wapens is over het algemeen een godsdienstplicht van de moslims". Het is alsof djihaad niet slechts oorlog betekende, maar het voeren van oorlog ter verbreiding van de Islam. In "The Religion of Islam" geeft Klein een soortgelijke bewering: "Djihaad - De strijd tegen de ongelovigen met het doel hen óf voor de Islam te winnen óf te onderwerpen en uit te roeien, voor het geval zij weigeren moslim te worden. Verder stelt Klein vast dat het als een heilige plicht van de moslims wordt geacht ervoor te zorgen dat de Islam zich verbreidt en over alle godsdiensten zegeviert. Wanneer een van deze geleerden de moeite zou hebben genomen om een Arabisch woordenboek te raadplegen, dan zou hij nooit een verkeerde voorstelling van het woord hebben kunnen geven. Het woord djihaad is afgeleid van djahd of djuhd, hetgeen betekent: vermogen, inspanning of kracht. Djihaad en mudjahida betekenen: het inspannen van eigen kracht bij het afslaan van de vijand (R.). Dezelfde autoriteit zegt verder: "Er zijn drie soorten djihaad, nl. het voeren van een strijd:
tegen een zichtbare vijand
tegen de duivel, en
tegen zichzelf (nafs)".
Volgens een andere autoriteit betekent djihaad: strijden tegen ongelovigen en dat is een versterkende vorm (mubalagha) alsmede het zich inspannen, voor zover mogelijk, hetzij met woord (qaul) of daad (fi'l). (N.). Een derde autoriteit geeft de volgende betekenis: "Djihaad, een zelfstandig naamwoord van Djahada betekent eigenlijk: het aanwenden of inspannen van de eigen kracht, poging, streven of vermogen bij het bestrijden van een drietal voorwerpen van afkeuring, namelijk een zichtbare vijand, de duivel en zichzelf, zoals gebruikt wordt in de Koran 22:77 " (LL) (In onze nummering 22:78).Djihaad en oorlog zijn daarom helemaal geen synoniemen. Daarbij komt dat de betekenis van "het voeren van een oorlog ter verbreiding van de Islam", hetgeen door Europese schrijvers als djihaad wordt beschouwd, zowel in het Arabisch als in de Heilige Koran volstrekt onbekend is.
Het gebruik van het woord djihaad in Mekkaanse openbaringen
Even belangrijk of zelfs belangrijker, is naar de betekenis van het woord te kijken, zoals dat in de Heilige Koran wordt gebruikt. Het is een erkend feit, dat moslims de toestemming om te vechten kregen toen zij naar Medina waren verhuisd of, op zijn vroegst, aan de vooravond van hun vertrek van Mekka. Maar het bevel betreffende de djihaad is zowel in de oudere als in de latere Mekkaanse openbaringen vervat. Zo is de 'Ankabut, het 29ste hoofdstuk van de Heilige Koran, er een uit een groep die ongetwijfeld in het vijfde en zesde jaar van de roeping van de Heilige Profeet werd geopenbaard. Niettemin werd het woord djihaad vrij geïnterpreteerd in de betekenis van het inspannen van eigen kracht en vermogen, zonder dat daar oorlog mee wordt bedoeld. Op één plaats wordt gezegd: "Wat betreft degenen die hard strijden (djahadu) voor Ons, hen zullen Wij zeker in Onze wegen leiden en Allah is waarlijk met degenen die het goede doen" (29:69). Het Arabische woord djahadu is afgeleid van djihaad of mudjahida en de toevoeging van fi-na (voor Ons) toont aan - voor zover het nodig is om aan te tonen - , dat de djihaad in dit geval de geestelijke strijd is om nader tot God te komen. Het resultaat van deze djihaad is ook, aldus het vers, dat God deze mensen in Zijn wegen leidt. Het woord wordt in precies dezelfde betekenis tweemaal gebruikt in een voorgaande vers van hetzelfde hoofdstuk: "En wie hard strijdt (djahada), strijdt (yudjahidu) slechts voor zijn eigen ziel", d.w.z. ten voordeel van zichzelf, "want Allah is Zichzelf genoeg, boven de behoefte van de werelden verheven" (29:6). In hetzelfde hoofdstuk wordt het woord gebruikt in de zin van een woordenstrijd: "En Wij hebben de mens goedheid jegens zijn ouders bevolen en indien zij met u twisten (djahada), opdat gij anderen met Mij zult verenigen, waarvan gij geen kennis hebt, gehoorzaam hen niet" (29:8).
Van de latere openbaringen kan al-Nahl, het 16e hoofdstuk, worden genoemd waar aan het eind wordt gezegd: "Voorwaar, uw Heer zal ten aanzien van degenen die vluchten nadat zij werden vervolgd, en die dan hard strijden (djahadu) en lijdzaam zijn (sabaru), vergevensgezind en Genadig zijn" (16:110). Er is een ander algemeen misverstand, namelijk dat de Heilige Koran te Mekka lijdzaamheid (sabr) beval en te Medina de djihaad, alsof lijdzaamheid en djihaad twee tegenstrijdige dingen waren. Deze onjuiste mening wordt door het hier aangehaalde vers aangetoond, want het beveelt juist de djihaad en de lijdzaamheid in één adem aan.
Ik wil nog twee voorbeelden van het gebruik van het woord djihaad in de Mekkaanse openbaringen aanhalen. Er wordt op een plaats gezegd: "En strijdt (djahidu) voor Allah, een strijd (djihaad) die Hem verschuldigd is" (22:78). Op een andere plaats wordt gezegd: "Volg de ongelovigen niet en strijd (djahid) daarmede (met de Koran) een grote strijd (djihadan kabiran) tegen hen" (25:52). Het woord bi-hu, (hier vertaald met daarmee) wijst, zoals het verband het aantoont, naar de Heilige Koran. Nu wordt in beide gevallen duidelijk bevolen een djihaad te voeren, maar in het eerste geval is het een djihaad om nader tot God te komen en in het tweede geval is het een djihaad die tegen de ongelovigen moet worden gevoerd. Een djihaad weliswaar met de Heilige Koran en niet met het zwaard. De strijd, om nader tot God te komen en om eigen hartstochten in bedwang te houden en de strijd om de ongelovigen, weliswaar niet met het zwaard maar met de Heilige Koran, voor de Islam te winnen, is daarom een djihaad in de terminologie van de Koran. De bevelen tot het voeren van deze twee soorten djihaad werden gegeven lang voor het bevel om naar het zwaard - dit ter zelfverdediging - te grijpen.
Djihaad in Medinese openbaringen
Toen de moslims te Medina kwamen, werd hun een strijd om het nationaal bestaan opgedrongen en moesten zij ter zelfverdediging naar het zwaard grijpen. Deze strijd stond ook bekend - en met recht - als djihaad. Ook in de Medinese soera's wordt het woord in ruimere zin gebruikt: een strijd gevoerd met woorden of daden in welke vorm dan ook. Als een zeer duidelijk voorbeeld van dit gebruik kan het volgende vers worden aangehaald, dat tweemaal voorkomt: "O Profeet! strijd hard (djahid van djihaad), tegen de ongelovigen en de huichelaars en wees onverzettelijk tegen hen. De Hel is hun woonplaats en dit is een slechte toevluchtsoord" (9:73; 66:9). Hier wordt de Heilige Profeet bevolen, een djihaad tegen zowel de ongelovigen als de huichelaars te voeren. De huichelaars waren degenen die uiterlijk moslims waren, onder de moslims leefden en in alle opzichten als moslims werden behandeld. Zij bezochten de moskee en baden met de moslims. Zij betaalden zelfs de zakaat. Een oorlog tegen hen was ondenkbaar en er werd ook nooit oorlog tegen hen gevoerd. Integendeel, zij vochten soms naast de moslims tegen de ongelovigen. Het bevel om een djihaad tegen zowel de ongelovigen als de huichelaars kon daarom niet betekenen oorlog voeren tegen hen. Het was een djihaad in dezelfde betekenis zoals die in de Mekkaanse openbaringen wordt gebruikt. Een djihaad gevoerd door middel van de Heilige Koran, zoals in 25:52 uitdrukkelijk is gezegd. Een harde inspanning om hen voor de Islam te winnen. Inderdaad is het ook bij andere gelegenheden, onjuist te menen, dat djihaad slechts strijden betekent. Het woord wordt nagenoeg altijd in de algemene zin van zich hard inspannen gebruikt, waarbij strijden inbegrepen is waar dat uit de kontekst blijkt. "Voorwaar, zij die geloven en zij die vluchten en zich hard inspannen terwille van Allah" (2:218; 8:74) is een beschrijving die evengoed op de strijders van toepassing is als op degenen die op andere manieren de strijd tegen het ongeloof en het kwaad voeren. En de sabirin (de lijdzamen) en de mudjahidin (degenen die hard strijden) worden in een Medinese openbaring wederom samen vermeld, zoals ook in een Mekkaanse openbaring: "Denkt gij, dat gij het paradijs zult betreden, terwijl Allah diegenen onder u die hard strijden (noch) de lijdzamen nog niet onderscheiden heeft?" (3:141)
Djihaad in de Hadith
Ook in de Hadith-literatuur wordt het woord djihaad niet uitsluitend voor strijden gebruikt. Zo wordt de hadjdj bijvoorbeeld een djihaad genoemd: "Allah's Boodschapper zei: De voortreffelijkste van alle djihaad's is de hadjdj" (Bo.25:4). Van alle Hadith-verzamelingen is Bochari het duidelijkst over dit punt. In I'tisam bi-l-Kitab wa-l-Sunna staat in hoofdstuk 11 het volgende opschrift: "Het gezegde van de Heilige Profeet: Een groep van mijn gemeenschap zal niet ophouden overwinnaars als voorstanders van de Waarheid" te zijn. Daaraan is het volgende toegevoegd: "En dat zijn de geleerden (ahl al-'ilm)" (Bo. 96:11). In het werkelijke gezegde van de Heilige Profeet, zoals het in een andere hadith is overgeleverd, is het woord yaqatilun bijgevoegd (AD.15:4). Bochari is dus van oordeel, dat de zegevierende groep van de gemeenschap van de Heilige Profeet niet uit vechters bestaat, maar uit geleerden die de waarheid verbreiden en zich bezighouden met de propaganda van de Islam. Verder geeft Bochari in verschillende hoofdstukken van zijn boek over de Djihaad de volgende betekenis aan dit woord: een louter uitnodigen tot de Islam. Het opschrift van 56:99 bijvoorbeeld is: "Moge de moslim de volgelingen van het Boek naar het rechte pad leiden, of moge hij hun het Boek leren; dat van 56:100 is: "Om de leiding van de polytheïsten te bidden, zodat er vriendschappelijke betrekkingen met hen worden ontwikkeld"; dat van 56:102 luidt: "De uitnodiging van de Heilige Profeet (aan de ongelovigen) tot de Islam en het profeetschap, en opdat zij anderen niet tot goden buiten Allah zullen nemen"; dat van 56:143 luidt: "De voortreffelijkheid van hem, uit wiens handen iemand de Islam aanneemt"; dat van 56:145: "De voortreffelijkheid van hem onder de volgelingen van het Boek, die de Islam aanneemt" en dat van 56:178: "Hoe de Islam aan een kind moet worden aangeboden".
Deze opschriften geven aan, dat het woord djihaad, voorzover dit in de Heilige Koran voorkomt, tot aan de tijd van Bochari ruim werd opgevat, namelijk dat een uitnodiging tot de Islam als djihaad werd beschouwd. De andere Hadith-literatuur bevat soortgelijke vermeldingen. Zo haalt Abu Dawud (AD. 15:4) onder het opschrift "De standvastigheid van de djihaad" een hadith aan, die stelt dat "een groep van mijn gemeenschap niet zal ophouden voor de waarheid te strijden en (dat) ze over haar tegenstanders zal zegevieren". Deze woorden worden in de 'Aun al-Ma'bud, een commentaar op Abu Dawud, op gezag van Nawawi als volgt verklaard: "Deze groep bestaat uit verschillende categorieën van gelovigen, tot wie de dappere strijders behoren, de faqih's (juristen), de muhaddithun (Hadith-verzamelaars), de zahid's (asceten), degenen die het goede bevelen en het kwade verbieden en tal van anderen, die andere goede daden verrichten". Dit toont aan, dat de djihaad in de Hadith in de een of andere vorm de dienst aan de Islam behelst.