Bekijk volle/desktop versie : De metgezellen van de profeet(vzmh)



31-12-2007, 18:37
Salamoe aleikum broeders en zusters,

Ik vind het zelf prachtig om over deze dienaren van Allah
te lezen en zal er een paar verhalen over plaatsen, als iemand inscha-allah een andere heeft plaats die dan ook.


Aboe 'Oebaydah Ibn Al-Djarraah'


Zijn verschijning was indrukwekkend. Hij was mager en lang. Zijn gezicht was stralend en hij had een dun baardje. Het was aangenaam om naar hem te kijken en verfrissend om hem te ontmoeten. Hij was zeer hoffelijk, bescheiden en nogal verlegen. Echter in kritische momenten werd hij bloed serieus en alert; te vergelijken met een snijdende zwaard in zijn hevigheid en scherpte. Hij werd beschreven als de ‘Amin’ oftewel de trouwe verzorger van Mohammed’s gemeenschap. Zijn volledige naam was 'Aamier Ibn 'Abdoellah Ibn Al-Djarraah'. Hij was beter bekend als Aboe 'Oebaydah. Over hem zei 'Abdoellah Ibn 'Oemar, een van de metgezellen van de profeet (vrede en zegen zij met hem): "Drie personen uit de stam van Qoeraysh waren de meest beleefde. Als ze je toespraken, stelden ze je nooit teleur en als jij ze sprak, zouden ze je nooit verloochenen. Dat waren: Aboe Bakr as-Siddiq, 'Oethmaan ibn 'Affaan en Aboe 'Oebaydah Ibn Al-Djarrah'."

Aboe 'Oebaydah was een van de eersten die de Islam betraden. Hij werd één dag na Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) moslim. In feite was het Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) degene die hem, Abdoer-Rahmaan Ibn 'Awf, 'Oethmaan Ibn Maz’oen en Al-Arqam naar de profeet (vrede en zegen zij met hem) mee nam en samen gaven ze zich over aan de Waarheid. Zij waren dus de eerste pilaren waarop de Islam zijn natie bouwde. En wat waren die pilaren sterk! Aboe 'Oebaydah leefde in barre omstandigheden die de vroege moslims meemaakten in Mekka van begin tot eind. Hij doorstond de lange martelingen, beledigingen en geweld. Maar door alles heen bleef hij standvastig en heldhaftig. Zijn geloof werd er alleen maar sterker op en zijn missie zette hij gewoon door. Maar de meest pijnlijke en moeilijke ervaring die hij meemaakte was tijdens de slag bij Badr.
Aboe 'Oebaydah was in de voorhoede van het moslimse leger, vechtend met man en macht als iemand die de dood verwelkomde. De cavalerie van Qoeraysh was zeer op haar hoede van hem en wilde hem koste wat het kost niet voor zijn gezicht komen te staan. Echter was er één man die juist Aboe 'Oebaydah constant achtervolgde en met hem wilde duelleren, maar Aboe 'Oebaydah ontweek hem en vermeed elke ontmoeting met die man.

De man dook toch in de aanval. Aboe 'Oebaydah probeerde hem hopeloos te ontwijken. Uiteindelijk is het die man toch gelukt om Aboe 'Oebaydah’s weg te blokkeren en nu stonden ze recht tegenover elkaar. Aboe 'Oebaydah kon zichzelf niet mee weerhouden en haalde flink uit met zijn zwaard op het hoofd van de mand die meteen op de grond viel en opslag dood was.
Probeer maar niet te raden wie die man was. Het was, zoals eerder verteld, de meest pijnlijke ervaring die Aboe 'Oebaydah meemaakte. Het is onmogelijke om je in te beelden hoe gruwelijk die ervaring is. De man was in feite Abdoellah ibn Al-Djarraah, inderdaad de vader van Aboe 'Oebaydah!!!

Aboe 'Oebaydah wilde zijn vader blijkbaar niet doden, maar in feite was het een gevecht tussen Monotheïsme en Polytheïsme. De open keuze voor hem was erg verontrustend maar duidelijk. Dus eigenlijk kun je zeggen dat hij niet alleen zijn vader heeft gedood maar het polytheïsme in de persoon van zijn vader.
Het is betreffende deze gebeurtenis dat Allah de volgende verzen in de Koran heeft geopenbaard: 22. Gij zult geen mensen vinden die in Allah en de Laatste Dag geloven, terwijl zij iemand liefhebben die Allah en Zijn boodschapper tegenwerkt, zelfs al waren dezen hun vader of hun kinderen, of hun broeders, of hun verwanten. Dezen zijn degenen, in wier hart Allah geloof heeft ingezet en die Hij gesterkt heeft met Zijn Geest. En Hij zal hen toelaten in tuinen waardoor rivieren stromen. Daarin zullen zij vertoeven. Allah heeft welbehagen in hen en zij hebben welbehagen in Hem. Zij behoren tot Allah's partij. Voorwaar, Allah's partij zal zegevieren. [58:22].
Het is overgeleverd van Mohammed ibn Dja’far, een vrome metgezel van de profeet(vrede en zegen zij met hem), dat een Christenen delegatie naar de profeet (vrede en zegen zij met hem) kwamen en zeiden:" O Abul-Qasim(bijnaam van hem (vrede en zegen zij met hem), stuur een van uw metgezellen met ons mee, die u goed vertrouwd, om te oordelen over een eigendom kwestie die tussen ons gaande is. We hebben nogal een groot gezag voor jullie islamitische gerechtigheid." "Kom vanavond terug naar mij en ik zal u iemand meesturen die sterk en vertrouwenswaardig is."antwoordde de profeet (vrede en zegen zij met hem).

Omar ibn Al-Khattab (moge Allah tevreden met hem zijn) hoorde de profeet (vrede en zegen zij met hem) en zei: " Ik ging vroeg naar het Zoehr gebed hopend dat de profeet (vrede en zegen zij met hem) mij zou kiezen als de man met de eigenschappen die hij noemde. Toen de profeet (vrede en zegen zij met hem) klaar was met het gebed, begonnen zijn ogen te zoeken in de menigte en ik stak mijn hoofd om hoog zodat zijn ogen op mij vielen maar hij keek langs mij heen en zijn ogen vielen op Aboe 'Oebaydah. Hij riep hem en zei: ”Ga met ze! En spreek rechtvaardigheid tussen hen over de waarheid waarin ze twisten!” En zo kreeg Aboe 'Oebaydah de opdracht toegekend.”
Aboe 'Oebaydah was niet alleen vertrouwenswaardig, hij toonde ook een ongekende kracht om zijn vertrouwen waar te maken. Deze kracht werd getoond in verschillende gelegenheden en voorvallen. Eén van die voorvallen was op de dag van de slag bij Oeh'oed, toen de moslims begonnen te verliezen en één van de ketters begon te roepen, “Waar is Mohammed, waar is Mohammed?” Aboe 'Oebaydah was één van een groep van tien moslims die een kring hadden gevormd om de profeet(vrede en zegen zij met hem), om hem van speren te beschermen.
Toen het gevecht afliep, bleek dat een van de profeet’s maaltanden gebroken was, zijn voorhoofd werd ingeslagen en twee schijven van zijn helm doordrongen zijn wangen. Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) ging naar voren om die schijven uit zijn wangen te trekken, maar Aboe 'Oebaydah zei, “O laat dat a.u.b aan mij over.”

Aboe 'Oebaydah was bang de profeet(vrede en zegen zij met hem) pijn te doen als hij die schijven met zijn handen eruit trok. Hij beet hard op een van die schijven. Het kwam eruit, maar daarbij verloor hij één van zijn snijtanden. Met zijn andere snijtand trok hij het andere schijf en daarbij verloor hij zijn andere snijtand. Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) merkte op: “Aboe 'Oebaydah is de beste man in het breken van snijtanden!”
Aboe 'Oebaydah ging door met zijn volledige betrokkenheid bij alle noemenswaardige gebeurtenissen in de tijdperk van de profeet (vrede en zegen zij met hem).
Na het overlijden van de edele profeet (vrede en zegen zij met hem), verzamelden de metgezellen zich bij Saqiefah om een khaliefa (opvolger) voor de profeet(vrede en zegen zij met hem) te kiezen. De dag werd bekend in de geschiedenis als de Dag van Saqiefah. Op die gedenkwaardige dag zei Omar(moge Allah tevreden met hem zijn) tegen Aboe 'Oebaydah: “Strek je arm vooruit en ik zal je trouwheid bezweren, opdat ik de profeet(vrede en zegen zij met hem) heb horen zeggen: ”Elke natie heeft haar Amin (trouwe verzorger) en jij (Aboe 'Oebaydah) bent de Amin van deze natie.”
“Ik kan dat niet accepteren,” verklaarde Aboe 'Oebaydah, “om mezelf naar voren te brengen in de aanwezigheid van een man, die de profeet (vrede en zegen zij met hem) als imam (voorbidder) heeft gekozen en die ons leidde tot de dood van de profeet(vrede en zegen zij met hem).” Toen gaf hij de eed van trouwheid aan Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn). Hij ging door met het adviseren en bijstaan van de khliefa, Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) omwille van de waarheid en rechtvaardigheid. Toen kwam de tijdperk van de kalifaat van 'Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) en ook 'Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) kon op zijn trouwheid en gehoorzaamheid rekenen in elke zaak behalve één.

31-12-2007, 18:38


Het incident deed zich voor toen Aboe 'Oebaydah in Syrië het moslimse leger aan het leiden was, de ene zege na de andere. Tot heel Syrië onder handen viel van de moslims. De rivier de Eufrat lag aan zijn rechter kant aan Kleine Azië aan zijn linker.
Toentertijd brak de pest uit in Syrië, in een vorm dat men nooit eerder meemaakte. Het vernielde de populatie. 'Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) zond een boodschapper naar Aboe 'Oebaydah met een brief, waarin hij zei: “Ik heb je dringend nodig!! Als mijn brief jou ’s nachts bereikt dan verzoek ik je voor dageraad te vertrekken en als mijn brief jou ’s middags bereikt dan verzoek ik je voor de avond te vertrekken en haast je naar me!”

Toen de brief bij Aboe 'Oebaydah aankwam, zei hij: “Ik weet waarom Amir Al-Moeminien mij nodig heeft. Hij wil het leven sparen van iemand als ik die hoe dan ook sterfelijk is.” Dus schreef hij terug: “Ik weet dat jij mij nodig hebt. Maar ik ben in een leger van moslims en ik heb geen verlangen om mezelf te redden van hetgeen dat hun getroffen heeft. Ik wil me niet van ze afscheiden totdat Allah dat wil. Dus wanneer deze brief jou bereikt, verlos mij dan van jouw bevel en sta mij toe om te blijven.”

Toen het bericht bij 'Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) aankwam werden zijn ogen gevuld met tranen en degenen om hem heen vroegen hem: “Is Aboe 'Oebaydah overleden, O Amir Al-Moeminien?”
“Neen,” zei 'Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) “Maar de dood nadert hem.”
Omar’s intuïtie was niet misplaatst. Niet lang daarna, werd Aboe 'Oebaydah besmet met de pest. Terwijl de dood boven hem hing, sprak hij zijn historische woorden tegen zijn leger:

“Laat me jullie wat adviezen geven die de oorzaak zullen zijn voor jullie om op het Rechte Pad voor eeuwig te blijven: “ Houd je aan het gebed. Vast de maand Ramadan. Geef aalmoezen. Verricht de verplichte en vrijwillige bedevaart (Hadj en Omrah). Bleef verenigd en steun elkander. Wees trouw aan je gezaghebbende en verberg niets van ze. Laat de wereld jullie niet vernietigen voorwaar een man die duizend jaar leeft uiteindelijk ook mijn lot zal treffen die jullie nu getuigen.”
“Moge Allah zijn vrede en genadigheid op jullie laten rusten.”

Aboe 'Oebaydah draaide toen om naar Moeadh Ibn Djabal en zei: “O Moeadh, leid deze mensen bij het gebed.” Op dat moment verliet zijn pure ziel zijn lichaam.

Moeadh stond op en zei: “O mensen, jullie zijn getroffen met de dood van een man. Bij Allah, ik heb niemand gekend die een rechtvaardigere hart dan hem had, dat ver was van al het kwade en dat meer oprecht was voor mensen dan zijn hart. Vraag Allah om Zijn genade over hem te laten gieten en Allah zal genadig zijn met jullie.”

31-12-2007, 18:44
'Ikrimah Ibn Abie Jahl

Hij liep al tegen de dertig toen de Profeet vzmh zijn oproep tot de Islam openbaar maakte. Hij stond hoog in aanzien bij de Qoraish in Mekka, want hij kwam namelijk uit een goed en welvarend familie. Zijn naam was Ikrimah ibn Aboe Jahl. Anderen zoals hij bijvoorbeeld Sa'd ibn abi Waqqas, Moes'ab ibn Oemayr en andere zonen van goede families, waren moslims geworden. Hij had hun voorbeeld ook kunnen volgen als zijn vader hem niet dwars had gelegen. Zijn vader, Aboe Jahl, was de grootste afgodsaanbidder en een van de grootste tirannen van Mekka. Met martelingen beproefdde hij het geloof van de eerste gelovigen, maar ze bleven standvastig volhouden aan de Islam. Hij probeerde hun op alle mogelijk manieren te laten twijfelen, maar zij bleven de waarheid aanhangen.

Ikrimah verdedigde het gezag en de leiderschap van zijn vader. Hij stelde zich dus ook hard tegen de Profeet vzmh en zijn aanhangers. Zijn vijandschap tegen de Profeet vzmh , zijn vervolgingen van zijn volgelingen en zijn pogingen om de Islam onderuit te halen oogstte grote bewondering bij zijn vader.

In de slag bij Badr was Aboe Jahl degene die polytheïsten leidde tegen de moslims. Hij zwoer bij zijn goden, al-Laat en al-Uzza, dat hij niet naar mekka zou terugkeren voor hij Mohammed vzmh en zijn volk vernietigd zou hebben. In Badr offerde hij hierom dus drie kamelen aan zijn goden. De Polytheïsten hielden de dag voor het gevecht een grote feestmaal met veel drank en gezang van vrouwen om zo de Qoraish aan te sporen tot het gevecht tegen de moslims.

Aboe Jahl was een van de eersten, die in Badr omkwam. Zijn zoon Ikrimah zag hoe de speren zijn vader doorboorden en hoorde ook zijn laatste wanhoopskreet. Zijn belofte is dus ook uitgekomen, want hij is daarna nooit terug gebracht naar Mekka. Door de verpletterende nederlaag, die de Qoraish hadden geleden kon Ikrimah het lichaam van zijn vader niet meenemen om hem te begraven in Mekka.

Vanaf die dag, brandde de haat nog vuriger in hart van Ikrimah. Anderen, die ook hun vaders hadden verloren werden ook vijandiger tegen de Profeet en zijn volgelingen: Dit leidde uiteindelijk tot de Slag van Uhud.

Bij Uhud werd Ikrimah door zijn vrouw, Oem Hakim, begeleid. Zij en de andere vrouwen stonden achter de frontlijn en sloegen op trommels om zo de Qoraish aan te moedigen en te verhinderen, dat een ruiter de neiging zou krijgen om te vluchten. Khalid ibn Walid leidde de rechtervleugel van de Qoraish en Ikrimah de linkervleugel. De Qoraish brachtten de moslims grote verliezen toe, omdat een groep moslims tegen het bevel van de Profeet vzmh hun plaatsen verlieten. De Qoraish vonden dat ze wraak hadden genomen voor het verlies bij Badr. Maar dit vonden ze niet genoeg. De moeshrikoen belegerden daarom later Medina in de Slag om de Gracht. Het werd een langdurige belegering. De hulpbronnen en het geduld van de moeshrikoen raakten langzamerhand op. Ikrimah voelde de druk van de belegering op zich rusten. Hij zag een plaats, waar de gracht wat kleiner was en slaagde erin om over te steken. Een kleine groep Qoraishieten volgden hem. Het werd een bittere strijd. Een van zijn mannen werd onmiddellijk gedood. Hij overleefde dit, dankzij het feit dat hij zich net op tijd terug kon trekken.

Negen jaar da de Hidjrah (migratie) keerde de Profeet vzmh met tien duizend gelovigen terug naar Mekka. De Qoraish zagen hen naderen en besloten hen niets in de weg te leggen, want ze wisten dat de Profeet vzmh instructies aan zijn metgezellen had gegeven om geen vijandigheden te plegen.

Ikrimah en een paar anderen gingen tegen het algemene besluit van de Qoraish in en maakten een blokkade om de vootgang van de moslims te verhinderen. Khalid ibn Walid, inmiddels bekeerd tot de islam, versloeg ze in een kleine schermutseling, waarbij een aantal van Ikrimah' s mannen omkwamen en de rest, waaronder Ikrimah zelf, vluchtten.

De invloed, die Ikrimah gehad had, was nu volledig gebroken. De Profeet vzmh maakte zijn entree in Mekka en gaf een algemeen pardon en amnestie aan alle leden van de Qoraish, die in de Heilige Moskee, hun huizen of in het huis van Aboe Soefian (de gezaghebber) waren. Aan een paar individuen echter, die hij bij naam noemde, weigerde hij pardon te geven. Hij gaf het bevel, dat zij gedood moesten worden. Bovenaan deze lijst met namen stond Ikrimah ibn Aboe Jahl. Toen Ikrimah dit hoorde, ontvluchtte hij, vermomd en wel, Mekka en ging op weg naar Jemen.

Oem Hakim, de vrouw van Ikrimah, ging daarop naar de verblijfplaats van de Profeet saws. Met haar waren ook Hind bint Utbah, de vrouw van Aboe Soefian en ongeveer tien andere vrouwen, die de Profeet vzmh trouw wilden zweren. Onder leiding van Hind gingen ze op weg naar Mohammed vzmh . Zij was gesluierd en schaamde zich voor hetgeen ze Hamza, de oom van de Profeet vzmh , had aagedaan bij de Slag bij Uhud.

"O Boodschapper van Allah", zei zij, "lof zij Allah, Die de religie die Hij voor zichzelf heeft gekozen, duidelijk heeft gemaakt. Ik smeek u om wille van de verwanschapsbanden, me goed te behandelen. Ik ben nu een gelovige vrouw en bevestig de Waarheid van uw missie."

Ze nam de sluier af en zei:"Ik ben Hind, de dochter van Oetbah, O Boodschapper van Allah"

"Je bent welkom," gaf de Profeet vzmh als antwoord.

"Bij Allah, O Profeet," ging Hind door, "er was geen huis ter wereld, dat ik liever wou vernietigen, dan uw huis. Nu is er geen huis ter wereld dat ik liever zou willen eren en verheerlijken dan uw huis."

Oem Hakim kwam toen naar voren en bekleed haar geloof in de islam en zei:"O Boodschapper van Allah, Ikrimah is van jou weggevlucht naar Jemen toe, omdat hij bang is dat je hem zal doden. Sta voor zijn veiligheid in en Allah zou voor jouw veiligheid instaan."

"Hij is veilig", beloofde de Profeet saws.

Oem Hakim begon onmiddellijk Ikrimah te zoeken. Met haar ging een Griekse slaaf mee. Toen ze al een eind waren, probeerde hij haar te verleiden en lastig te vallen, maar ze slaagde er in om hem ]f te wimpelen, tot ze bij een Arabische kamp kwamen. Daar vroeg ze om hulp. Ze bonden de slaaf vast en hielden hem daar. Oem Hakim ging verder tot ze Ikrimah uiteindelijk aan de kust van de Rode Zee in het Tihamah gebied vond. Hij was met een gelovige zeeman aan het onderhandelen over het transport. Deze zei tegen hem: "Wees zuiver en oprecht en ik zal je vervoeren." "Hoe kan ik zuiver zijn?" vroeg Ikrimah.

31-12-2007, 18:45
"Zeg: ik getuig, dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is."

"Hier ben ik juist voor weggevlucht", zei Ikrimah.

Op dit moment kwam Oem Hakim naar Ikrimah en zei: "O neef, ik ben juist van de edelmoedigste man vandaan gekomen, de rechtvaardigste van alle mannen, de beste van alle mannen... ik kom van Mohammed ibn Abdoellah. Ik heb hem om amnestie voor jouw verzocht. En dat is toegezegd. vernietig jezelf daarom niet."

"Heb je met hem gesproken?"

"Ja, ik heb met hem gesproken en hij heeft jouw amnestie verleend", bevestigde zij. Hij keerde met haar terug. Ze vertelde hem van de poging van de Griekse slaaf om haar te onteren. Ikrimah ging direct naar het Arabische kamp, waar de slaaf vastgebonden lag en doodde hem.

Op een van de rustplaatsen op hun terugreis wou Ikrimah met zijn vrouw slapen, maar zij verzette zich hevig en zei: "Ik ben een moslima en jij bent een moeshriek."

Ikrimah was volledig van stuk toen hij dit hoorde. Hij antwoordde haar:"Met jou samenleven en niet met jou naar bed kunnen gaan, is voor mij een onmogelijke situatie."

Toen Ikrimah in de buurt van Mekka kwam, zei de Profeet vzmh tegen zijn metgezellen:

"Ikrimah ibn Abi Jahl zal als gelovige en als moehadjier (vluchteling) naar jullie toekomen. Beledig zijn vader niet. De doden beledigen veroorzaakt verdriet aan de levenden, maar bereikt de doden niet."

Ikimah en zijn vrouw kwamen naar de plaats waar de Profeet vzmh zat. De Profeet vzmh stond op en begroette hen enthousiast.

"Mohammed", zei Ikrimah, "Oem Hakim heeft me verteld, dat je me amnestie hebt verleend."

"Dat klopt, " zei de Profeet ----. "Je bent veilig."

"Waar nodig je me toe uit?" vroeg Ikrimah.

"Ik nodig je uit om te getuigen, dat er geen god is dan Allah en dat ik de dienaar van Allah ben en Zijn boodschapper, om het gebed te verrichten en de zakat te betalen en om alle andere verplichtingen van de islam uit te voeren."

"Bij Allah," gaf Ikrimah ten antwoord, "U hebt slechts tot de waarheid opgeroepen en u hebt slechts datgene geboden wat goed is. U leefde onder ons voordat uw missie begon en toe was u van ons het meest betrouwbaar in woorden en het rechtvaardigste in handelen." Waarna hij zijn handen uitstak en vervolgde: "Ik getuig, dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed Zijn boodschapper is." De Profeet vzmh instrueerde hem toen om te zeggen: "Ik roep Allah en degenen die hier aanwezig zijn als getuigen op, dat ik een moslim ben, die zowel Moejahid als Moehadjir is."

Dit herhaalde Ikrimah en zei toen: "Ik verzoek u om bij Allah om vergeving voor mij te vragen voor alle vijandigheden, die ik u direct heb aangedaan en voor alle beledigingen, die ik in uw afwezigheid geuit heb."

"O Heer, vergeef hem alle vijandigheden, die hij mij direct heeft aangedaan en alle veldtochten, die hij tegen mij heeft ondernomen, omdat hij Uw licht wou doen dimmen. Vergeef hem om wat hij in mijn afwezigheid gezegd of gedaan heeft om mij te onteren."

Ikrimah's gezicht straalde van blijdschap. "Bij Allah, O Boodschapper van Allah, ik beloof dat ik twee keer zoveel geld op de weg van Allah zal besteden, als ik tegen de weg van Allah besteed heb en ik zal twee keer zo veel gevechten leveren voor Allah als dat ik tegen Allah heb geleverd."

Vanaf die dag was Ikrimah aan de missie van de islam toegewijd, als een dappr ruiter op het slagveld en een standvastige gelovige, die veel tijd in de moskee doorbracht om Allah's boek te lezen. Hij legde de moeshaf vaak op zijn gezicht en zei dan:

"Het boek van mijn Heer..., de woorden van mijn Heer..."

Waarna hij in tranen barste uit angst voor Allah.

Ikrimah bleef zijn belofte aan de Profeet --- trouw. Welke veldslagen de moslims ook moesten leveren, hij was altijd te vinden in de voorhoede van het leger. Bij de Slag van Yarmuk, waar een leger van 30.000 gelovige het opnam tegen een Byzantijnse leger van 240.000 strijdkrachten, stortte Ikrimah zich volledig in de strijd tegen de Romeinen. Het Byzantijnse leger bracht de moslim grote verliezen, totdat Ikrimah diep in de linies van de Romeinen doordrong. Waarna Khalid Ibn Walid naar hem toe rende en zei: "Niet doen, Ikrimah. Jouw dood zou een zwaar verlies voor de moslims zijn."

"Laat me doorgaan, Khalid," zei Ikrimah die niet meer te stuiten was. "Jij had het voorrecht om vroeger bij de Boodschapper van Allah te zijn. Maar ikzelf en mijn vader waren de 'Farao' tegen de moslims. Laat me dit nu doen om iets uit het verleden goed te maken. Ik heb de Profeet vaak bevochten. Moet ik dan nu voor de Byzantijnen wegrennen? Dat zal ik nooit doen."

Toen riep hij tot de moslims:

"Wie belooft er tot zijn dood te vechten?"

Vierhonderd moslims, waaronder al-Harith ibn Hisham en Ayyash ibn Abi Rabiah, gaven gehoor aan zijn oproep. Zij wierpen zich in de strijd en vochten heldhaftig zonder de leiding van Khalid ibn al-Walid. Ze bezorgden drieduizend Romeinen de dood. Hun gewaagde aanval maakte ook de weg vrij voor de beslissende overwinning van de moslims

Toen de slag voorbij was, lagen de lichamen van drie gewonde moejahidien verspreid over het slagveld, dit waren al-Harith ibn Hisham, Ayyash ibn Abi Rabi'ah en Ikrimah ibn Abi Jahl.

Al-Harith vroeg om water. Toen hem dit gebracht werd, keek Ayyash hem aan en zei: "Geef het aan Ayyash." Toen hij bij Ayyash aangekomen was, verwijsde hij om eerst Ikrimah te laten drinken. Waarna Ikrimah hem weer terug verwees naar al-Hartih, maar daar aangekomen bleek al-Harith overleden te zijn. Dus ging hij terug naar de twee anderen, maar deze bleken ook al te zijn overleden.

De metgezellen baden, dat Allah tevreden over hen zou zijn en hen een verfrissing van de Kautharbron in het paradijs zou geven, een verfrissing waarna er geen dorst meer is.

31-12-2007, 18:55


An-Noe'aymaan Ibn Amr

...de comediant van Medina...


Ondanks het feit dat hij vocht in de veldslagen van Badr, Uhud, Khandaq en andere grote vijandelijke ontmoetingen, bleef An-Noe'aymaan een hartelijk persoon die heel erg gevat was en hij hield ervan om andere mensen voor de gek te houden bij wijze van grap.

Hij behoorde toe aan de Banoe An-Nadjjar van Medina en hij is één van de mensen die al vroeg tot de islam bekeerd is. Hij is één van de mensen die tijdens de tweede belofte van 'Aqabah plechtig hun trouw aan de profeet hebben beloofd. Hij stichtte connecties met de Qoeraysh toen hij de zus van Abdoer-Rah'maan Ibn 'Awf trouwde en later Oemm Koelthoem de dochter van 'Oeqbah Ibn Moe'ayt. Zij was gescheiden met haar echtgenoot Az-Zoebayr Ibn Al-'Awwaam vanwege zijn wreedheid en zijn strengheid.

Helaas werd An-Noe'aymaan voor een periode verslaafd aan alcohol. Hij werd gevangen met het drinken en de Profeet vzmh liet hem slaan met een zweep. Hij werd voor een tweede keer gevangen en nogmaals kreeg hij zweepslagen. Omdat hij nog steeds niet zijn slechte gewoonte opgaf, beviel de Profeet vzmh om hem te slaan met schoenen. Toen dit alles hem niet dwong tot het stoppen met drinken, zei de Profeet vzmh uiteindelijk: "Als hij weer teruggaat (naar het drinken) doodt hem dan."

Dit was een ernstige verkondiging, en Omar ibn el Khattab één van de metgezellen van de Profeet saws, begreep ervan dat als An-Noe'aymaan weer zou terugkeren tot het drinken van alcohol, dat hij dan buiten de pilaren van de islam zou treden, en daarmee de doodstraf verdient. Omar beheerste de woede die bij hem opkwam en had er afkeer van door te zeggen: " La'nat Allah 'alayhi - Mag Allah hem vervloeken".

De Profeet vzmh hoorde Omar's vervloeking en zei: "Nee, nee, doe dat niet. Echter hij houdt van Allah en zijn boodschapper. Een grote zonde (als deze) zet iemand niet buiten de gemeenschap, en de vergevensgezindheid van Allah is dichtbij de gelovigen."

Een keer ging An-Noe'aymaan naar de markt en zag eten dat verkocht werd wat erg aangenaam en lekker eruit zag. Hij bestelde er wat van en stuurde het naar de Profeet vzmh als een cadeau van hem. De profeet was erg blij met het eten en hij en zijn familie aten ervan. Naderhand kwam de verkoper van het eten naar An-Noe'aymaan om het geld op te halen. An-Noe'aymaan zei tegen hem: "Ga naar de boodschapper van Allah want het was voor hem. Hij en zijn familie hebben het gegeten."

De verkoper ging naar de profeet die op zijn beurt vroeg aan An-Noe'aymaan: "Had jij het niet aan mij gegeven?" "Ja," zei An-Noe'aymaan. "Ik dacht dat je het wel lekker zou vinden en ik wilde heel graag dat je het zou eten vandaar dat ik je het had gegeven. Maar ik heb geen enkele dirham om de verkoper te betalen. Dus, betalen, O Boodschapper van Allah!"

De Profeet vzmh moest erg lachen en zo ook zijn metgezellen. Het lachen was letterlijk op zijn kosten. Hij heeft namelijk betaald voor een geschenk waar hij niet eens om vroeg. An-Noe'aymaan zag twee voordelen als gevolg van dit gebeuren: de Profeet vzmh en zijn familie hebben eten gegeten waar ze van hebben genoten en de moslims hebben goed kunnen lachen.

Op een dag gingen Aboe Bakr en een aantal metgezellen op een handelsreis naar Al-Basra. Verscheidene mensen kregen tijdens de reis een vastgestelde plicht. Soewaybit Ibn Harmalah was verantwoordelijk voor de voedselvoorraad. An-Noe'aymaan was ook één van de reizigers en onderweg kreeg hij honger en vroeg Soewaybit voor een beetje eten. Soewaybit weigerde en An-Noe'aymaan zei tegen hem: "Weet je wel wat ik nu met je ga doen?" Hij ging door met het waarschuwen en dreigen maar ondanks dat bleef Soewaybit weigeren.

An-Noe'aymaan ging toen naar een groep arabieren in de markt en zei tegen hen: "Willen jullie een sterke en stevige slaaf die ik aan jullie kan verkopen." Ze zeiden: "ja" en An-Noe'aymaan ging door: "Hij is niet op zijn mondje gevallen en kan zich erg goed uitdrukken. Hij zal zich dan ook hevig verzetten en zeggen: ' ik ben vrij.' Maar jullie moeten daar niet naar luisteren."

De mannen betaalden de prijs van de slaaf - tien qala'is (muntstukken van goud) en An-Noe'aymaan accepteerde het en hij deed het heel erg zakelijk overkomen. De kopers vergezelden hem om hun 'gestolen' koopwaar op te halen. Wijzend naar Soewaybit, zei hij: "Dit is de slaaf die ik aan jullie heb verkocht."

De mannen grepen Soewaybit en hij schreeuwde voor zijn leven en zijn vrijheid: "Ik ben een vrij man. Ik ben Soewaybit Ibn Harmalah..." Maar ze gaven hem geen aandacht en grepen hem vast bij zijn nek en droegen hem precies hetzelfde als ze bij elk andere slaaf zouden hebben gedaan.

Tegelijkertijd, bleef An-Noe'aymaan erg serieus en hij lachte dus ook geen een keer. Hij bleef volledig kalm terwijl Soewaybit bitter doorging met protesteren. Soewaybit's medereizigers, realiseerden zich wat er gebeurde en ze haastten zich naar Aboe Bakr, de leider van de karavaan, om hem te halen. Deze kwam zo snel als hij kon. Hij legde aan de kopers uit wat er was gebeurd en Soewaybit werd vrijgelaten en het geld werd teruggegeven aan de kopers. Aboe Bakr moest er wel om lachen en ook Soewaybit en An-Noe'aymaan. Terug in Medina, toen het voorval aan de Profeet vzmh werd verteld werd er nog meer gelachen.


31-12-2007, 18:57
Op een dag kwam er een man naar de Profeet vzmh en hij had zijn kameel vast gebonden voor de deur van de moskee. Een paar sahabah merkten op dat de kameel een grote vette bult had en dat hun eetlust voor een lekker sappig stuk vlees is aangewakkerd. Ze draaiden zich om naar An-Noe'aymaan en vroegen: "Wil jij even zaken doen met deze kameel?"

An-Noe'aymaan begreep wat ze bedoelden. Hij stond op en slachtte de kameel. De arabier de eigenaar van de kameel kwam naar buiten en realiseerde zich wat er is gebeurd toen hij zag dat er mensen aan het grillen waren en vlees aan het eten waren. Uit nood begon hij te schreeuwen: "Waa 'aqraah! Waa Naqataah! (O mijn kameel!)"

De Profeet vzmh hoorde het lawaai en kwam naar buiten. Hij begreep van de metgezellen wat er was gebeurd en hij begon te zoeken naar An-Noe'aymaan maar hij kon hem niet vinden. Bang voor straf en beschuldiging was hij gevlucht. De Profeet vzmh volgde zijn voetsporen. Deze hebben hem geleid tot aan een tuin dat behoorde aan Danbaah de dochter van Az-Zoebayr, een neef van de profeet. Hij vroeg de metgezellen waar An-Noe'aymaan zich bevond. Wijzend naar een dichtstbijzijnde greppel, zeiden ze hard zodat ze geen alarm sloegen voor An-Noe'aymaan: "We hebben hem niet gevonden, boodschapper van Allah."

An-Noe'aymaan werd in de greppel gevonden helemaal bedekt met palmbladeren en takken, en zijn hoofd, gezicht en baard zat onder het vuil. Hij stond in de aanwezigheid van de Profeet vzmh die hem bij zijn hoofd greep en het vuil van zijn hoofd veegde terwijl hij aan het lachen was. De metgezellen voegden zich bij de vrolijkheid en de profeet betaalde de prijs van de kameel aan zijn eigenaar en ze voegden zich allemaal aan de feestmaaltijd.

De Profeet vzmh zag de streken van An-Noe'aymaan vanzelfsprekend als licht hartige opwellingen die zijn bedoeld om opluchting en gelach te scheppen. De religie van Islam verlangt niet van de mensen dat ze minachtend kijken naar zo een vrolijkheid en lichtzinnigheid en eeuwig somber te blijven.

An-Noe'aymaan leefde nog door na het overlijden van de Profeet vzmh en hij ging door met het genieten van de aandoening van de moslims. Maar of hij een einde maakte aan zijn vrolijkheid? Gedurende het kalifaat van 'Oethman, zat een groep metgezellen in de moskee. Ze zagen Makhramah Ibn Nawfal, een oude man die ongeveer rond de honderd en vijftien jaar oud was en ongetwijfeld vrij seniel. Hij was een familielid van de zus van Abdoer-Rahman Ibn 'Awf, die de echtgenote was van An-Noe'aymaan.

Makhramah was blind. Hij was zo zwak dat hij zich nauwelijks kon verplaatsen in de moskee. Hij stond op om te urinerenen en hij had het bijna gedaan midden in de moskee. Maar de metgezellen schreeuwden naar hem en voorkomen zo dat het gebeurde. An-Noe'aymaan stond op en ging naar hem toe om hem ergens anders naar toe te brengen zoals hem is gezegd. Waar bracht An-Noe'aymaan hem naartoe? In werkelijkheid heeft hij hem alleen maar een stukje verder gebracht dan waar hij eerst zat en liet hem daar zitten. De plaats was nog steeds in de moskee!

Mensen schreeuwden weer naar hem en lieten hem weer opstaan alleen dit keer was hij woedend. De arme oude man was helemaal gestresst en zei: "Wie heeft dit gedaan?" " An-Noe'aymaan Ibn 'Amr" werd hem gezegd. De oude man zwoer wraak en maakte bekend dat hij zijn stok kapot zou slaan op het hoofd van An-Noe'aymaan als hij hem tegenkwam.

An-Noe'aymaan ging weg en kwam terug. Hij was weer wat van plan. Hij zag 'Oethmaan Ibn 'Affaan, de Amier Al-Moemienien (leider der gelovigen), die zijn gebed aan het verrichten was in de moskee. 'Oethmaan werd nooit afgeleid als hij aan het bidden was. An-Noe'aymaan zag ook Makhramah. Hij ging naar hem toe en met een andere stem zei hij: "Wil je wraak nemen op An-Noe'aymaan?" De oude man herinnerde zich wat An-Noe'aymaan had gedaan. Hij herinnerde zijn gelofte en schreeuwde: "Ja, waar is hij?" An-Noe'aymaan nam hem bij de hand en leidde hem naar de plaats waar 'Oethmaan aan het bidden was en zei tegen hem: "Hier is hij!"

De oude man hief zijn stok en sloeg hard op het hoofd van 'Oethmaan. Bloed vloeide en mensen begonnen te schreeuwen: "Het is de Amir Al-Moeminien!" Ze droegen Makhramah weg en sommige mensen trachtten om An-Noe'aymaan te pakken maar 'Oethmaan hield ze tegen en vroeg ze of ze hem alleen konden laten. Ondanks de klap die hij had gekregen, was hij nog steeds in staat om te lachen om de streek van An-Noe'aymaan.

An-Noe'aymaan leefde tot de tijd dat de fitnah ontstond tussen 'Ali en Moe'awiyah en twist vulde zijn hart met pijn. Hij verloor zijn lichtvaardigheid en lachte daarna tot zijn dood nooit meer.

31-12-2007, 23:10


Djazakka allahoe ghairan akhi,
Moge allah jou rijkelijk belonen hiervoor.
Masa'allah mooie stukken, zalig om je even te plaatsen in hun prachtig leven, zo standvastig dat ze waren Masa'allah.
Als je nog meer hebt plaats inscha'allah.

Moge allah ons standvastigheid en taqwa schenken, allahoema Amien.


Wa assalaam ou alaikoum Warahamatullah Wabarakatuh.

01-01-2008, 12:14
Amr Ibn Al Jamouh
...Van Mushrik tot Moejahied..


Amr ibn al-Jamuh was in de jahiliyyah-tijd een van de leiders van Yathrib. Hij was het hoofd van de Banoe Salamah en stond bekend als hij een van de meest vrijgevenste en moedigste mensen van de stad.

Een van de voorrechten die de leiders van de stad genoten was dat ze een eigen afgodsbeeld in huis mochten hebben. Men hoopte, dat dit afgodsbeeld de leider in al zijn bezigheden zou zegenen. Hij werd geacht om het afgodsbeeld bij speciale gelegenheden offers te brengen en er in tijden van nood steun bij te zoeken. Het afgodsbeeld van Amr heette Manat. Hij had het van een kostbare houtsoort laten vervaardigen. Hij gaf het afgodsbeeld veel aandacht, tijd en geld bij de verzorging en sprenkelde er ook kostbare parfums over.

Amr was bijna zestig jaar, toen de eerste stralen van het islamitische licht in de huizen van Yathrib begonnen door te dringen. Huis na huis werd in het nieuwe geloof ingeleid, door Moes´ab ibn Oemayr, de eerste da´i (geloofsverkondiger), die voor de hidjra naar Yathrib was gestuurd. Door hem waren de drie zonen van Amr - Moeawwadh, Moeadh en Khallad - moslim geworden. Een van hun tijdgenoten was de beroemde Moeadh ibn Jabal. Amr´s vrouw, Hind, was net als haar drie zonen moslim geworden, maar Amr zelf wist hier niets van.

Hind zag dat steeds meer mensen in Yathrib tot de islam overgingen en geen enkele leider van de stad nog shirk bedreef, behalve haar man en een paar individuen. Ze hield erg veel van haar man en was trots op hem, maar ze was erg bezorgd dat hij als een kafir zou sterven en uiteindelijk in het hellevuur terecht zou komen.

In die tijd begin Amr zich steeds ongemakkelijker te voelen. Hij was bang dat zijn zonen de godsdienst van zijn voorvaderen op zouden geven en het onderricht van Moes´ab ibn Oemayr zouden volgen Deze had er in korte tijd voor gezorgd, dat vele mensen de afgoderij de rug toekeerden en de godsdienst van Mohammed(s.a.w.s) binnentraden.

Daarom zij Amr tegen zijn vrouw: "Wees voorzichtig en zorg ervoor, dat de kinderen niet met deze man (bedoelende op Moes´ab ibn Oemayr) in contact komen, voordat we een mening over hem gevormd hebben."

"Ik hoor en gehoorzaam," antwoordde zij. "Maar wil je niet van je zoon Moeadh horen, wat voor een relatie hij met die man heeft?"

"Wee over u! Heeft Moeadh zich zonder mijn medeweten van de godsdienst afgewend?"

De goede vrouw had medelijden met de oude man en zei: "Helemaal niet. Maar hij is bij een paar bijeenkomsten van de da´i geweest en heeft wat dingen, die hij onderwees uit het hoofd geleerd."

"Zeg hem dat hij hier moet komen," zei hij.

Toen Moeadh kwam, beval hij: "Laat me iets horen van wat deze man preekt."

Moeadh reciteerde de Fatiha (het openingsvers van de heilige Qor´aan):

"In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.
De Barmhartige, de Genadevolle. Meester van de Dag des Oordeels.
U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij om hulp. Leid ons op het rechte pad
Het pad dergenen, aan wie Gij gunsten hebt geschonken - niet dat van hen,
op wie toorn is nedergedaald, noch dat der dwalenden."
[Surah al-Fatiha]

"Wat is dit een perfecte bewoording en hoe mooi klinkt het," riep de vader uit. "Is alles zoals dit?"

"Jawel, vader. Wil je hem trouw zweren? Al je mensen hebben dat gedaan", drong Moeadh aan.

De oude man bleef een tijdje stil en zei toen: "Dat zal ik niet doen voor ik Manat hierover heb geraadpleegd en gehoord heb, wat hij zegt."

"Wat zou Manat kunnen zeggen, vader? Het is slechts een stuk hout. Het kan niet denken of spreken."

De oude man antwoordde scherp: "Ik heb je al gezegd, dat ik niets zonder hem doe."

Later op die dag ging Amr voor Manat staan. Het was een gewoonte van de afgodaanbidders om een oude vrouw achter het afgodsbeeld te plaatsen als ze ermee wilden spreken. De vrouw sprak dan namens het afgodsbeeld en verwoordde, zo meenden ze, wat de afgod haar influisterde. Amr stond met een diep ontzag voor het afgodsbeeld en prees hem uitbundig. Toen zei hij:

"O Manat, u weet beslist, dat er een propagandist uit Mekka hier bij ons is gekomen, die niemand dan u kwaad wenst te doen. Hij is hier alleen gekomen om onze aanbidding aan u een halt toe te roepen. Ik wil hem, ondanks de prachtige woorden, die ik van hem gehoord heb, geen trouw zweren. Maar ik ben hier gekomen om uw goede raad te ontvangen. Adviseer me dus alstublieft."

Manat gaf geen antwoord. Amr vervolgde:

"Misschien bent u boos. Maar tot nu toe heb ik u geen kwaad berokkend. Het hindert niet, ik zal u een paar dagen met rust laten, tot uw slechte bui voorbij is."

Amr´s zonen wisten hoe afhankelijk hun vader van Manat geworden was en dat hij in de loop der tijd bijna een verlengstuk ervan was geworden. Ze beseften echter dat de plaats, die het afgodsbeeld in hun vaders hart innam niet meer zo onwankelbaar was als tevoren. Ze moesten hem helpen om afstand van Manat te nemen. Zo moest zijn weg naar het geloof in Allah worden.

Op een nacht gingen de zonen van Amr samen met hun vriend Moeadh ibn Jabal naar Manat. Ze namen het afgodsbeeld van zijn plaats en gooiden het in een beerput van de Banoe Salamah. Ze keerden weer naar huis terug zonder dat iemand wist, wat zij gedaan hadden. Toen Amr de volgende ochtend wakker werd, ging hij met stille eerbied naar het afgodsbeeld om het respectvol te begroeten, maar hij kon het niet vinden.

01-01-2008, 12:17
Wee over u allen," riep hij. "Wie heeft afgelopen nacht onze god aangevallen?"

Niemand gaf antwoord. Hij ging, kokend van woede de daders van dit misdrijf bedreigend, op zoek naar het afgodsbeeld. Uiteindelijk vond hij het ondersteboven in de beerput. Hij waste en parfumeerde het en zette het op zijn gewone plaats terug en zei:

"Ik zal er wel achterkomen, wie u dit heeft aangedaan en ik zal hem vernederen."

De volgende nacht deden de jongens hetzelfde met het afgodsbeeld. De oude man vond het, waste en parfumeerde het zoals hij de dag daarvoor had gedaan en zette het terug op zijn vaste plaats. Dit gebeurde verschillende malen tot Amr op een nacht een zwaard om de nek van het afgodsbeeld bond en zei:

"O Manat, ik weet niet wie u dit aandoet. Maar als u maar een beetje positieve kracht in u hebt, verdedig u dan tegen dit kwaad. Hier heb ik een zwaard voor u."

De jongeren wachtten tot Amr diep in slaap was. Ze namen het zwaard van de nek van het afgodsbeeld en gooiden het beeld in de beerput. Amr vond het afgodsbeeld met zijn gezicht naar beneden in de beerput terug, terwijl het zwaard nergens te vinden was. Uiteindelijk was hij overtuigd, dat het afgodsbeeld geen macht had en het niet verdiende om aanbeden te worden. Toen duurde het niet meer lang voordat hij moslim werd.

Amr proefde al gauw de zoetheid van de iman oftewel het geloof, in de Enige Ware God. Maar tegelijkertijd. Voelde hij diepe pijn en woedde bij zichzelf als hij aan al die tijd terugdacht, wat hij met shirk had doorgebracht. Hij had de nieuwe godsdienst volledig geaccepteerd en plaatste zichzelf, zijn welvaart en zijn kinderen in dienst van Allah en Zijn Profeet saws.

De diepte van zijn geloof kwam in de Slag van Uhud tot uiting. Amr zag zijn drie zonen zich voor het gevecht klaar maken. Hij keek naar de drie vastbesloten jonge mannen, die vol vuur waren om het martelaarschap, het succes en de tevredenheid van Allah te verkrijgen. Dit had grote invloed op hem en hij besloot met hen op jihad mee te gaan en onder de vlag van de Boodschapper van Allah vzmh te strijden. De jongens waren het er helemaal niet mee eens, dat hun vader dit besluit zou uitvoeren. Hij was al behoorlijk oud en erg zwak.

"Vader," zeiden zij, "het is zeker dat Allah jou excuseert. Waarom zadel je jezelf dan nog met deze last op?"

De oude man werd erg kwaad en liep regelrecht naar de Profeet vzmh om over zijn zoons te klagen:

"O Rasoeloellah! Mijn zoons willen mij van de bron van goedheid weghouden en beweren dat ik te oud en te afgeleefd ben. Bij Allah, ik verlang om op deze manier het paradijs te verkrijgen ook al ben ik oud en zwak."

"Laat hem maar," zei de Profeet vzmh tegen de zoons. "Misschien zal Allah, de Almachtige en de grote hem het martelaarschap belonen."

Spoedig was het tijd om naar het slagveld te gaan. Amr nam afscheid van zijn vrouw en ging samen met mijn drie zonen en een groot deel van zijn stam, de Banoe Salamah, op weg.

"O Heer, geef mij het martelaarschap en stuur me niet uit 't veld geslagen terug naar mijn familie." Hij keek naar de richting van Medina en al wijzend ernaar bad hij: "O Allah laat me nooit me daar nooit meer terug keren, laat me hier sterven als shahied"

Op het hevigst van de strijd was Amr in de voorste linies te zien, springend op zijn goede been (het andere was gedeeltelijk verlamd) en roepend:

"Ik verlang naar het paradijs, ik verlang naar het paradijs."

Zijn zoon Khallad bleef dicht bij hem en beiden vochten moedig om de Profeet vzmh te verdedigen terwijl veel van de andere moslims op jacht naar buit gingen. Vader en zoon vielen op het slagveld en stierven kort na elkaar. Na het slagveld probeerde een paar sahabah Amr met een ezel terug te brengen naar Medina om hem daar te begraven, maar de ezel deed geen stap richting Medina. Immers Amr smeekte Allah om nooit meer terug te keren naar Medina. Hij hield zich aan de belofte met Allah en Allah hield Zich aan Zijn belofte. Waarna de Profeet vzmh beviel om de slachtoffers ter plekke te begraven.

Nadat de moslims terug te waren in Medina, gingen een paar vrienden van Amr naar zijn vrouw vertelde haar het slecht nieuws over haar man. Maar zij antwoordde: "wat is er gebeurd met de Boodschapper van Allah?" Waarop de vrienden verbaasde zeiden: "je zoon Khallad is ook gestorven." "Wat is er gebeurd met de Profeet saws?" antwoordde ze weer. Waarop de mannen zeiden: "Met de Profeet gaat alles goed." "Alhamdoellilah," zei ze, "Al het ongeluk is daarmee dan verwenen."

Amr die al bejaard was en toch volhield om te gaan strijden voor de zaak van Allah, was pas twee à drie jaar moslim. Na twee à drie jaar en dan zo´n imaan (geloof) bereiken.....Soebhana Allah

01-01-2008, 12:29
Al Baraa Ibn Maalik Al-Ansaari
...zal al zijn manschappen de dood in jagen door zijn gewaagde heldendaden...


Zijn haar zat in de war en zijn hele uiterlijk was onverzorgd. Hij was zo mager als een lat en had zo weinig vlees op zijn botten, dat het pijnlijk was om naar hem te kijken. Maar in een gevecht van man tot man heeft hij vele tegenstanders verslagen en temidden van harde gevechten was hij een uitmuntende krijger waar de tegenpartij rekening mee hield.

Hij was zo dapper en heldhaftig dat Omar ibn el Khattab ooit tegen al zijn gouverneurs en generaals heeft gezegd dat ze hem nooit aan het hoofd van een leger als leider moesten benoemen, omdat hij anders al zijn manschappen de dood in zal leiden door zijn gewaagde heldendaden. Deze man was Al-Baraa ibn Malik Al-Ansari, de broer van Anas ibn Maalik (de persoonlijke bediende van de Profeet saws).

Als de heldhaftige daden van Al-Baraa ibn Maalik in details verteld moeten worden dan zouden er pagina´s voor nodig zijn. Maar laat één voorbeeld voor ons voldoende zijn...

Dit verhaal begint slechts een paar uur na het overlijden van de Profeet saws, toen vele Arabische stammen zich de rug keerden naar de Islam in grote getale. Binnen een korte periode waren alleen de inwoners van Mekka, Medina en Taa-if en wat stammen hier en daar in de omgeving, die zich nog sterk aan de Islam vastklampten.

Aboe Bakr As-Siddieq, de opvolger van de Profeet vzmh trad met een harde hand tegen deze blinde en vernietigende beweging. Hij mobiliseerde van de Moehadjirien en de Ansar, elf verschillende legereenheden elk onder een aparte generaal en stuurde ze naar verschillende delen van het Arabisch schiereiland. Hun doel was om de afvalligen weer het rechte pad op te leiden en de leiders van de rebellen te confronteren.

De sterkste groep ketters en grootste in aantal waren de Banoe Hanifah, waarin zich de oplichter Moesaylamah de leugenaar bevond, die claimde dat hij een profeet was. Moesaylamah slaagde erin om veertigduizend uitstekende vechters uit zijn stam te mobiliseren. De meeste van hen volgden hem echter omwille van asabiyyah oftewel stamverwantschap en niet omdat ze in hem geloofden. Een van hen zei in feite: "Ik getuig dat Moesaylamah een oplichter is en dat Mohammed de ware is, maar de Oplichter uit Rabi'ah (Moesaylamah) is ons dierbaarder dan de man van de waarheid uit Moedar (Mohammed saws)."

Moesaylamah bracht een zware nederlaag aan het eerste leger dat hem werd gestuurd onder leiding van 'Ikrimah ibn abi Djahl. Aboe Bakr stuurde een andere leger naar Moesaylamah, onder leiding van Het Verscherpte Zwaard Van Allah, Khalid Ibn Al-Walid. Dit leger bestond uit la crème de la crème van de sahabah van beide de Ansar en de Moehadjrien. In de frontlinies van dit leger was Al-Baraa ibn Malik en een groep van de meest moedige en gevreesde moslims.

De twee kampen ontmoetten op het territorium van de Banoe H'anifah bij Yamamah in Nadjd. Het duurde niet lang en het gevecht neigde gewonnen te worden door Moesaylamah en de zijnen. De moslim soldaten begonnen zich terug te trekken uit hun posities. De manschappen van Moesaylamah bestormden zelfs de tent van generaal Khalid ibn al-Walid en verdreven hem uit zijn positie. Zij zouden zelfs zijn vrouw hebben vermoord als iemand haar niet beschermd had.

Op dat moment, beseften de moslims zich in wat voor gevaarlijke situatie zij zich verkeerden. Ze waren ook bewust van het feit dat als zij verslagen zouden worden door Moesaylamah, dan zou de Islam geen stand houden en zou Allah, niet meer aanbeden worden in het Arabische schiereiland.

Khalid verzamelde zijn manschappen nogmaals en reorganiseerde ze. Hij verdeelde de Moehadjirien, de Ansar en de verschillende stammen in drie hoofd groepen. Elk van die groepen werd onder leiding gebracht van een eigen stamlid, zodat de verliezen binnen elke groep makkelijk te achterhalen konden worden.

Het gevecht laaide op. Er was zoveel schade en er waren zoveel doden gevallen. De moslims hadden nog nooit zoiets ervaren in alle gevechten die ze hiervoor voerden. De mannen van Moesaylamah bleven stand houden, zo stevig en ferm al hadden ze zoveel slachtoffers.

De moslims lieten ongelofelijk veel dapperheid en heldhaftigheid zien van ongekende kaliber.

Thaabiet Ibn Qays, de vaandeldrager van de Ansar, groed een kuil en ging daar zelf in staan en vocht zich daarin dood. De kuil die hij had gegraven was meteen ook zijn graf.

Zayd ibn El-Khattaab, broer van Omar, riep de moslims op: "Mannen, bijt op je kiezen, sla meedogenloos toe op de vijand en druk door. Bij Allah, ik zal niet meer met jullie spreken tot Moesaylamah verslagen is of ik Allah heb ontmoet."

Hij voerde daarna een charge op de vijand en bleef vechten tot hij werd gedood. Saalim, de mawla van Aboe H'oedhaifah, en vaandeldrager van de Moehadjirien vertoonde onverwachte waarde. Zijn mensen vreesden dat hij zwakte zou vertonen of te bang zal zijn om te vechten. Tegen hen zei hij, "Als jullie erin slagen mij in te halen, wat een slechte drager van Koran zal ik dan zijn." Hij sprong daarna zeer gewaagd te midden van de vijandelijke rijen en vocht tot hij als een martelaar viel.

De heldendaden van al deze mensen, staan in het niets als je ze vergelijkt met de heldendaden van Al-Baraa ibn Malik. Terwijl het gevecht wreder en woester werd, richtte Khalid zich tot Al-Baraa ibn Malik en zei: "Val aan, jonge man van de Ansaar." Al-Baraa-e ibn Maalik keerde zich om naar zijn mensen en zei zijn legendarische woorden die in de hemelen weerklonken:

"O Ansaar, laat niemand maar dan ook niemand van jullie aan terugkeer naar Medina denken. Medina bestaat niet meer voor jullie. Er is alleen nog maar Allah en het Paradijs."

Hij begon toen met de Ansar een aanval tegen de Moeshrikien , ze braken door hun linies heen en deelden hen een aantal rake klappen uit, tot ze uiteindelijk begonnen terug te trekken. De moeshrikien zochten toevlucht in een tuin, die later de naam 'De Tuin des Doods' kreeg, omdat er zoveel doden daar vielen op die dag. De tuin was omringd door hoge muren. Moesaylamah al-Kadab en duizenden van zijn mannen gingen naar binnen en sloten de poorten van de tuin achter ze en versterkten zich. Vanuit deze nieuwe positie schoten een regen van pijlen op de moslims.

De waaghals Al-Baraa ibn Malik stapte naar voren en richtte zich naar zijn gezelschap: "Zet mij op een schild, hijs het schild op pijlen en slinger mij over de muren de tuin binnen naast de poort. Ik zal dan sterven als een martelaar of de poort voor jullie openen."

De broodmagere Al-Baraa ibn Malik werd meteen op een schild gezet en werd zo te midden van de Tuin des Doods gegooid tussen Moesaylama's mannen. Hij daalde neer op ze als een bliksemflits en zette het gevecht voort naar de poort. Velen vielen door zijn zwaard en voordat hij de poort kon openen kende zijn lichaam vele wonden.

De moslims drongen meteen binnen door de poorten en over de muren. Het vechten was bitter en zeer vermoeiend. Honderden werden gedood en uiteindelijk bereikten de moslims Moesaylamah de oplichter en werd hij gedood.

Al-Baraa ibn Malik werd op een draagkoets vervoerd naar Medina. Khalid ibn al-Walid bleef een maand lang voor hem zorgen tot zijn vele wonden heelden. Door hem hadden moslim een overwinning behaald op Moesaylamah.

Terwijl hij nog herstellende was van zijn wonden, bleef Al-Baraa ibn Malik verlangen naar martelaarschap dat hem in de Tuin des Doods niet werd gegeven. Hij ging door met vechten, de ene slag naar de andere, hopend zijn doel te bereiken en te sterven voor Allah (s.w.t). Dat werd in vervulling gebracht in de slag bij Tustar in Perzië.

In Tustar waren de Perzen belegerd in een van hun opstandige forten. De belegering duurde lang en toen de effecten daarvan ondragelijk werden, hanteerden ze een andere tactiek. Vanuit de muren van de forten, begonnen ze ijzeren kettingen te werpen met aan het uiteinde gloeiende haken. De moslims werden door deze haken getroffen en omhoog gehesen, dood of in folterende pijn. Een van deze haken had Anas ibn Malik te pakken, de broer van Al-Baraa ibn Malik. Zodra Al-Baraa ibn Malik dat had gezien, sprong hij snel op de muur van het fort en greep de ketting die zich in zijn broer boorde en begon de haak van zijn lijf weg te halen. Zijn hand begon te verbranden maar hij liet niet los tot zijn broer werd verlost.

Al-Baraa ibn Malik zelf stierf in deze strijd. Hij bad tot Allah om hem martelaarschap te garanderen en hij kreeg het.....

01-01-2008, 12:37
Abdoellah ibn ‘Abbaas


Abdoellah was de zoon van 'Abbaas, een oom van de nobele profeet . Hij was drie jaar voor de Hidjrah geboren. Toen de profeet overleed was hij dus dertien jaar oud.

Toen hij geboren werd,had zijn moeder hem naar de profeet gebracht die toen een beetje van zijn speeksel op de baby's tong had gedaan al voor dat de baby een zuigeling werd. Dat was het begin van een ware vriendschap tussen de twee en een levenslange liefde en toewijding.
Toen Abdoellah de leeftijd van verstandigheid bereikte,(wat overigens opmerkelijk vroeg was) hechte hij zichzelf aan het bedienen van de profeet Hij rende om water voor hem te halen wanneer de profeet zijn rituele wassing voor het gebed wilde verrichten. Tijdens het gebed stond hij vlak achter de profeet en wanneer de profeet ging reizen vergezelde hij hem altijd. Abdoellah werd dus een soort schaduw van de profeet ; altijd in zijn gezelschap.

In al deze situaties was hij erg aandachtig en alert naar alles wat door de profeet gezegd werd of gedaan. Zijn hart was enthousiast en zijn jonge verstand was puur en rein, hij registreerde de woorden van de profeet met een ongekende capaciteit en met de nauwkeurigheid van een taperecorder. Op deze wijze werd Abdoellah zoals wij hem later zullen kennen als een van de meest geleerde en gerespecteerde metgezellen van de profeet . Een metgezel die de moslimnatie van 660 overleveringen van de profeet voorzag die opgenomen werden en geauthentiseerd in de collecties van Boekhari en Moslim. De profeet had hem zo lief dat hij hem altijd naar zich toe trok en hem vaderlijk op zijn schouders klopte en zei: " O Allah geef hem kennis en wijsheid van de islam en laat hem zich verdiepen in de mening en interpretaties van geloofskwesties

Abdoellah vertelt: Een keer wilde de profeet woedoe (rituele wassing) verrichten en zoals gewoonlijk haastte ik me om zo snel mogelijk water voor hem te halen. De profeet was erg blij en bij het begin van de salat (gebed) wees hij naar mij dat ik naast hem moest staan bij tijdens het bidden. Echter bleef gedurende het gebed achter hem bidden en toen het gebed eindigde vroeg de profeet mij:" Wat hield jou tegen om niet naast mij te bidden , O Abdoellah?" U bent gewoon te voorbeeldig en te geweldig in mijn ogen om zij aan zij met u gelijk te staan." Antwoordde ik.

Toen hief de profeet zijn handen naar de hemel en zei:"O Allah, garandeer hem wijsheid" En inderdaad werden de gebeden van de profeet verhoord en Abdoellah bezat wijsheid die ver boven zijn leeftijd was, maar het was wijsheid dat ook verkregen werd door pure toewijding aan het vergaren van kennis tijdens en na het leven van de profeet .

Tijdens het leven van profeet , miste Abdoellah geen een bijeenkomst en hij onthield alles wat de profeet meteen. Na het overlijden van de profeet bezocht hij zoveel mogelijk metgezellen die langer met de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) waren, om van ze te leren. Als hij vernam dat iemand een hadeeth (overlevering) van de profeet kende die hij nog niet kende, ging hij meteen naar hem toe om die hadeeth noteren. Hij ging zelfs naar dertig verschillende metgezellen om een zaak te verduidelijken.

Abdoellah beschreef wat hij een keer deed toen hij hoorde dat een metgezel een hadeeth kende die hij niet heeft gehoord: "Ik ging naar hem toe en wachtte voor zijn deur uren lang tot de wind stof op mijn hoofd blies en toen de metgezel eindelijk kwam zei hij: "O neef van de profeet heeft u zolang op mij moeten wachten?als u iemand zond naar mij dan was ik meteen gekomen." Ik zei toen: "Ik ben degene die jou moet opzoeken omdat kennis gezocht moet worden en kennis komt niet vanzelf naar je toe." Ik vroeg hem uiteindelijk om de hadeeth en leerde hem meteen.

Het was niet alleen het verzamelen van de ahadeeth wat Abdoellah bezighield. Hij wijdde zichzelf toe aan het vergaren van kennis in allerlei gebieden. Hij bewonderde in het speciaal personen als Zayd ibn Thaabit, de notulist van de Qor-aan en de hoofd rechter van Medinah die ook een deskundige was in erfeniswetten en reciteren van de Qor-aan. Als Zayd op reis ging, hield Abdoellah de teugels van zijn kameel en liep voor hem net als een dienaar die zijn meester wil behagen Zayd zei dan tegen hem: "Laat dat toch, O neef van de profeet ."

Zo zijn wij bevolen om onze geleerden te behandelen," antwoordde Abdoellah. "laat me je handen zien", zei Zayd. Abdoellah strekte zijn handen en Zayd nam zijn handen en kuste die liefdevol en zei: "En zo zijn wij bevolen om met Ahl al-Bayt (leden van het huis des profeet) om te gaan."

Terwijl Abdoellah's kennis groeide, groeide ook zijn status. Masrug ibn Ajda zei het volgende over hem: "Telkens wanneer ik Abdoellah za zou ik zeggen: "Hij is de meest knappe man onder ons". Telkens wanneer hij praatte zou ik zeggen: "Hij is de meest welsprekende man onder ons. Telkens wanneer hij een debat hield, zou ik zeggen: "Hij is de meest geleerde man onder ons." De khalifa (leider) 'Omar ibn al-Khattaab zocht vaak zijn raad bij belangrijke zaken die de hele natie aangingen en beschreef hem vaak als :"De jonge volwassene."

Sa'd ibn abi Waqqaas beschreef hem met deze woorden: "Ik heb nooit iemand gezien die sneller van begrip was en die meer kennis en wijsheid bezat dan Abdoellah ibn 'Abbaas. Ik zag Omar zijn raad nemen over problematische zaken tijdens de aanwezigheid van veteranen van Badr waaronder Moehadjirien en Ansar zaten. Abdoellah zou dan praten en 'Omar zou geen woord tegen spreken."

Al deze kwaliteiten resulteerden in feit dat Abdoellah werd benoemd als "De geleerde van de Oemmah (natie)". Abdoellah ibn 'Abbaas was niet tevreden met het bezitten van kennis alleen maar hij voelde zich verplicht om zijn kennis te delen met zij broeders en zusters. Het gevolg was dat zijn huis veranderde in een universiteit. Inderdaad een universiteit in de volle betekenis van het woord met een speciale eigenschap want zijn universiteit kende maar een leraar genaamd Abdoellah ibn 'Abbaas. Er was een enthousiaste publiek voor de universiteit van Abdoellah. Een van zijn metgezellen vertelt: "Ik zag mensen voordringen op de wegen die leiden naar het huis van Abdoellah ibn 'Abbaas tot er helemaal geen plaats meer was binnen zijn huis of zijn plein. Ik ging naar Abdoellah en vertelde hem over de drukte en hij vroeg mij om eerst water voor hem te halen voor woedoe. Hij verrichte woedoe en zat en zei: "ga en zeg tegen ze: "Wie van jullie vragen heeft over tadjwied (articulatie van de Qor-aan) kan binnen komen."

Ik riep ze en het huis liep vol. Hij beantwoordde de vragen met helderheid en bewijzen en gaf zelfs meer informatie dan de mensen vroegen en toen ie klaar was moest ik degenen roepen die vragen hadden over betekenissen en interpretaties van de Qor-aan. En weer werd het huis gevuld. Mensen bleven binnen komen vragen over Fiqh, sharia, erfenis, Arabische taal, dichtkunst en etymologie(oorsprong van woorden en gezegden). Abdoellah werd niet moet en bleef enthousiast in het ontvangen van mensen."

Op een gegeven moment kwam Abdoellah tijd tekort en ging hij dagen specialiseren voor een aantal exclusieve onderwerpen en werden de dagen van de week gekenmerkt met zijn lezingen. Abdoellah had een sterk geheugen en een formidabele intellect. Zijn uitleg was met precisie, helder en logisch. Zijn argumenten waren overtuigend en ondersteunt met pertinente bewijzen uit de Qor-aan hadeeth en historische feiten. Hij zei een keer: "Wanneer ik het belang van een bepaalde vers uit de Qor-aan realiseer en achterhaal dan wens ik dat alle mensen wisten wat ik te weten ben gekomen." "Wanneer ik hoor dat een islamitische vorst gelijkwaardig handelt en rechtvaardig regeert dan ben ik blij voor hem en bid ik voor hem. "Wanneer ik hoor dat ergens op de landen der moslims regen is gevallen, vult dat zelfde regenval mijn hart met geluk en blijheid."

Abdoellah ibn 'Abbaas was consequent in zijn toewijding. Hij vastte vaak vrijwillig en bad vaak lange nachten. Hij huilde wanneer hij Qor-aan las. Wanneer hij verzen reciteerde die met de dood, wederopstanding en straf te maken hadden huilde en snikte hij zo hard dat zijn stem zwaar werd en wegvaagde. Hij was eenenzeventig jaar toen hij overleed in de rotsachtige stad van Taa-ief.

01-01-2008, 12:45
Aboe Ayyoeb al-Ansari


"Wij onderwierpen ons aan de wensen van de Profeet," ging Aboe Ayyoeb door, "tot op een koude nacht een va onze kommen brak, waardoor er water op de vloer kwam. We hadden slechts een stuk fluweel dat we als deken gebruikten. We depten het water daarmee op, want we waren bang dat het door zou lekken naar de Profeet. 's Ochtends ging ik naar de Profeet toe en zei: "Ik vind het vervelend om boven u te wonen," En vertelde hem wat er gebeurd was. Hij gaf gehoor aan mijn wens en ruilden van verdieping."

De Profeet bleef bijna zeven maanden bij Aboe Ayyoeb wonen, tot de moskee op de open ruimte, waar de kameel gestopt was, klaar was. Hij verhuisde naar de kamers, die rond de moskee voor hem en zijn familie waren gebouwd. Hij werd dus de buurman van Aboe Ayyoeb. Wat had hij een nobele buurman gekregen!

Aboe Ayyoeb bleef met zijn hele hart van de Profeet houden en de Profeet hield van hem. Ze gingen met elkaar om zonder plichtplegingen. De Profeet beschouwde het huis van Aboe Ayyoeb nog steeds als het zijne. De volgende anekdote laat ons heel goed zijn, wat voor relatie deze twee mannen hadden.

Aboe Bakr verliet eens op een gloeiendhete middag zijn huis en ging naar de moskee. Omar zag hem en vroeg: "Aboe Bakr, wat brengt jou hier op dit uur van de dag?" Aboe Bakr vertelde, dat hij zijn huis had verlaten, omdat hij zo´n honger had. Omar vertelde dat hij om dezelfde reden zijn huis had verlaten. De Profeet(s.a.w.s) kwam naar hen toe en zei: "Wat brengt jullie twee op dit uur van de dag hier." Zij vertelden het hem en hij antwoordde: "Bij Hem in Wiens handen mijn ziel is, honger is bij mij ook de reden waarom ik naar buiten kwam. Maar ga maar met mij mee."

Ze gingen naar het huis van Aboe Ayyoeb al-Ansari. Zijn vrouw opende de deur en zei: "De Profeet en iedereen die bij hem is, is welkom". "Waar is Aboe Ayyoeb?" vroeg de Profeet . Aboe Ayyoeb, die in een palmgaarde vlak in de buurt werkte, hoorde de stem van Mohammed(s.a.w.s) en kwam meteen.

"De Profeet en iedereen die bij hem is, is welkom," zei hij en ging verder, "O Profeet van Allah, dit is niet de tijd, dat u gewoonlijk hier komt." Aboe Ayyoeb hield elke dag wat voedsel voor de Profeet(s.a.w.s) achter. Als de Profeet niet voor een bepaald uur kwam, gaf Aboe Ayyoeb het aan zijn familie. "Je hebt gelijk," gaf de Profeet(s.a.w.s) toe.

Aboe Ayyoeb ging naar buiten en haalde een tros dadels, die zowel rijpe als halfrijpe vruchten bevatte. "Ik wil niet dat je dit afsnijdt," zei de Profeet(s.a.w.s) "Kon je me niet alleen rijpe dadels brengen?" "O Rasoeloellah, eet alstublieft van de rijpe(roetb) als halfrijpe dadels(boesr). Ik zal ook een beest voor je slachten." Waarop de Profeet waarschuwde: "Als je dat gaat doen, dood dan geen beest, dat melk geeft."Aboe Ayyoeb slachtte een jonge geit, kookte de ene helft en grilde de andere helft. Ook vroeg hij zijn vrouw om wat te bakken, want zij bakte beter dan hij, gaf hij toe.

Toen het eten klaar was, werd het voor de Profeet en zijn twee vrienden neergezet. De Profeet(s.a.w.s) nam een stuk vlees, legde dat op een stuk brood en zei: "Aboe Ayyoeb, breng dit stuk naar Fatimah. Ze heeft dagen lang niet zoiets gehad."

Toen ze hadden gegeten en voldaan waren, zei de Profeet bespiegelend: "Brood en vlees en boesr en roetb!" Tranen liepen over zijn wangen terwijl hij vervolgde: "Dit is een overvloedige zegening, waarover je op de Dag des Oordeels zal worden ondervraagd. Als je zoiets tegen komt neem het dan in je handen en zeg: 'Bismillah (in de naam van Allah)' en als je klaar bent zeg dan: "Al hamdoe lillah alladhie hoewa ashba´na wa an´ama alayna (lof zij Allah die ons genoeg gegeven heeft en die ons met overvloed overladen heeft.)' Dit is het beste."

Dit zijn enige momenten van het leven van Aboe Ayyoeb in vredestijd. Maar hij heeft zich ook onderscheiden in zijn militaire carrière. Hij was gedurende lange tijd soldaat en er werd over hem gezegd: "hij is nooit bij een slag die de moslim in de tijd van de Profeet tot de tijd van Moe´awiyah vochten, weggebleven, behalve als hij opdat moment verwikkeld was in een andere slag."

De laatste campagne waar hij deel uit maakte was de expeditie tegen Constantinopel, die door Moe´awiyah was voorbereid en door zijn zoon Yazid werd geleid. In die tijd was Aboe Ayyoeb een hoog bejaarde man van bijna tachtig jaar. Maar dat weerhield hem niet om met het leger mee te gaan en de zee als een ghazi op Allah´s, weg over te steken. Nadat hij slechts korte tijd aan de strijd had meegedaan, werd Aboe Ayyoeb ziek en moest zich uit het gevecht terugtrekken. Yazid kwam naar hem toe en vroeg: "Heb je iets nodig, Aboe Ayyoeb?"

"Geef mijn Salaam aan het moslimleger en zeg hen: "Aboe Ayyoeb verlangt van jullie, dat jullie zo diep mogelijk het gebied van de vijand doordringen, en dat jullie hem meedragen en hem onder jullie voeten bij de muren van Constantinopel begraven."

Toen blies hij zijn laatste adem uit.

Het moslimleger vervulde de wens van de sahabah van de Boodschapper van Allah. Zij drongen het vijandelijke leger meer en meer terug, tot ze bij de muren van Constantinopel reikten, waar ze hem begroeven.

02-01-2008, 23:00


Abdoellah ibn ‘Abbaas


Abdoellah was de zoon van 'Abbaas, een oom van de nobele profeet . Hij was drie jaar voor de Hidjrah geboren. Toen de profeet overleed was hij dus dertien jaar oud.

Toen hij geboren werd,had zijn moeder hem naar de profeet gebracht die toen een beetje van zijn speeksel op de baby's tong had gedaan al voor dat de baby een zuigeling werd. Dat was het begin van een ware vriendschap tussen de twee en een levenslange liefde en toewijding.
Toen Abdoellah de leeftijd van verstandigheid bereikte,(wat overigens opmerkelijk vroeg was) hechte hij zichzelf aan het bedienen van de profeet Hij rende om water voor hem te halen wanneer de profeet zijn rituele wassing voor het gebed wilde verrichten. Tijdens het gebed stond hij vlak achter de profeet en wanneer de profeet ging reizen vergezelde hij hem altijd. Abdoellah werd dus een soort schaduw van de profeet ; altijd in zijn gezelschap.

In al deze situaties was hij erg aandachtig en alert naar alles wat door de profeet gezegd werd of gedaan. Zijn hart was enthousiast en zijn jonge verstand was puur en rein, hij registreerde de woorden van de profeet met een ongekende capaciteit en met de nauwkeurigheid van een taperecorder. Op deze wijze werd Abdoellah zoals wij hem later zullen kennen als een van de meest geleerde en gerespecteerde metgezellen van de profeet . Een metgezel die de moslimnatie van 660 overleveringen van de profeet voorzag die opgenomen werden en geauthentiseerd in de collecties van Boekhari en Moslim. De profeet had hem zo lief dat hij hem altijd naar zich toe trok en hem vaderlijk op zijn schouders klopte en zei: " O Allah geef hem kennis en wijsheid van de islam en laat hem zich verdiepen in de mening en interpretaties van geloofskwesties

Abdoellah vertelt: Een keer wilde de profeet woedoe (rituele wassing) verrichten en zoals gewoonlijk haastte ik me om zo snel mogelijk water voor hem te halen. De profeet was erg blij en bij het begin van de salat (gebed) wees hij naar mij dat ik naast hem moest staan bij tijdens het bidden. Echter bleef gedurende het gebed achter hem bidden en toen het gebed eindigde vroeg de profeet mij:" Wat hield jou tegen om niet naast mij te bidden , O Abdoellah?" U bent gewoon te voorbeeldig en te geweldig in mijn ogen om zij aan zij met u gelijk te staan." Antwoordde ik.

Toen hief de profeet zijn handen naar de hemel en zei:"O Allah, garandeer hem wijsheid" En inderdaad werden de gebeden van de profeet verhoord en Abdoellah bezat wijsheid die ver boven zijn leeftijd was, maar het was wijsheid dat ook verkregen werd door pure toewijding aan het vergaren van kennis tijdens en na het leven van de profeet .

Tijdens het leven van profeet , miste Abdoellah geen een bijeenkomst en hij onthield alles wat de profeet meteen. Na het overlijden van de profeet bezocht hij zoveel mogelijk metgezellen die langer met de profeet (Allah's vrede en zegen zij met hem) waren, om van ze te leren. Als hij vernam dat iemand een hadeeth (overlevering) van de profeet kende die hij nog niet kende, ging hij meteen naar hem toe om die hadeeth noteren. Hij ging zelfs naar dertig verschillende metgezellen om een zaak te verduidelijken.

Abdoellah beschreef wat hij een keer deed toen hij hoorde dat een metgezel een hadeeth kende die hij niet heeft gehoord: "Ik ging naar hem toe en wachtte voor zijn deur uren lang tot de wind stof op mijn hoofd blies en toen de metgezel eindelijk kwam zei hij: "O neef van de profeet heeft u zolang op mij moeten wachten?als u iemand zond naar mij dan was ik meteen gekomen." Ik zei toen: "Ik ben degene die jou moet opzoeken omdat kennis gezocht moet worden en kennis komt niet vanzelf naar je toe." Ik vroeg hem uiteindelijk om de hadeeth en leerde hem meteen.

Het was niet alleen het verzamelen van de ahadeeth wat Abdoellah bezighield. Hij wijdde zichzelf toe aan het vergaren van kennis in allerlei gebieden. Hij bewonderde in het speciaal personen als Zayd ibn Thaabit, de notulist van de Qor-aan en de hoofd rechter van Medinah die ook een deskundige was in erfeniswetten en reciteren van de Qor-aan. Als Zayd op reis ging, hield Abdoellah de teugels van zijn kameel en liep voor hem net als een dienaar die zijn meester wil behagen Zayd zei dan tegen hem: "Laat dat toch, O neef van de profeet ."

Zo zijn wij bevolen om onze geleerden te behandelen," antwoordde Abdoellah. "laat me je handen zien", zei Zayd. Abdoellah strekte zijn handen en Zayd nam zijn handen en kuste die liefdevol en zei: "En zo zijn wij bevolen om met Ahl al-Bayt (leden van het huis des profeet) om te gaan."

Terwijl Abdoellah's kennis groeide, groeide ook zijn status. Masrug ibn Ajda zei het volgende over hem: "Telkens wanneer ik Abdoellah za zou ik zeggen: "Hij is de meest knappe man onder ons". Telkens wanneer hij praatte zou ik zeggen: "Hij is de meest welsprekende man onder ons. Telkens wanneer hij een debat hield, zou ik zeggen: "Hij is de meest geleerde man onder ons." De khalifa (leider) 'Omar ibn al-Khattaab zocht vaak zijn raad bij belangrijke zaken die de hele natie aangingen en beschreef hem vaak als :"De jonge volwassene."

Sa'd ibn abi Waqqaas beschreef hem met deze woorden: "Ik heb nooit iemand gezien die sneller van begrip was en die meer kennis en wijsheid bezat dan Abdoellah ibn 'Abbaas. Ik zag Omar zijn raad nemen over problematische zaken tijdens de aanwezigheid van veteranen van Badr waaronder Moehadjirien en Ansar zaten. Abdoellah zou dan praten en 'Omar zou geen woord tegen spreken."

Al deze kwaliteiten resulteerden in feit dat Abdoellah werd benoemd als "De geleerde van de Oemmah (natie)". Abdoellah ibn 'Abbaas was niet tevreden met het bezitten van kennis alleen maar hij voelde zich verplicht om zijn kennis te delen met zij broeders en zusters. Het gevolg was dat zijn huis veranderde in een universiteit. Inderdaad een universiteit in de volle betekenis van het woord met een speciale eigenschap want zijn universiteit kende maar een leraar genaamd Abdoellah ibn 'Abbaas. Er was een enthousiaste publiek voor de universiteit van Abdoellah. Een van zijn metgezellen vertelt: "Ik zag mensen voordringen op de wegen die leiden naar het huis van Abdoellah ibn 'Abbaas tot er helemaal geen plaats meer was binnen zijn huis of zijn plein. Ik ging naar Abdoellah en vertelde hem over de drukte en hij vroeg mij om eerst water voor hem te halen voor woedoe. Hij verrichte woedoe en zat en zei: "ga en zeg tegen ze: "Wie van jullie vragen heeft over tadjwied (articulatie van de Qor-aan) kan binnen komen."

Ik riep ze en het huis liep vol. Hij beantwoordde de vragen met helderheid en bewijzen en gaf zelfs meer informatie dan de mensen vroegen en toen ie klaar was moest ik degenen roepen die vragen hadden over betekenissen en interpretaties van de Qor-aan. En weer werd het huis gevuld. Mensen bleven binnen komen vragen over Fiqh, sharia, erfenis, Arabische taal, dichtkunst en etymologie(oorsprong van woorden en gezegden). Abdoellah werd niet moet en bleef enthousiast in het ontvangen van mensen."

Op een gegeven moment kwam Abdoellah tijd tekort en ging hij dagen specialiseren voor een aantal exclusieve onderwerpen en werden de dagen van de week gekenmerkt met zijn lezingen. Abdoellah had een sterk geheugen en een formidabele intellect. Zijn uitleg was met precisie, helder en logisch. Zijn argumenten waren overtuigend en ondersteunt met pertinente bewijzen uit de Qor-aan hadeeth en historische feiten. Hij zei een keer: "Wanneer ik het belang van een bepaalde vers uit de Qor-aan realiseer en achterhaal dan wens ik dat alle mensen wisten wat ik te weten ben gekomen." "Wanneer ik hoor dat een islamitische vorst gelijkwaardig handelt en rechtvaardig regeert dan ben ik blij voor hem en bid ik voor hem. "Wanneer ik hoor dat ergens op de landen der moslims regen is gevallen, vult dat zelfde regenval mijn hart met geluk en blijheid."

Abdoellah ibn 'Abbaas was consequent in zijn toewijding. Hij vastte vaak vrijwillig en bad vaak lange nachten. Hij huilde wanneer hij Qor-aan las. Wanneer hij verzen reciteerde die met de dood, wederopstanding en straf te maken hadden huilde en snikte hij zo hard dat zijn stem zwaar werd en wegvaagde. Hij was eenenzeventig jaar toen hij overleed in de rotsachtige stad van Taa-ief.

03-01-2008, 19:49


Masa'allah,

Baraka allahoe feek akhi.