Scottie
24-10-2003, 11:06
vrijdag 24 oktober 2003 uur.
Minderheden
Van onze verslaggeefster
allochtone leerlingen heel voorzichtig aan een inhaalslag bezig
AMSTERDAM - In het onderwijs zijn allochtone leerlingen heel voorzichtig aan een inhaalslag bezig. Maar de achterstand op autochtone leerlingen wordt dermate langzaam ingelopen, dat 'nog hele jaargangen allochtone leerlingen de school zonder bevredigende kwalificaties zullen verlaten'. Dit concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in zijn Rapportage Minderheden 2003.
Met name de taalachterstand blijkt een barrière voor betere schoolprestaties. In het basisonderwijs doen Turken en Marokkanen het met rekenen goed, al staan ze nog steeds op achterstand in vergelijking met autochtone leerlingen.
Ze verlaten de basisschool echter nog altijd met een gemiddelde taalachterstand van twee jaar, die hen in hun verdere schoolcarrière opbreekt. Onvoldoende taalniveau is de voornaamste reden dat het merendeel van de Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse leerlingen de school verlaat zonder een afgeronde mbo-, havo- of vwo-opleiding.
Het SCP spreekt van 'een tweeslachtige ontwikkeling'. Het aantal Turkse en Marokaanse leerlingen op havo en vwo is gestegen en ook het aantal allochtonen dat studeert aan een hbo-instelling of universiteit is toegenomen. Toch kiezen de meeste allochtone jongeren nog steeds voor een mbo-opleiding. En in het mbo functioneren zij, meer dan autochtonen, op de laagste niveaus. Bovendien zijn in de grote steden de drop-outs overwegend allochtoon, al neemt hun aantal af.
Antillianen boeken helemaal geen vooruitgang, zij presteren slechter dan enkele jaren geleden. Dat komt vooral door de instroom van kansarme jongeren uit de Antillen, die hier komen zonder scholing en zonder enige kennis van het Nederlands. Die Antilliaanse probleemgroep spreekt meestal alleen Papiaments.
De relatieve vooruitgang die de tweede generatie Turken en Marokkanen boekt, wordt geremd door een voortdurende aanwas van het aantal kinderen uit gezinnen met niet of nauwelijks geïntegreerde ouders. Regelmatig worden huwelijkspartners uit het moederland gehaald. Van die partners is 60 procent ongediplomeerd, waarmee steeds weer nieuwe onderwijsachterstanden worden geïmporteerd. De huwelijksmoraal leidt ertoe dat ook veel Turkse en Marokkaanse meisjes met een universitaire of hbo-studie hun opleiding niet verzilveren. Zij gaan niet de arbeidsmarkt op en blijven thuis met de kinderen.
Op de arbeidsmarkt hebben Turkse en vooral Marokkaanse Nederlanders hun positie tussen 1998 en 2002 stevig verbeterd. Had in 1994 36 procent van de Marokkaanse mannen een baan, in 2002 was dat 59 procent. Met de recessie loopt ook de werkloosheid onder Turken en Marokkanen weer op, maar minder dan bij de autochtonen.
Opmerkelijk is dat onder de jongeren vooral Surinamers en Antillianen geen werk kunnen vinden: bijna eenderde van deze groepen tussen de 15 en 24 jaar was werkloos in 2002. Van de Marokkaanse en Turkse jongeren was respectievelijk 17 en 18 procent werkloos, van de autochtone jeugd 7 procent.
Minderheden
Van onze verslaggeefster
allochtone leerlingen heel voorzichtig aan een inhaalslag bezig
AMSTERDAM - In het onderwijs zijn allochtone leerlingen heel voorzichtig aan een inhaalslag bezig. Maar de achterstand op autochtone leerlingen wordt dermate langzaam ingelopen, dat 'nog hele jaargangen allochtone leerlingen de school zonder bevredigende kwalificaties zullen verlaten'. Dit concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in zijn Rapportage Minderheden 2003.
Met name de taalachterstand blijkt een barrière voor betere schoolprestaties. In het basisonderwijs doen Turken en Marokkanen het met rekenen goed, al staan ze nog steeds op achterstand in vergelijking met autochtone leerlingen.
Ze verlaten de basisschool echter nog altijd met een gemiddelde taalachterstand van twee jaar, die hen in hun verdere schoolcarrière opbreekt. Onvoldoende taalniveau is de voornaamste reden dat het merendeel van de Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse leerlingen de school verlaat zonder een afgeronde mbo-, havo- of vwo-opleiding.
Het SCP spreekt van 'een tweeslachtige ontwikkeling'. Het aantal Turkse en Marokaanse leerlingen op havo en vwo is gestegen en ook het aantal allochtonen dat studeert aan een hbo-instelling of universiteit is toegenomen. Toch kiezen de meeste allochtone jongeren nog steeds voor een mbo-opleiding. En in het mbo functioneren zij, meer dan autochtonen, op de laagste niveaus. Bovendien zijn in de grote steden de drop-outs overwegend allochtoon, al neemt hun aantal af.
Antillianen boeken helemaal geen vooruitgang, zij presteren slechter dan enkele jaren geleden. Dat komt vooral door de instroom van kansarme jongeren uit de Antillen, die hier komen zonder scholing en zonder enige kennis van het Nederlands. Die Antilliaanse probleemgroep spreekt meestal alleen Papiaments.
De relatieve vooruitgang die de tweede generatie Turken en Marokkanen boekt, wordt geremd door een voortdurende aanwas van het aantal kinderen uit gezinnen met niet of nauwelijks geïntegreerde ouders. Regelmatig worden huwelijkspartners uit het moederland gehaald. Van die partners is 60 procent ongediplomeerd, waarmee steeds weer nieuwe onderwijsachterstanden worden geïmporteerd. De huwelijksmoraal leidt ertoe dat ook veel Turkse en Marokkaanse meisjes met een universitaire of hbo-studie hun opleiding niet verzilveren. Zij gaan niet de arbeidsmarkt op en blijven thuis met de kinderen.
Op de arbeidsmarkt hebben Turkse en vooral Marokkaanse Nederlanders hun positie tussen 1998 en 2002 stevig verbeterd. Had in 1994 36 procent van de Marokkaanse mannen een baan, in 2002 was dat 59 procent. Met de recessie loopt ook de werkloosheid onder Turken en Marokkanen weer op, maar minder dan bij de autochtonen.
Opmerkelijk is dat onder de jongeren vooral Surinamers en Antillianen geen werk kunnen vinden: bijna eenderde van deze groepen tussen de 15 en 24 jaar was werkloos in 2002. Van de Marokkaanse en Turkse jongeren was respectievelijk 17 en 18 procent werkloos, van de autochtone jeugd 7 procent.