Bekijk volle/desktop versie : Controle over je trauma



07-03-2007, 10:14
Veel mensen maken in hun leven veel trauma's mee. Van allerlei aard. En velen lopen er mee rond en beinvloeden daarmee ook hun omgeving.

Men zegt dat het nu eenmaal behoort bij het leven.
Maar er wordt ons niet geleerd om er mee om te gaan.
En vroeg of laat komt het allemaal bovendrijven, dan is de wereld voor die mensen verduisterd. Dan helpen lieve woordjes vaak niet, hoe goed ook bedoeld.

En sommigen ONTKENNEN gewoonweg dat ze een traumatische gebeurtenis hebben beleefd, want dat kan soms veilig zijn. Dan gaan ze er toe over anderen te verwijten dat ze zich niet zo moeten aanstellen, je moet hard zijn etc. etc.

Maar: Kunnen mensen die een trauma hebben beleefd controle krijgen over hun situatie?

Is het wel goed om aan te raden dat je van je hart geen moordkuil moet maken?

Wat is wijsheid in deze?


Citaat:

Controle over je trauma Gedragswetenschappen
SAMENVATTING
Wie een traumatische gebeurtenis meemaakt, wordt naderhand vaak door herinneringen daaraan geplaagd. Lang dachten psychologen dat het goed is voor de verwerking om die herinneringen actief op te zoeken. Groningse wetenschappers denken echter dat het beter is als je vlak na een trauma je aandacht op iets anders kunt richten.

Het woord 'trauma' wordt in de volksmond gemakkelijk gebruikt om allerhande negatieve emotionele situaties aan te duiden. Psychiatrische handboeken hanteren echter een veel scherpere definitie. In die boeken gaat het expliciet om zeer ernstige situaties zoals rampen, verkeersongelukken of seksueel misbuik. Zulke situaties worden gekenmerkt door (dreigende) dood, ernstige verwonding of schending van de lichamelijke integriteit. Daarbij moet betrokkene hebben gereageerd met intense angst, afschuw of hulpeloosheid.
Veel mensen vertonen in de weken na een traumatische ervaring symptomen van een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). Een groot deel van de getroffenen komt hier echter ook uit zichzelf weer overheen. Slechts een kleine groep ontwikkelt daadwerkelijk een stoornis. Hoe kan dat?
Hoewel veel mensen in de weken na een traumatische ervaring symptomen van PTSS vertonen, ontwikkelt maar een kleine groep een stoornis.


Bang om te herinneren
PTSS is een stoornis die vooral met het geheugen te maken heeft. Het hoofdkenmerk van de stoornis is herbeleven: herinneringen aan de traumatische gebeurtenis dringen zich ongewild op aan het bewustzijn. Die herinneringen zijn uitermate levendig en roepen heftige emoties op. Daarom is vermijding ook een typerend kenmerk van PTSS. Patiënten willen niet over hun ervaring praten, ze willen er niet aan denken en ze doen hun uiterste best om alles dat herinneringen aan het trauma op zou kunnen roepen uit de weg te gaan. Wetenschappers zijn het er over eens dat vermijding een van de factoren is die de stoornis in stand houdt. Blootstelling aan traumatische herinneringen en het doorbreken van de vermijding is dan ook één van de speerpunten van therapie.

Maak van je hart geen moordkuil?
Dat vermijding slecht is, geldt als mensen al een PTSS hebben. Hoe zit dat bij mensen die zeer onlangs een trauma hebben meegemaakt en nog geen PTSS hebben ontwikkeld? Lange tijd dachten hulpverleners dat het onderdrukken van traumatische herinneringen ook in geval van “verse” trauma’s averechts zou werken. Daarom ontwierpen ze zogenoemde debriefing–programma’s. Zulke programma’s werden standaard aangeboden aan hulpverleners die bij grote rampen zoals de Bijlmerramp in actie kwamen. Tijdens zo’n debriefing moesten de deelnemers de gruwelijke taferelen waaraan ze waren blootgesteld tot in detail ten overstaande van een groep lotgenoten beschrijven. De achterliggende gedachte was dat het vroegtijdig uitgebreid stilstaan bij de traumatische ervaring en het uiten van de daarbij opkomende heftige emoties preventief zou werken

Onderzoek liet echter zien dat deelname aan debriefings-programma’s niet beter tegen PTSS beschermde dan niet meedoen. Er waren zelfs aanwijzingen dat het volgen van de debriefing contraproductief kon werken: mensen die hadden meegedaan, gaven op de langere termijn aan meer last van stress symptomen (bijv. onrust, overdreven schrikreacties) te hebben. Het spreekwoordelijke ‘maak van je hart geen moordkuil’ blijkt dus in de onmiddellijke nasleep van een trauma niet op te gaan.


http://www.kennislink.nl/upload/164251_962_1170769425361-afbeelding_1.gif

Herinner, maar herinner met mate
Voor mensen die recent een trauma hebben meegemaakt is het focussen op die ervaring niet altijd het beste dat ze kunnen doen. Dit betekent echter niet dat ze er helemaal niet meer bij stil hoeven te staan. Doseren is belangrijk. Het is als met het gebruiken van spiegels in het verkeer: af en toe achteruitkijken móet, maar wie te lang achteruitkijkt, komt niet meer vooruit. Maar hoe zorg je er voor dat je niet al te zeer in een traumatische herinnering blijft hangen? Mogelijk speelt het kunnen richten van de aandacht een belangrijke rol.
Mensen verschillen van nature in de mate waarin ze hun aandacht kunnen richten. De één kan geheel opgaan in een boek in een lawaaierige treincoupe, de ander is al afgeleid als iemand een keertje kucht. Het richten van de aandacht heeft te maken met het buitensluiten van irrelevante dingen. Samen bepalen ze de inhoud van het werkgeheugen. Het werkgeheugen is grofweg te zien als de hoeveelheid informatie die snel bewust gemaakt kan worden. Daar zitten echter grenzen aan. Om optimaal te kunnen functioneren moet je die beperkingen zo goed mogelijk benutten.
Stel dat je fiets ergens in een volle fietsenstalling staat. Het is een stalling waar je je fiets vaker neerzet. Je hebt haast en wilt je fiets snel vinden. Het is dan erg onhandig als je alle plaatsen waar je fiets ooit in die stalling heeft gestaan nog precies weet. Het gaat er immers om waar je fiets nu staat. Je kunt al die oude plekken dus maar beter uit je werkgeheugen schrappen om nutteloos zoeken te voorkomen.
Laboratorium trauma’s
Om de beperkte ruimte van het werkgeheugen zo efficiënt mogelijk te benutten, is goed gereedschap nodig. De gereedschapkist van het werkgeheugen heet in de psychologie cognitieve controle. Zoals gezegd verschillen mensen in de mate waarin ze hun cognitieve controle efficiënt kunnen inzetten. De mensen die daar van nature slecht in zijn, zouden wel eens juist die mensen kunnen zijn die na een trauma niet goed in staat zijn hun traumatische herinneringen te negeren als dat nodig is.
Bij de Rijksuniversiteit Groningen wordt onderzoek gedaan naar de vraag of mensen die slechte cognitieve controle hebben, inderdaad niet goed in staat zijn om hun traumatische herinneringen weg te zetten. Belangrijk aspect van deze veronderstelling is dat de cognitieve controle al slecht moet zijn vóórdat het trauma plaatsvond. Het zal duidelijk zijn dat daar heel moeilijk achter te komen is. Het kenmerk van traumatische situaties is nu juist dat ze onvoorspelbaar zijn. Als de terroristen in 2001 hadden aangekondigd dat ze van plan waren om het World Trade Centre in New York binnen te vliegen, dan had die ramp hoogstwaarschijnlijk niet plaats gevonden.
Vanwege het probleem van de onvoorspelbaarheid van levensechte trauma’s, wekken de Groningse onderzoekers mini-trauma’s op. De procedure is als volgt. Gezonde proefpersonen doen een aantal computertestjes die hun cognitieve controle meten. Vervolgens kijken ze naar een schokkend filmfragment. Later meten de onderzoekers hoeveel spontane herinneringen de proefpersonen aan die indringende beelden hebben gehad. Het blijkt dat de mate waarin de deelnemers geplaagd werden door oude, onbelangrijk geworden informatie (denk aan de fietsenstalling) gerelateerd was aan het aantal spontane herinneringen aan de film. Een goed uitgeruste gereedschapskist hielp dus om minder vaak aan het mini-trauma terug te denken.
Hoge risico’s
De gedachte achter het mini-trauma onderzoek is dat wat er bij dit soort milde ingrepen gebeurt, toepasbaar is op levensechte situaties, maar dan veel minder heftig. Het is natuurlijk nog maar de vraag of dat echt zo is. Onderzoek bij levensechte trauma’s zal dat moet uitwijzen. Ook bij echte trauma’s moeten wetenschappers de cognitieve controle voorafgaand aan een trauma meten. Anders blijft onbekend of slechte cognitieve controle niet eenvoudigweg een gevolg van het trauma is.
Een manier is om mensen die een hoog risico hebben om een trauma op te lopen gedurende langere tijd te volgen. Trauma-onderzoekers volgen om die reden bijvoorbeeld militairen die worden uitgezonden, brandweermannen die gevaarlijke situaties moeten aangaan of mensen die kans maken op levensbedreigende medische complicaties. Het zal duidelijk zijn dat dit langdurig, arbeidsintensief en kostbaar onderzoek is. Het zal dus nog wel even duren voordat we met zekerheid kunnen stellen dat goede cognitieve controle en afleiding van het trauma de traumaverwerking daadwerkelijk ten goede komt. Tot die tijd lijkt het goed om in het achterhoofd te houden dat praten over trauma’s mag; maar niet te allen tijde moet.
Hoe minder je geneigd bent om overbodig geworden informatie toch op te halen, hoe kleiner de kans dat je na een (mini-)trauma steeds terug moet denken aan de schokkende gebeurtenis. Je kunt dus als het ware een goed uitgeruste gereedschapskist hebben, die zorgt dat je goed met trauma’s kunt omgaan.

Dr. Ineke Wessel is universitair docent bij de basiseenheid klinische en ontwikkelingspsychologie van de Rijksuniversiteit Groningen


http://www.kennislink.nl/web/show?id=164249

07-03-2007, 10:31


Researchers have found a brain mechanism that may calm you down in life or death situations and may give you a better chance at survival. The study was done in rats, but as this ScienCentral New video explains it may have important implications for people.


Brain Circuitry May Explain Will to Survive

In life or death situations, survival sometimes hangs on the threads of willpower. When British mountaineer and author of Touching the Void Joe Simpson crawled through the Peruvian Andees twenty years ago with broken bones and no food or water, death seemed certain. But he didn't give up hope and he made it back to base camp. He told Climber Magazine he couldn't "Just sit there." Now neuroscientists say a person's belief in their ability to survive a life or death situation may be a function of brain circuitry.
"It's belief in control that really matters, not that you really can [survive] or not," says Steven Maier, director of the Center for Neuroscience at the University of Colorado at Boulder.
By "control" Maier means having the presence of mind to handle life or death situations as opposed to just freezing or feeling helpless.
Maier and his colleagues reported in the journal Nature Neuroscience that an executive region in the forebrain of rats, known as the medial prefrontal cortex, has the ability to determine if a life or death situation is manageable or not. If it is, then it sends messages down into the brainstem to stop the body's innate response to severe stress. Maier says the brain mechanism is shared by most mammals, possibly including people, and is protective during stressful situations and may have long lasting effects afterwards. The researchers hope the study will help find treatments for people with depression, anxiety disorders,and post-traumatic stress disorder.
"What the prefrontal cortex does is it detects when you have control and then says 'Cool it brain; you don't need to get so aroused and agitated'," says Maier.
The medial prefrontal cortex, or mPFC, is connected to a much more primitive structure in the brainstem called the dorsal raphe nucleus, or DRN. In life threatening or dangerous situations – those like Simpson's efforts to survive on a stormy mountaintop - Maier says neurons in the DRN are activated. These neurons release serotonin, a hormone that pumps up basic life functions: Heart rate goes up, breathing gets faster, and the body prepares to fight for survival.

Post Traumatic Stress Disorder Link
The side effects of uncontrolled stress can be very damaging. Years of research have shown that rats can lose weight and develop stomach ulcers. In people, a sense of helplessness and the inability to try and escape dangerous situations has been associated with depression, anxiety disorders, and posttraumatic stress disorder, or PTSD. The researchers put two and two together: They believe having a sense of control and subsequently escaping the long-term side effects of severe stress may operate under the same mechanism they described in rats. This rat brain mechanism could therefore explain why some people who survive life or death situations don't develop PTSD. "When you have no control over [a life or death situation], all kinds of negative things happen. But when you do have control over the stressor, you're buffered or protected from those negative effects," says Maier.



http://www.sciencentral.com/articles/view.php3?article_id=218392530&cat=1_4