hananne_85
12-02-2007, 21:22
Alle lof zij Allah en zegeningen en vrede zij met Mohammed, zijn familie, zijn metgezellen en zijn volgelingen.
De moslims zijn door Allah uitgeroepen tot broeders in het geloof. En eenieder dient te weten dat alle overige banden ondergeschikt zijn aan de band die een moslim met zijn broeder heeft, zelfs de familiebanden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Slechts de gelovigen zijn broeders van elkaar.” (Soerat al-Hoedjoeraat: 10)
En Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En dankzij Zijn gunst werden jullie broeders (van elkaar).” (Soerat Aali cImraan: 130)
Dit laatste vers is geopenbaard om de Aws en Khazradj (twee stammen die woonachtig waren in Medina) aan hun situatie te herinneren voor de komst van de Islam. Zij waren namelijk met elkaar in oorlogen verwikkeld en ze konden elkaars bloed wel opdrinken. Het was de Islam die hen wist te verenigen en de haat en nijd omzette in liefde en saamhorigheid. De Islam leerde hen dat de moslims onderling één geheel moesten vormen, de Profeet (vrede zij met hem) zei: “De moslims zijn wat betreft de liefde, genade en mededogen (die zij voor elkaar hebben) als één lichaam. Wanneer een deel ervan lijdt (aan ziekte), dan lijdt het gehele lichaam mee in de vorm van koorts en slapeloosheid…”
Ook leerde de Islam hen om voor hun broeders datgene te wensen wat zij voor zichzelf wensen en dat het afgelopen moest zijn met de zelfingenomenheid die gebaseerd was op zaken zoals het eren van de voorvaderen en plaats van afkomst. Zij zouden nu samen moeten gaan werken om het goede te verkondigen en het slechte af te raden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Helpt elkander in het verrichten van het goede en godsvrucht. En helpt elkander niet in het verrichten van de zonde en agressie.” (Soerat al-Maa’idah: 2)
De Islam zorgde ervoor dat hun harten gereinigd werden en dat hun slechte karaktereigenschappen plaats maakten voor nobele eigenschappen zoals oprechtheid en rechtvaardigheid. Hun leven stond alleen nog in het teken van de geboden en verboden van Allah, de Verhevene. Daarnaast leerden zij om een afkeer te hebben van Shirk (veelgodendienst) en zijn mensen. Al waren het hun eigen ouders en naaste familie. Dit omdat Allah zegt:
“O, jullie die geloven! Neemt jullie vaders en jullie broers niet als Awliyaa’ (helpers en geliefden) als zij Koefr (ongeloof) boven Imaan (het geloof) verkiezen…” (Soerat at-Tauwbah: 23)
En het werd hen verboden iemand te gehoorzamen als dit leidt tot ongehoorzaamheid aan Allah. De Profeet (vrede zij met hem) (vrede zij met hem) zegt: “Het mag niet zo zijn dat (een persoon) een schepsel (van Allah) in iets gehoorzaamt waardoor hij Allah ongehoorzaam is.”
Door zich aan de voorschriften van Allah te houden, verdienden zij het om de beste Oemmah (gemeenschap) te zijn. Allah zegt:
“Jullie zijn de beste gemeenschap die ooit is voortgebracht voor de mensen, opdat jullie het goede verkondigen en het slechte afraden en in Allah geloven.” (Soerat Aali cImraan: 110)
Deze gemeenschap die de voorkeur kreeg boven de rest van de gemeenschappen, is een gemeenschap die enkel en alleen uitnodigt naar het goede waarnaar Allah en Zijn Profeet (vrede zij met hem) ook hebben uitgenodigd, namelijk de Tawhied (eenheid van Allah) en at-Taacah (het opvolgen van de regels). Ook raadt deze gemeenschap al datgene af wat de Profeet (vrede zij met hem) (vrede zij met hem) heeft afgeraden, zoals Koefr (ongeloof), Shirk (veelgodendienst), zonden en verdorvenheid. Deze genoemde zaken, namelijk het verkondigen van het goede en het afraden van het slechte, zijn ook de zaken die een persoon tot deze achtenswaardige gemeenschap doen behoren. Een gemeenschap die door Allah zo is verenigd en waarvan het geloof en de grondslagen één zijn gemaakt, mag niet verbrokkelen en onderling in strijd raken. Dit leidt slecht tot het verzwakken van deze gemeenschap, waardoor het weer makkelijk wordt voor haar vijanden om haar te bestoken. En houdt altijd in jullie gedachte dat onze geloof, overtuiging en Qiblah één zijn, dus waarom al deze onenigheden? En luistert naar Allah de Verhevene als Hij ons opdraagt om één gemeenschap te zijn die zich aan Zijn boek en Zijn geloof houdt en het ons niet toestaat om uit elkaar te drijven en uiteen te vallen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En houdt allen vast aan het koord (geloof) van Allah en weest niet verdeeld.”
(Soerat Aali cImraan: 103)
Daarom zien wij dat Allah en Zijn Profeet (vrede zij met hem) de nadruk leggen op alles wat de eendracht van deze gemeenschap versterkt en waarschuwen voor datgene wat deze eendracht schaadt. Zo zien wij dat Allah de moslim opdraagt om zich rechtvaardig en vriendelijk op te stellen tegenover zijn broeders. Dat hij enkel en alleen de waarheid spreekt, zich onthoudt van alle vulgaire taalgebruik, liefdadigheid geeft aan de armen en de behoeftige enz. Het is zelfs zo dat iedere moslim binnen de Islam rechten heeft tegenover de andere, zo begroet een moslim zijn broeder met de Islamitische groet. Niest hij, en zegt hij “alhamdoelilah”, dan dient de andere het volgende hierop te zeggen: “Jarhamoek Allah”, waarop de eerste weer antwoordt: “Jahdikoem Allah wa jaslih baalakoem.” Ook behoren tot deze rechten het bezoeken van je zieke broeder en het bijwonen van zijn begrafenis.
Een moslim moet zijn broeder onvoorwaardelijk steunen en mag zich niet schuldig maken aan zaken die een scheiding kunnen veroorzaken tussen de moslims, zoals roddelen, lasterpraat en het bespotten van elkaar. Een moslim mag een moslim zelfs niet met een woord kwetsen, laat staan dat hij hem slaat. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “het uitschelden van een moslim is verdorvenheid, en hem bestrijden is koefr (ongeloof)”
De moslims zijn door Allah uitgeroepen tot broeders in het geloof. En eenieder dient te weten dat alle overige banden ondergeschikt zijn aan de band die een moslim met zijn broeder heeft, zelfs de familiebanden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Slechts de gelovigen zijn broeders van elkaar.” (Soerat al-Hoedjoeraat: 10)
En Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En dankzij Zijn gunst werden jullie broeders (van elkaar).” (Soerat Aali cImraan: 130)
Dit laatste vers is geopenbaard om de Aws en Khazradj (twee stammen die woonachtig waren in Medina) aan hun situatie te herinneren voor de komst van de Islam. Zij waren namelijk met elkaar in oorlogen verwikkeld en ze konden elkaars bloed wel opdrinken. Het was de Islam die hen wist te verenigen en de haat en nijd omzette in liefde en saamhorigheid. De Islam leerde hen dat de moslims onderling één geheel moesten vormen, de Profeet (vrede zij met hem) zei: “De moslims zijn wat betreft de liefde, genade en mededogen (die zij voor elkaar hebben) als één lichaam. Wanneer een deel ervan lijdt (aan ziekte), dan lijdt het gehele lichaam mee in de vorm van koorts en slapeloosheid…”
Ook leerde de Islam hen om voor hun broeders datgene te wensen wat zij voor zichzelf wensen en dat het afgelopen moest zijn met de zelfingenomenheid die gebaseerd was op zaken zoals het eren van de voorvaderen en plaats van afkomst. Zij zouden nu samen moeten gaan werken om het goede te verkondigen en het slechte af te raden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Helpt elkander in het verrichten van het goede en godsvrucht. En helpt elkander niet in het verrichten van de zonde en agressie.” (Soerat al-Maa’idah: 2)
De Islam zorgde ervoor dat hun harten gereinigd werden en dat hun slechte karaktereigenschappen plaats maakten voor nobele eigenschappen zoals oprechtheid en rechtvaardigheid. Hun leven stond alleen nog in het teken van de geboden en verboden van Allah, de Verhevene. Daarnaast leerden zij om een afkeer te hebben van Shirk (veelgodendienst) en zijn mensen. Al waren het hun eigen ouders en naaste familie. Dit omdat Allah zegt:
“O, jullie die geloven! Neemt jullie vaders en jullie broers niet als Awliyaa’ (helpers en geliefden) als zij Koefr (ongeloof) boven Imaan (het geloof) verkiezen…” (Soerat at-Tauwbah: 23)
En het werd hen verboden iemand te gehoorzamen als dit leidt tot ongehoorzaamheid aan Allah. De Profeet (vrede zij met hem) (vrede zij met hem) zegt: “Het mag niet zo zijn dat (een persoon) een schepsel (van Allah) in iets gehoorzaamt waardoor hij Allah ongehoorzaam is.”
Door zich aan de voorschriften van Allah te houden, verdienden zij het om de beste Oemmah (gemeenschap) te zijn. Allah zegt:
“Jullie zijn de beste gemeenschap die ooit is voortgebracht voor de mensen, opdat jullie het goede verkondigen en het slechte afraden en in Allah geloven.” (Soerat Aali cImraan: 110)
Deze gemeenschap die de voorkeur kreeg boven de rest van de gemeenschappen, is een gemeenschap die enkel en alleen uitnodigt naar het goede waarnaar Allah en Zijn Profeet (vrede zij met hem) ook hebben uitgenodigd, namelijk de Tawhied (eenheid van Allah) en at-Taacah (het opvolgen van de regels). Ook raadt deze gemeenschap al datgene af wat de Profeet (vrede zij met hem) (vrede zij met hem) heeft afgeraden, zoals Koefr (ongeloof), Shirk (veelgodendienst), zonden en verdorvenheid. Deze genoemde zaken, namelijk het verkondigen van het goede en het afraden van het slechte, zijn ook de zaken die een persoon tot deze achtenswaardige gemeenschap doen behoren. Een gemeenschap die door Allah zo is verenigd en waarvan het geloof en de grondslagen één zijn gemaakt, mag niet verbrokkelen en onderling in strijd raken. Dit leidt slecht tot het verzwakken van deze gemeenschap, waardoor het weer makkelijk wordt voor haar vijanden om haar te bestoken. En houdt altijd in jullie gedachte dat onze geloof, overtuiging en Qiblah één zijn, dus waarom al deze onenigheden? En luistert naar Allah de Verhevene als Hij ons opdraagt om één gemeenschap te zijn die zich aan Zijn boek en Zijn geloof houdt en het ons niet toestaat om uit elkaar te drijven en uiteen te vallen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En houdt allen vast aan het koord (geloof) van Allah en weest niet verdeeld.”
(Soerat Aali cImraan: 103)
Daarom zien wij dat Allah en Zijn Profeet (vrede zij met hem) de nadruk leggen op alles wat de eendracht van deze gemeenschap versterkt en waarschuwen voor datgene wat deze eendracht schaadt. Zo zien wij dat Allah de moslim opdraagt om zich rechtvaardig en vriendelijk op te stellen tegenover zijn broeders. Dat hij enkel en alleen de waarheid spreekt, zich onthoudt van alle vulgaire taalgebruik, liefdadigheid geeft aan de armen en de behoeftige enz. Het is zelfs zo dat iedere moslim binnen de Islam rechten heeft tegenover de andere, zo begroet een moslim zijn broeder met de Islamitische groet. Niest hij, en zegt hij “alhamdoelilah”, dan dient de andere het volgende hierop te zeggen: “Jarhamoek Allah”, waarop de eerste weer antwoordt: “Jahdikoem Allah wa jaslih baalakoem.” Ook behoren tot deze rechten het bezoeken van je zieke broeder en het bijwonen van zijn begrafenis.
Een moslim moet zijn broeder onvoorwaardelijk steunen en mag zich niet schuldig maken aan zaken die een scheiding kunnen veroorzaken tussen de moslims, zoals roddelen, lasterpraat en het bespotten van elkaar. Een moslim mag een moslim zelfs niet met een woord kwetsen, laat staan dat hij hem slaat. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “het uitschelden van een moslim is verdorvenheid, en hem bestrijden is koefr (ongeloof)”