Zes punten uit de Fatwa van Ibn Katheer betreffende de rechtspraak door iets anders dan wat Allah, ‘Azza wa Jal, heeft geopenbaard
door Sheikh ‘Abdul-Qaadir ibn ‘Abdul-’Aziz[/SIZE]
[SIZE="2"]Vertaald door Oum Dujanah
Bron: Clearguidance[/SIZE]
[SIZE="2"]Zes punten uit de Fatwa van Ibn Katheer betreffende de rechtspraak door iets anders dan wat Allah, ‘Azza wa Jal, heeft geopenbaard
Sheikh ‘Abdul-Qaadir ibn ‘Abdul-’Aziz[/SIZE]
[SIZE="2"]De Fatwa van Ibn Katheer:[/SIZE]
En in de Tafseer van Hem, de Meest Hoge Verklaring:
“Wensen zij dan het oordeel uit (de Dagen van) Onwetendheid? En wie is beter in het oordelen dan Allah voor de mensen die een standvastig geloof hebben.” [Surah Al-Maa’idah, 50]
Ibn Katheer, moge Allah genade met hem hebben, zei, “Hij, de Meest Hoge, heeft bezwaar tegen hen die het oordeel (Hukm) van Allah Subhaanahu wa Ta'ala verlaten, wat al het goede omvat en het duivelse verbiedt, en een toevlucht zoeken in iets anders, dat uit meningen en verlangens en terminologieën bestaat, en wat is gecreëerd door mannen zonder basis (kennis) in de wet (Sharee’ah) van Allah 'Azza wa Jal. Zoals de mensen uit de pre-Islamitische dagen van Onwetendheid (Jaahiliyyah) die oordeelden in overeenstemming met de misleidingen en de onwetendheid, waarin zij hun meningen en verlangens tot uitdrukking lieten komen.
Zo ook, waar de Tartaren (Mongolen) mee hebben rechtgesproken, overeenkomstig de koninkrijkgeoriënteerde politiek dat zij van hun koning, Genghis Khan, hebben overgenomen, die het weer heeft vervaardigd uit ‘Al-Yaasiq’, wat een uitdrukking is die verwijs naar een boek dat bestaat uit de rechtspraak die hij had overgenomen uit verschillende wetgevingen van de Joden en de Christenen en de Islamitische religie (Millah) en anderen. En binnen deze rechtspraak bestaat verschillende oordelen, die hij uitsprak vanuit zijn eigen meningen en verlangens. Dus het gebeurde dat deze wetgeving gevolgd werd door zijn nakomelingen (zijn zoons), die deze rechtspraak boven het oordeel (Hukm) van Allah Subhaanahu wa Ta'ala en de Sunnah van zijn Boodschapper, salla Allahu 'alayhi wa sallam, plaatsten.
En wie dit ook doet, hij is een ongelovige (Kafir), tegen wie je verplicht (Waajib) moet vechten tot hij terug keert naar het oordeel (Hukm) van Allah Ta'ala en Zijn Boodschapper, salla Allahu 'alayhi wa sallam, zodat hij een beetje noch veel met iets anders dan dat zal rechtspreken.
Hij, de Meest Hoge, zei: “Wensen zij dan het oordeel uit (de Dagen van) Onwetendheid?” Met andere woorden, zij zoeken en verlangen en keren zich dan af van het oordeel (Hukm) van Allah, ‘Azza wa Jal. “En wie is beter in het oordelen dan Allah voor de mensen die een standvastig geloof hebben.” Met andere woorden, en wie is Rechtvaardiger dan Allah Ta'ala in zijn oordeel (Hukm) want hij begrijpt dat Allah Ta'ala de Meest Wijze van alle rechters is en genadevoller voor Zijn schepping is dan de moeder voor haar baby. En waarlijk, Hij, de Meest Hoge, is Alwetend over alle zaken, de Machthebber over alle zaken, de Rechtvaardige in alle zaken.” – “Tafseer Ibn Katheer”, volume 2/67.
[SIZE="2"]
Zes punten:
En hier zijn de zes punten betreffende deze fatwa:
Het Eerste Punt:
De Fatwa van Ibn Katheer, die 700 jaar geleden werd uitgegeven, kan volledig worden toegepast op actuele stand van zaken. En zij, die deze Fatwa, specifiek toeschrijven aan de Tartaren, vergissen zich omdat zijn Fatwa algemeen is en iedereen omhelst, vanaf degenen die het oordeel (Hukm) van Allah Ta'ala verlaten, tot het oordeel (Hukm) van de meningen van de mensen. En deze uitspraak is volledig van toepassing op verzonnen wetten, omdat zij daarmee uit het oordeel (Hukm) van Allah 'Azza wa Jal treden naar het oordeel (Hukm) van de meningen van mannen en hun eigen wetten, die zij zelf hebben verzonnen. Dan haalt Ibn Katheer twee voorbeelden daarover aan. De eerste was zijn verklaring “Zoals de mensen uit de pre-Islamitische dagen van Onwetendheid (Jaahiliyyah) die oordeelden in…” en de tweede “Zo ook, waar de Tartaren (Mongolen) mee hebben geoordeeld…” Dus het is duidelijk dat zijn vermelding van de Tartaren als voorbeeld diende en niet als doel had om de Fatwa te beperken. En om deze reden, sloot hij zijn Fatwa af met een algemene omschrijving, namelijk de voorwaardelijke zin die vooraf ging met de voorwaardelijke “wie ook” toen hij zei: “En wie dit ook doet, hij is een ongelovige (Kafir), tegen wie je verplicht (Waajib) moet vechten…” Dus dit is een algemene tekst van hem, die een valse interpretatie van deze Fatwa uitsluit, moge Allah, de Meest Hoge, hem genadevol zijn.
Het Tweede Punt:
Over zijn verklaring, “…wat een uitdrukking is die verwijst naar een boek dat bestaat uit de rechtspraak die hij had overgenomen uit verschillende wetgevingen van de Joden en de Christenen en de Islamitische religie (Millah) en anderen. En binnen deze rechtspraak bestaat verschillende oordelen, die hij uitsprak uit zijn eigen meningen en verlangens.” En deze omschrijving is van toepassing op de verzonnen wetten, die geïnstalleerd zijn in de landen van de Moslims (tegenwoordig), want zij zijn een samensmelting van misleiding en verlangen, maar zij omvatten ook enkele Islamitische wetten. En dit verandert niets aan het feit dat het nog steeds wetten van ongelovigheid (Kufr) zijn, want wie gelooft in sommige van deze wetten, terwijl hij niet gelooft in de andere wetten, dan heeft hij alle wetten niet geloofd zoals is overgeleverd in wat ik eerder van Ibn Taymiyyah aanhaalde. En zoals Allah, ‘Azza wa Jal, de Joden tot ongelovigen verklaarde toen zij één straf van Zijn straffen (Hudood); ‘de steniging’, hadden gewijzigd, wat moet er dan gezegd worden van de verzonnen wetten, waarin alle straffen (Hudood) zijn verwijderd?
Het Derde Punt:
Betreffende zijn uitspraak over ‘Al-Yaasiq’, “Dus het gebeurde dat deze wetgeving gevolgd werd door zijn nakomelingen (zijn zoons),…” Met andere woorden, onder de zoons van Genghis Khan en zij zijn de Tartaren. En het is hieruit, dat we kunnen afleiden, dat de leiders van vandaag de dag zelfs nog grotere ongelovigen zijn dan de Tartaren waren, omdat beide groepen (dwz de Tartaren en de hedendaagse leiders) uittreding uit de Islam laten zien en slechts enkele van de uiterlijke manifestaties volgen, terwijl zij oordelen met iets anders dan wat Allah Subhaanahu wa Ta'ala heeft geopenbaard. Maar zij verschillen in één belangrijke zaak. En dit is dat de Tartaren – ondanks hun veroveringen van landen van de Moslims en het overnemen van de rechtspraak (Hukm) in die landen – de wetten van het ongeloof (Kufr), ‘Al-Yaasiq’, niet aan de Moslims oplegden. In tegendeel de Tartaren oordeelden slechts over zichzelf met deze wetten terwijl de rechtspraak (Hukm) onder de Moslims in overeenstemming met de (Islamitische) wetgeving (Shar’) bleef voortbestaan, zoals eerder werd opgehelderd in de conclusie van het zevende onderwerp.
Wat de hedendaagse leiders betreft, zij hebben de wetten van het ongeloof (Kufr) aan de Moslims opgedrongen. En zij hielden hen aan het oordelen volgens deze wetten en aan het nemen van rechtspraak (dwz geschillen tussen de mensen) over hen en zij hebben colleges ingesteld, “De Faculteit der Rechten”, om mensen voort te brengen die deze verantwoordelijkheid van het rechtspreken met deze wetten onder de Moslims zullen uitvoeren. Maar daarentegen werd niets van dit gedaan door de Tartaren, over wie Ibn Taymiyyah – en na hem, Ibn Katheer – de consensus (Ijmaa’) heeft bereikt over hun ongeloof (Kufr), vanwege hun rechtspraak volgens iets anders dan wat Allah, ‘Azza wa Jal, heeft geopenbaard.