Bekijk volle/desktop versie : Waar gebeurd verhalen



Pagina's : [1] 2

04-12-2006, 00:10

Een waar gebeurd verhaal, vertaald vanuit het Arabisch.


Haar wangen waren slap en ingevallen en haar huid zat tegen haar botten aan.

Toch hield dat haar niet tegen. Je kon haar er nooit op betrappen dat ze de Koran niet reciteerde. Altijd biddend in haar eigen gebedskamer die vader voor haar gemaakt had. Buigend, zich ter aarde werpend, en haar handen verheven in gebed. Dat was hoe zij was, van zonsopgang tot zonsondergang en andersom.

Als het op mij aankomt, ik las niets anders dan modebladen en romans. Ik trakteerde mezelf altijd maar op video's. Zo veel, dat mijn wandelingetjes naar de videotheek mijn karakteriserend kenmerk werd.

Zoals men zegt; als iets een gewoonte wordt, neigt men ertoe om jou er niet meer van te onderscheiden.

Ik verwaarloosde mijn verantwoordelijkheden en luiheid was het kenmerk voor mijn Salaat.

Op een nacht, nadat ik een marathon had gehouden van 3 uur lang video's kijken, deed ik de video uit. De adhan rees zacht in die stille nacht. Vredig slipte ik mijn bed in.

Haar stem klonk uit haar gebedskamer. "Ja? Kan ik iets voor je doen, Nora?"

vroeg ik. Alsof ze met een scherpe naald door mijn plannen prikte. "ga niet slapen, voor je de Fadjr hebt gebeden!!" Och, dat duurt nog een uur, het was nog maar de eerste adhan.

Ze haalde me dichter bij haar met haar liefdevolle kneepjes. Ze was altijd al zo, zelfs vóórdat de ziekte beslag op haar nam en haar in bed opsloot.

"Hanan, kun je even bij me komen zitten?" Ik kon nooit haar verzoeken weigeren. De puurheid en eerlijkheid was voelbaar. "ja, Nora?"

"Kom alsjeblieft hier zitten."

"Ok, hier ben ik. Wat is er?"

Met de liefste monotone stem reciteerde ze: "Elke ziel zal de dood proeven, en voorwaar: pas op de Dag der Opstanding zullen jullie je beloning (volledig) ontvangen." (Koran 3: 185)

Ze stopte, doordacht. Toen vroeg ze: "Geloof jij in de dood?"

"Natuurlijk doe ik dat."

"Geloof je dat je verantwoordelijk zult zijn voor alles wat je doet,

ongeacht hoe klein of groot?"

"Ja, maar Allah is Vergevingsgezind en Genadevol en ik heb nog een lang leven te gaan."

"Houd op Hanan... ben je niet bang voor de dood en de abruptheid ervan? Kijk nou naar Hind. Zij was jonger dan jij, maar zij overleed in een auto- ongeluk. En kijk naar die en die, en naar die en die..... De dood kent geen leeftijd en je leeftijd kan nooit bepalend zijn voor wanneer je zult overlijden."

De duisternis van de kamer vervulde mij met angst. "Ik ben bang van het donker en nu heb je me bang gemaakt voor de dood. Hoe moet ik nou gaan slapen? Nora, ik dacht dat je ons beloofd had om met ons op reis te gaan, in de zomervakantie."

Wat een uitwerking. Haar stem brak en haar hart beefde. "Ik zou dit jaar wel eens een hele lange reis kunnen gaan maken, Hanan, maar dan ergens anders naar toe. Heel misschien. Al onze levens zijn in de handen van Allah en tot Hem behoren wij allen."

Mijn ogen zwelden op en de tranen vielen langs beide wangen naar beneden. Ik dacht aan de griezelige ziekte van mijn zus, hoe doktoren mijn vader hadden verteld dat er niet veel hoop meer was dat Nora deze ziekte zou overleven.

Maar háár was niets verteld. Wie had het haar laten weten? Of kon ze gewoon de waarheid voelen?

"Waar denk je aan Hanan?" Haar stem was scherp. "Denk je dat ik dit alleen zeg omdat ik ziek ben? Uh- uh. Ik zou mogelijk nog langer leven dan de mensen die niet ziek zijn. En jij Hanan? Hoe lang denk jij nog te leven?

Twintig jaar misschien? Veertig? En dan?" In het donker reikte ze uit naar mijn hand en kneep er zachtjes in. "Er is geen verschil tussen ons; we zullen allemaal deze wereld verlaten om in het Paradijs te leven of in de Hel te verdoemen. Luister naar de woorden van Allah: "En wie van de Hel weggehouden wordt en het Paradijs binnengeleid wordt heeft waarlijk succes"(Koran 3: 185) "

Ik verliet de kamer van mijn zus verward, haar woorden suisden nog in mijn oren: Moge Allah je leiden Hanan - vergeet je gebed niet.

Acht uur 's morgens. Geklop op mijn deur. Normaalgesproken word ik dit om deze tijd wakker. Gehuil. Verwarring. O Allah, wat is er gebeurd?

Nora's toestand is na el Fadjr kritiek geworden. Ze hebben haar meteen naar het ziekenhuis gebracht...

Inna lilahi wa inna ilayhi raji'un. (Tot Allah behoren wij en tot Allah

zullen wij wederkeren.)

Er zullen geen reizen worden gemaakt deze zomer. Het stond geschreven dat ik deze zomer thuis zou doorbrengen.

Na een eeuwigheid...

Het was één uur in de middag. Moeder belde het ziekenhuis. "Ja, je kunt haar nu komen zien." Vaders stem was omgeslagen, moeder merkte dat er iets vreselijk verkeerd was gegaan. We vertrokken gelijk.

Waar was die korte weg waar ik altijd over wandelde? Waarom was die nu zo lang, zo vreselijk lang? Waar was de geliefde drukte en het verkeer dat me altijd de tijd gunde om links en rechts te kijken? Ga nou uit de weg, allemaal! Mijn moeder schudde huilend haar hoofd in haar handen, terwijl ze dua'a maakte voor haar Nora.

We arriveerden bij de hoofdingang van het ziekenhuis. Zij was op de
intensive care.

De zuster kwam naar ons toe. "Laat mij jullie naar haar toe brengen."

Terwijl we door de gangen liepen, ging de zuster maar door over wat een

lieve meid Nora was. Ze stelde moeder ietwat gerust dat Nora's toestand

beter was dan het die morgen was geweest.

"Sorry. Niet meer dan één bezoeker tegelijk." Dit was de intensive care-

afdeling. Door het smalle raampje in de deur en langs de rij witte gordijnen ving ik een glimp op van haar ogen. Moeder stond naast haar. Na 2 minuten kwam moeder naar buiten. Ze had haar tranen niet meer in bedwang.

"Je mag naar binnen en haar groeten, onder de voorwaarde dat je niet te lang met haar spreekt.", zeiden ze me. "twee minuten zou genoeg moeten zijn"

"Hoe is het Nora? Gisteren ging het nog goed, wat is er gebeurd?"

We hielden elkaars hand vast, ze kneep argeloos. "Zelfs nu, Alhamdulilah gaat het prima."

"Alhamdulilah...... maar...... je handen zijn zo koud."

Ik zat op haar bed en legde mijn vingers op haar knie. Ze duwde het weg.

"Sorry...... heb ik je pijn gedaan?"

"Nee, maar ik herinnerde me de woorden van Allah: "Waltaffatul saaqu bil saaq" (en de benen (in doodsangst) zullen over elkaar liggen) (Koran 75: 29)

"Hanan, bid voor mij. De eerste dag van het Hiernamaals zal ik misschien erg snel tegemoet komen. Het is een lange reis en ik heb niet genoeg goede daden voorbereid in mijn koffer"

Een traan ontsnapte uit mijn oog en liep langs mijn wang naar beneden door haar woorden. Ik huilde en zij huilde mee. De kamer verdween en liet ons, twee zussen alleen - om samen te huilen.

Stromende tranen sprongen op mijn zus haar handpalm die ik met beide handen vasthield. Vader werd nu bezorgder om mij. Ik had nooit eerder zo gehuild.

Thuis en boven, in mijn kamer, keek ik naar de zon die verdween met een sobere dag. Stilte vermengde zich met onze gangen. Een familielid kwam mijn kamer binnen, en nog één. De bezoekers, het waren er vele en alle stemmen van beneden stokten samen. Er was één ding duidelijk op dat moment...... Nora was overleden!

Ik stopte met het onderscheiden van wie er binnenkwamen en wie er wegging.

Ik kan me niet meer herinneren wat ze zeiden. O Allah, waar was ik? Wat was er aan de hand? Ik kon zelfs niet meer huilen.

Later die week, vertelden ze me wat er was gebeurd. Vader had mijn hand genomen om vaarwel te zeggen tegen Nora, voor de laatste keer. Ik had Nora's hoofd gekust. Ik kan me enkel één ding herinneren, dat ze daar lag op dat bed, het bed waar ze op zou gaan overlijden. Ik herinnerde me het vers dat ze gereciteerd had: "en de benen zullen (in doodsangst) over elkaar liggen."

En ik besefte me de waarheid van het volgende vers maar al te goed: "Naar jouw Heer worden zij Die Dag gesleept." (Koran 75: 29-30)

Ik liep op mijn tenen haar gebedskamer in, die nacht. Starend naar de stille kasten en verstarde spiegels, waardeerde ik wie het was die met mij mijn moeders buik met mij had gedeeld. Nora was mijn tweelingzuster. Ik herinnerde me met wie ik mijn leed had gedeeld. Degene die mij geruststelde in mijn mindere dagen. Degene die mijn sombere dagen verlicht had.

Vannacht de eerste nacht die Nora in haar graf zal doorbrengen. O Allah, Wees Genadevol voor haar en verlicht haar graf. Dit was háár Koran, haar gebed en dit was de lichtroze jurk, waarvan ze zei dat ze die zou bewaren tot ze zou trouwen. De jurk die ze wilde bewaren, alleen voor haar echtgenoot.

Dus, beste Moslim...... waar is Nora nu? Ze brengt haar eerste nacht door in een plaats waar jij en ik dat ook zullen doen, vroeger of later...... we zijn hier niet allemaal tegelijk in dit leven gekomen en we zullen ook niet tegelijk vertrekken... we zullen één voor één gaan...... en kijk om u heen...hoeveel van de mensen die u kent, zijn er al overleden......denk er aan wie de volgende kan zijn... wie degene zal zijn wiens " benen (in doodsangst) over elkaar zullen liggen: en naar jouw Heer (Allah) zullen zij die dag gesleept worden! Hij geloofde (de Koran en de Boodschapper) niet, en hij verrichtte de salaat niet! Maar hij loochende en hij wendde zich af.

Daarna ging hij naar zijn verwanten, hoogmoedig! Wee jou, wee! Nogmaals wee jou, wee! Denkt de mens dat hij ongemoeid zal worden gelaten? (Dus geen bestraffing of beloning voor de verplichte diensten bij zijn Heer (Allah) zal krijgen?

Moge de Genade van Allah met ons zijn en ons moment van de dood verzachten en ons verzekeren van onze Shahada "La Ilah Ila Allah - Mohammed Rasoel Allah


04-12-2006, 00:11


In het leven van de Arabieren was het de gewoonte om alcohol te drinken en te gokken. Het was niet gemakkelijk voor hen om hun manier van leven te veranderen. Daarom vroeg Allah hen in etappes om hun onwenselijke gewoontes op te geven.
Toen Rasoeloellah eenmaal goed en wel in Medina woonde, kwam de wahi (openbaring) tot hem waarin het drinken van alcoholische dranken totaal verboden werd. Het was het vierde jaar na de hidjra (de verhuizing van Mekka naar Medina). Rasoeloellah zond een boodschapper door de straten van Medina. De boodschapper riep om: “Luister moslims, Allah heeft het drinken verboden, Allah heeft het drinken verboden!”

Er waren mensen die hun bekers net volgeschonken hadden; sommigen hadden net te drinken aangeboden gekregen en wilden de eerste slok nemen, en anderen waren al aan het drinken. Maar toen de aankondiging omgeroepen werd, stopten de mensen en luisterden. Ze gooiden hun alcoholische drank weg en braken hun bekers en vaten.

Die dag kon je door de goten van de straten van Medina stromen van alcohol zien vloeien. ledereen kon de alcohol in de straten ruiken. Na deze dag werd er geen alcohol meer gezien of geroken in Medina.
Er zijn meer dan veertienhonderd jaar voorbij gegaan sinds Allah het drinken van bedwelmende dranken verbood. Moslims gehoorzamen dit gebod en danken Allah, dat Hij hen voor een kwaad behoedt, dat de gezondheid vernietigt, geld verspilt en veel leed in de wereld veroorzaakt.


04-12-2006, 00:14

Rasoeloellah vertelde zijn vrienden, ashaab , het volgende verhaal:
Vroeger leefde onder de Zonen van Israël drie mannen; een melaats, een kale en een blinde. Allah wilde deze drie mannen beproeven. Daarom stuurde Allah een malaika -die uitzag als een man- naar deze drie mannen.

De malaaika kwam bij de melaats, en vroeg aan hem:

- Wat zou jij het liefste -van Allah- willen hebben?.

De melaats zei tegen de malaaika :

- De mensen vinden mij zo lelijk. Daarom zou ik een mooie en gave huidskleur willen hebben en ik zou ook willen dat ik van deze ziekte genezen werd.

De malaaika wreef met zijn handen over het lichaam van de melaats en hij was meteen genezen van zijn ziekte. Bovendien had hij een mooie en gave huidskleur gekregen.

De malaaika zei:

- Van welk huisdier hou jij het meeste van?.

De melaats, die nu helemaal genezen was, zei:

- Ik hou het meest van een kameel.

Hij kreeg een vrouwtjes kameel die al tien maanden drachtig was.

De malaaika zei:

- Moge Allah deze kameel gezegend maken: "Baarak Allahu fiehaa"

Vervolgens ging de malaaika naar de kale man toe.

De malaaika vroeg aan hem:

- Wat zou jij het liefste van Allah willen hebben?.

De kale man zei tegen de malaaika:

- De mensen vinden mij zo lelijk. Daarom zou ik een mooi bos haar willen hebben en ik zou ook willen dat ik van deze kaalheid genezen werd.

De malaaika wreef met zijn handen over het hoofd van de kale man en hij was meteen genezen van zijn kaalheid. Bovendien had hij een mooi bos haar.

De malaaika zei:

- Van welk huisdier hou jij het meeste van?.

De kale man, die nu helemaal genezen was, zei:

- Ik hou het meest van een koe.

Hij kreeg een koe die ook drachtig was.

De malaaika zei:

- Moge Allah deze koe gezegend maken: "Baarak Allahu fiehaa"

Tenslotte ging de malaaika naar de blinde man toe.

De malaaika vroeg aan hem:

- Wat zou jij het liefste van Allah willen hebben?.

De blinde man zei tegen de malaaika:

- Ik zou graag willen dat Allah mijn ogen beter maakte zodat ik de mensen kon zien.

De malaaika wreef met zijn handen over de ogen van de blinde man en Allah liet zijn ogen weer zien.

De malaaika zei:

- Van welk huisdier hou jij het meeste van?.

De blinde man, die nu alles kon zien, zei:

- Ik hou het meest van een schaap.

Hij kreeg een schaap die ook drachtig was.

De kameel van de man die eerst melaats was, de koe van de man die eerst kaal was en de schaap van de man die eerst blind was kregen in de loop van de jaren jongeren.

Vele jaren later had de eerste man weilanden vol kamelen, de tweede man weilanden vol koeien en de derde man weilanden vol schapen.

Toen kwam de malaaika na al die jaren als een melaats naar de man die eerst melaats was en zei:

- Ik ben een arme melaats. Ik ben op doorreis. Ik moet vandaag ergens zijn. Aller eerst met Allahs hulp en daarna met jou hulp kan ik vandaag nog daar aankomen. Ik vraag je bij Allah, die jou een mooie en gave huidskleur heeft gegeven en ook heel veel kamelen en bezittingen, mij een kameel cadeau te geven, zodat het mij naar de plaats van bestemming kan brengen.

De man die eerst melaats was zei:

- Er zijn zo veel arme mensen die om mijn kamelen komen vragen.

- Dus hij gaf niets aan de malaaika.-

Toen zei de malaaika:

- Ik denk dat ik jou ken. Jij was toch een arme melaats die door de mensen verafschuwd werd?.

De man zei:

- Zeker niet. Al deze kamelen en bezittingen heb ik van mijn ouders geërfd.

De malaaika zei:

- Als alles wat je mij vertelt hebt gelogen is, moge Allah je dan weer maken zoals je vroeger was. -En hij werd weer een lelijke arme melaats.-

Vervolgens ging de malaaika als een kale man naar de man toe die eerst kaal was. De malaaika vroeg hetzelfde aan deze man wat hij aan de melaats vroeg. Deze man antwoordde het zelfde als de melaats en hij gaf ook niets aan de malaaika

De malaaika zei:

- Als alles wat je mij vertelt hebt gelogen is, moge Allah je dan weer maken zoals je vroeger was. -En hij werd weer een lelijke arme kale man.-

Tenslotte ging de malaaika naar de man toe die eerst blind was.

- Ik ben een arme behoeftige reiziger. Ik ben op doorreis. Ik moet vandaag ergens zijn. Aller eerst met Allahs hulp en daarna met jou hulp kan ik vandaag nog daar aankomen. Ik vraag je bij Allah, die jou ogen heeft doen zien, mij een schaap cadeau te geven, zodat ik weer kan reizen.

De man die eerst blind was zei:

- Ik was eerst blind. Allah heeft mijn ogen beter gemaakt zodat ik weer kon zien. Ik was arm en Allah heeft mij rijk gemaakt. Neem zoveel van mijn schapen als je wilt en laat zoveel schapen aan mij over als je wilt. Wallaahi, ik zal geen enkel probleem maken omdat je dit voor Allah doet.

De malaaika zei:

- Ik hoef jou schapen niet. Je mag het zelf houden.

Toen vertelde de malaaika het verhaal van de andere twee mensen.

Toe zei hij:

- Allah heeft jullie beproeft. Allah is tevreden over jou. Maar Allah is boos geworden op je twee andere vrienden.

Beste kinderen,

Uit deze hadith van Rasoeloellah zien we dat Allah alle mensen beproeft. Alles wat gebeurt komt van Allah:

- Allah maakt ons ziek, kaal en blind maar Allah maakt ons ook weer gezond en niet de dokter of medicijnen

- Allah geeft ons eten, drinken, geld, bezittingen, maar Allah kan het ook van ons afnemen. Want alles is van Allah. Alles wat wij hebben heeft Allah ons te leen gegeven.

- Omdat Allah ons alles geeft moeten we Allah ook dankbaar zijn door naar Allah en Rasoeloellah te luisteren, en het meest van Allah en Rasoeloellah te houden.

- Allah houdt niet van gierige mensen, zoals de melaats en de kale man in het verhaal. Allah houdt juist van vrijgevige mensen, zoals de blinde man. Allah houdt van mensen die eten, drinken, geld, kleren en bezittingen geven aan arme mensen.

- Allah houdt ook niet van liegen. Als mensen liegen dan wordt Allah boos op die mensen, zoals de melaats en de kale man. Allah houdt juist van mensen die de waarheid spreken, zoals de blinde man.

- Allah houdt niet van mensen die ondankbaar zijn tegen Allah, zoals de melaats en de kale man in het verhaal. Allah houdt juist van mensen die dankbaar zijn tegen Allah. Wij moeten altijd dankbaar zijn tegen Allah, al worden we ziek. Want als je ziek bent en je dankt Allah hiervoor dan geeft Allah je hasanaat of Allah vergeeft je zondes.

Laten we met elkaar afspreken dat we vanaf nu niet gierig meer zullen zijn en niet meer zullen liegen, al is het maar een klein leugentje of een leugen voor de grap. We willen toch dat Allah van ons houdt.

Laten we altijd de waarheid spreken, al krijgen we daardoor straf. Laten we ook vrijgevig zijn. Als we dat doen dan zal Allah van ons houden, net zoals Allah van de blinde man houdt.

Wa'l hamdulillaahi Rabbi'l `aalamien


04-12-2006, 00:15

In de Qur'aan vertelt Allah ons over twee vrienden, aan de ene gaf Allah twee tuinen met druiveplanten, die omringd werden met palmen. Allah gaf hem ook akkers waarin hij groenten en graan verbouwde. Allah had hem dus rijk en welvarend gemaakt. Daarentegen maakte Allah van zijn vriend een arme sloeber.
In de beide tuinen van de rijke man gaf Allah veel vruchten en schoten daarbij in niets tekort. Allah liet tussen de beide tuinen een rivier stromen.

Nadat hij zijn oogst binnen gehaald had, schepte hij op tegen zijn arme vriend en hij zei:

Ik heb meer bezit dan jij en ik heb ook een grotere familie en gezin dan jij.

Vol trots ging hij terug naar zijn tuin. Hoewel Allah hem alles had gegeven, ontkende hij Allahs gunsten. Door zijn ondankbaarheid aan Allah was hij trots en hebzuchtig geworden. Hij dacht dat alleen hij en de natuur ervoor gezorgd hadden dat er een rivier tussen zijn tuinen liep, dat de planten goed groeiden en dat zijn tuinen en akkers zo veel groente, fruit en graan gaven.

Hij geloofde dat zijn tuinen, bomen, water en alles wat hij bezat voor altijd zou bestaan en dat niemand van hem kon afnemen. Het enigste waaraan hij dacht was dan ook zijn werk, familie, geld en bezittingen. Zijn geloof in de natuur, werk, rijkdom en familie was sterker dan in Allah. Daarom zei hij: Ik denk niet dat mijn tuinen en akkers ooit zullen vergaan. En ik denk ook niet dat de Dag des Oordeels (Yawmil Qiyamah) zal komen.

Hij kon niet geloven dat er een leven in het hiernamaals kon zijn. Maar hij zei:

Als er toch een leven hierna (Yawmil Akhirah) is, dan zal ik naar mijn Rabb teruggebracht worden en ik zal nog beters dan deze tuinen en akkers krijgen van mijn Rabb.

Hij vond zichzelf zo'n goede mens dat hij dacht dat Allah hem in het Hiernamaals wel zou belonen met het Paradijs (Djannah). Hij dacht dat Allah van hem hield. Waarom zou Allah hem anders zoveel geld, bezittingen en kinderen hebben gegeven en zijn arme vriend niet. Hij dacht dat Allah aan de mensen van wie Hij hield als beloning hier op aarde geld, bezittingen, kinderen en gezondheid gaf. En hij dacht dat rijke mensen ook in het Hiernamaals konden doen en laten waar ze zin in hadden. Dat is natuurlijk niet zo.

Doordat hij niet in de Dag des Oordeels (Yawmil Qiyamah) geloofde, was zijn geloof in Allah zwak en zijn liefde voor zijn kinderen, geld en bezittingen groot. Voor hem maakte het niet uit of de Dag des Oordeels (Yawmil Qiyamah) kwam of niet, hem kon toch niets gebeuren, hij was toch rijk en welvarend.

Zijn arme vriend met wie hij in gesprek was, werd erg boos op hem en hij zei tegen hem:

Ontken jij Allah die jou uit aarde en dan uit een druppel schiep je dan tot man gevormd heeft?. Maar Allah is mijn Rabb, en ik voeg aan mijn Rabb niemand als metgezel toe.

Ik aanbid naast Allah geen andere goden, zoals mijn gezin, werk of bezittingen. Hoe kan je Allah ontkennen. Toen je dood in je moeders buik zat heeft Allah je als baby laten leven, daarna ben je steeds groter en groter geworden en er komt een dag dat Allah je ook laat sterven. En op de Dag des Oordeels (Yawmil Qiyamah) zal Allah je weer laten leven uit de dood. Buiten Allah is geen ander godheid, Allah laat alles leven, groeien, bloeien en doodgaan, Allah geeft Alles eten en drinken, Allah laat alles slapen en bewegen, Allah laat het water stromen, de wolken bewegen en de maan, zon en de sterren stralen. En Allah heeft, bij het doen van al die dingen, van niemand hulp nodig. Ik zeg niet zoals jij, dat de natuur of ik ervoor zorgen dat alles wat in de tuin en akker is groeit en bloeit, nee, alleen Allah doet dat. Ik geloof in Allah en de Dag des Oordeels (Yawmil Qiyamah). Ik geloof dat alles door Allah gebeurt op de manier hoe Allah het wil.

Hij zei ook:Toen jij in je tuin ging, dan had je in plaats van op te scheppen, dat ik minder bezit en kinderen heb dan jij, Allah dankbaar kunnen zijn voor al het moois dat Allah je gegeven heeft, en je had beter kunnen zeggen: Maashaa'Allah laa qoewwata illaa billaah (Zoals Allah het wil, alleen in Allah is kracht). Allah kan mij in het hiernamaals iets beters geven dan jouw tuin. En Allah kan een zware regenbui uit de hemel zenden die jouw tuinen en akkers vernietigt en een kale en glibberige grond van maakt. Of dat het water van de rivier er diep wegzakt zodat jij het niet meer kunt vinden. Dan zal je pas zien dat alles wat je bezit in een keer is verdwenen.

Allahs straf kwam snel. Het regende zo hard dat al zijn vruchten volkomen werden verwoest. Toen de rijke man dit zag, begon hij zich de handen te wringen. Al het werk dat hij in zijn tuinen en akkers gedaan had was voor niets geweest. Hij had niets meer over van al zijn bezittingen. Hij had geen vruchten meer, hij had geen bomen meer al zijn groente en graan was verwoest. De rivier die tussen zijn tuinen stroomde was drooggevallen. Toen hij Allahs straf had gezien vroeg hij vergiffenis maar hij was te laat ermee. En hij zei:

Ah, had ik aan mijn Rabb maar niemand als metgezel toegevoegd, had ik maar buiten Allah geen andere goden, zoals de natuur, bezittingen en familie, aanbeden.

Hij had over zijn grote familie en gezin opgeschept maar toen Allahs straf kwam, was buiten Allah voor hem geen van zijn vrienden en familieleden die hem er tegen konden helpen. Hij kreeg dan ook van niemand hulp. Hij kon zichzelf niet eens redden, laat staan zijn bezittingen.

Als de komst van Allah straf zover is, heeft alleen de ware Allah nog bescherming te bieden. Hij geeft de beste beloning en de beste uiteinde.

Hiermee is het verhaal van deze twee mensen tot een einde gekomen. Allah vertelt ons dan dat het begin en het einde van het leven hier op aarde als water is, die uit de hemel als regen komt. De planten op aarde groeien door dit regen water door elkaar in verschillende geuren en kleuren. Dan worden deze planten droge stengels die de wind wegblaast. Allah is over alles machthebber. Bezittingen en zonen en dochters zijn de pracht van het leven op aarde, niet de bezittingen, geld en kinderen maar goede daden (iemaan, salaat, sawm, zakaat, hadj etc) zullen voor altijd blijven. Goede daden hebben bij jouw Rabb betere beloning en een betere verwachting.



Wa'l hamdulillaahi Rabbi'l `aalamien


04-12-2006, 00:17


Alle arme en behoeftige mensen gingen naar Rasoeloellah en zijn familie om hulp. Rasoeloellah en zijn vrouwen hielpen hen zoveel ze konden.
Op een dag kwam er een oude vrouw en haar twee dochters bij Oemm al-moe’minoen ‘Aisha. De oude vrouw had honger en moest iets eten. Ook allebei de dochters hadden erge honger. ‘Aisha keek in haar huis rond maar vond niets om aan de oude dame of haar dochters te geven. Toen ontdekte ze een dadel die op de vloer lag. Ze raapte hem op, poetste hem schoon en zei tegen de vrouw: “Misschien heeft Allah deze dadel vandaag voor u bewaard.”
De oude vrouw was erg dankbaar voor de dadel. Ze verdeelde hem tussen haar twee dochters, die zo’n honger hadden, dat ze hun deel onmiddellijk verorberden.
Een halve dadel was amper genoeg voor de hongerige meisjes. De liefhebbende moeder had zelf niets genomen, en er was niets anders dat ‘Aisha aan de arme familie kon geven. Na een poosje verlieten de oude dame en haar dochters ‘Aisha.

Toen Rasoeloe!lah terugkeerde, vertelde ‘Aisha het verhaal van de moeder met haar twee dochters. Rasoeloellah kreeg medelijden toen hij van hun toestand hoorde. Hij zei tegen ‘Aisha: “Als Allah de mensen kinderen geeft, dan plaatst hij een diepe liefde in hun hart. Als ze Allah’s zegening beantwoorden door hun plicht na te komen jegens hun kinderen, dan zal Allah hen beschermen tegen het vuur van de hel.”
Rasoeloellah leerde de ouders, dat zorgen voor de kinderen een manier is om Allah te danken voor Zijn vriendelijkheid. Allah beloont ouders voor het liefhebben van hun gezinnen.


04-12-2006, 00:18

Overgeleverd door Aboe `Abdurrahmaan Abdullah bin `Umar bin Khattaab (rahuma) Ik hoorde Rasoeloellah (Allah’s boodschapper) zeggen: ”Voor jullie vertrokken er drie mannen samen op reis, totdat ze bij een grot aankwamen om te overnachten. Ze gingen naar binnen. (Na een tijdje) rolde er een rots van de berg af en maakte de ingang van de grot dicht. Ze zeiden tegen elkaar: ”Waarlijk, niemand van jullie zal uit deze grot bevrijd worden, behalve dat je Allah (de Verhevene) aanroept met verwijzing naar jullie rechtschapen daden”.
Eén van de mannen onder hen zei: ”Oh Allah, mijn ouders waren oud en (elke avond) gaf ik noch mijn gezin en noch mijn bediendes melk te drinken, totdat ik mijn ouders had laten drinken. Op een dag was ik te ver (van huis geraakt) doordat ik op zoek ging naar een boomrijk gebied (om de dieren te laten grazen). Toen ik thuis kwam sliepen ze al. Ik melkte de dieren en bracht toen de melk naar hun toe waarop ze nog steeds sliepen. Ik vond het niet gepast mijn familie en mijn bediendes eerder melk te geven. Terwijl mijn kinderen op de grond huilden (van honger), wachtte ik op hun met een kom melk in mijn hand tot het ochtendgloren aanbrak. Toen ze wakker werden dronken ze hun melk op. Oh Allah, als ik dit alleen voor Uw Aangezicht heb gedaan, verlos ons dan uit deze hachelijke situatie, die veroorzaakt is door deze rots”.

Hierop schoot de rots een klein stuk je opzij, maar nog konden zij er niet uit.

De volgende man zei:” Oh Allah, mijn oom had een dochter die mij het liefst was onder de mensen. (Volgens een andere overlevering: Ik hield zo van haar zoals alleen een man van een vrouw kan houden). Ik zocht toenadering tot haar, maar ze hield zich afzijdig. Later werd ze getroffen door ongemak in een jaar van schaarste (hongersnood) en kwam zodoende naar mij toe. Ik gaf haar honderd twintig dinars (goudstukken) op voorwaarde dat ze mijn wens(verlangen) niet zou weigeren. Ze ging ermee akkoord. Toen ben ik op het punt stond om mijn verlangens te bevredigen (of volgens een andere overlevering: toen ik tussen haar benen stond) zei ze: ”Heb angst voor Allah, om mijn (maagdelijke) zegel te verbreken behalve met recht (m.a.w. binnen een wettig huwelijk). Op dat moment verliet ik haar, ondanks dat ze nog steeds het liefst onder de mensen voor mij was. Tevens liet ik ook het goud dat ik haar gegeven had bij haar achter. Oh Allah, als ik dit alleen voor Uw Aangezicht heb gedaan, verlos ons dan uit deze hachelijke situatie.

Hierop schoot de rots een klein stuk je opzij, maar nog steeds konden zij er niet uit.

De derde (man) zei: ”Oh Allah, ik had landarbeiders in dienst en betaalde hun lonen, met uitzondering van één man, die zonder zijn loon aan te nemen vertrok. Ik investeerde zijn loon en kreeg daardoor veel bezittingen.

Op een dag kwam hij naar me toe en zei: “Oh Allah’s dienaar (`Abdoellaah) betaal me mijn loon”.

Ik zei tegen hem: “Al die kamelen, vee, schapen en slaven , die je ziet zijn jouw loon”.

Hij zei: “O Allahs dienaar, drijf de spot niet met me”.

Ik zei: “Ik drijf de spot niet met jou”.

Daarop nam hij alles mee en liet niets achter. Oh Allah, als ik dit alleen voor Uw Aangezicht heb gedaan, verlos ons dan uit deze hachelijke situatie. Hierop schoof de rots helemaal opzij en liepen ze de grot uit. (Riyad’us Salihien met verwijzing naar Sahih’il Bukharie)


04-12-2006, 00:19

Als we ons afvragen wat ons voornaamste doel is in dit wereldse leven, dan zullen velen van ons als antwoord: geluk in het wereldse leven. Daar is waar iedereen (of de meesten van ons) naar streeft, we zitten op school, om later een goede baan te krijgen, om geld te verdienen, om gelukkig te zijn... Maar laten we niet vergeten dat dat niet alles is, en dat er veel meer van ons wordt verwacht. Alles in dit wereldse leven vergaat.

Een mooi voorbeeld waar we veel van kunnen leren is dat van de kameel van de profeet. Zij heette AL-Qaswaae, en stond bekend als het snelste rijdier temidden van de rijdieren van de sahaba. Niemand van de sahaba twijfelde er ooit over om de kameel van de profeet in te halen.
Op een dag kwam er een oude man met een ezeltje, en die haalde met alle gemak al-Qaswaae in... De profeet zei hierop: "Allah heeft vastgesteld dat er niets in deze wereldse leven zal rijzen, of ooit zal het weer dalen." Dit geldt voor alles, na gezondheid komt ziekte, na rijkdom komt armoede, na een leuk uitje, ben je moe en na het leven komt de dood...

Geluk in het wereldse leven is dus niet volmaakt, je hebt eigenlijk geen garantie en er volgt vaak iets negatiefs...In het paradijs zal het insha allah anders zijn, daar heb je andere maatstaven, andere soorten blijdschap en geluk en waaronder dat daar wel geldt, dat dat je uiteindelijke doel is, en dat het eeuwig zal zijn.
Laten we eens wat dichterbij gaan...laten we ons eens voorstellen hoe het paradijs eruit zal zien. Hoe ziet die plek er nou uit, waar we zo hard voor werken en waar we zo erg naar streven?
De profeet heeft ons een aantal beschrijvingen gegeven, waar we veel uit kunnen halen...in ieder geval genoeg om ons leven ervoor op te offeren.


04-12-2006, 00:20

Stel je eens voor....

Het einde van de dag des Oordeels is nabij...alles is geweest, iedereen weet wat zijn eindbestemming zal zijn, voor de moslims, de godsvrezende mensen op het aardse leven, is het zwaarste voorbij, hen staat een eeuwig leven vol verassingen te wachten. Zij zijn ook voorbij de siraat, dit is de 'brug' die boven het hellevuur loopt.
Volgens een overlevering van de profeet, is deze zo hun als een haartje, en zo scherp als een zwaard, en het ligt aan je
daden hoe snel je eroverheen komt! De profeet zegt dat er mensen zijn die in een fractie van een seconde erover heen zijn, de ander doet er wat langer over, ook zijn er die er kruipend overheen komen.....Zorg ervoor dat je ook deze siraat zo snel mogelijk voorbij bent, zorg er dus voor dat je altijd godsvrezend bent, dat ja altijd gehoorzaam bent, en Allah zal Zijn hulp aan jou schenken.

Goed, je bent de siraat voorbij, aan deze kant staan alleen maar moslims, iedereen die het wereldse leven goed heeft doorgebracht, we staan allemaal voor de poorten van het paradijs, maar...ze zijn gesloten!!

We gaan op zoek naar degene die de poorten voor ons zal openen, alle profeten zeggen dat ze daar niet voor bestemd zijn. Dan... komt de profeet Mohammad , hij loopt naar de poort, en klopt daarop...de engel die binnen staat, die de taak heeft deze poort te bewaken, vraagt: "Wie is daar?" De profeet antwoordt: "Ik ben het, Mohammad ibn 3abdillah!", waarop de engel antwoordt: "Welkom Mohammad! Allah heeft mij verboden deze poort te voor iedereen te openen, behalve voor jou!"
De profeet vertelt ons dat deze poort een breedte heeft even groot als de afstand van Mekka tot Shaam (Syri&euml, en ondanks deze breedte, zal het erg druk worden voor deze poorten, tenslotte willen alle moslims zo snel mogelijk binnen zijn..Ook dat wordt
bepaald door je daden....zullen wij tot diegenen behoren die samen met de profeet het paradijs binnengaan..of....zij die al laatste binnentreden Doen wij wel hard genoeg ons best om het paradijs als eersten naar binnen te gaan, of kan het ons allemaal niet zoveel schelen?

Is dat niet nog een goede reden om nog meer en meer je best te doen in dit leven?
De profeet zei: "Er is een groep die het paradijs binnengaat, en hun gezichten zijn als de volle maan in een donkere nacht (van blijdschap), de groep die daarna komt, is als het licht van een planeet, en die daarna komt..." en het wordt steeds minder. Natuurlijk is je blijdschap niet te beschrijven als je als eerste, samen met onze profeet het paradijs binnentreedt!! Wie zal dat niet willen?
Ik wil dat....jij wilt dat..iedereen!! Maar werken we er wel hard genoeg voor? Hopelijk zal deze les ons meer moed geven, en meer kracht om ons nog meer naar onze schepper te richten....


Dat was de binnenkomst, in het paradijs.
De profeet gaat door met het beschrijven: "De kammen zijn van goud...parfum zijn muskus geuren...en veranderen voortdurend." Stel je voor..als slechts een kam van goud zal zijn...waar zal de rest uit bestaan??
De profeet gaat verder: "De bewoners van het paradijs, zijn constant bezig met tasbeeh, het is een instinctief iets, zoals jullie nu ademen" Je zou je afvragen..je bent in het paradijs gekomen omdat je hier, in dit leven, hard hebt gewerkt, en Allah hebt aanbeden ..moet dat in het paradijs ook?? Moeten we daar ook tasbeeh doen? Nee, maar in het paradijs is alles zo prachtig, dat je niet anders kan, dan Allah gedenken voor al deze schoonheden, net als hier, in dit leven, als je een mooi uitzicht ziet, roep je meteen : "Subhaaana Allah".
Daarmee kun je het vergelijken. Maar in het paradijs veranderd alles constant, het wordt steeds mooier en mooier, waardoor je nog meer Allah gaat gedenken....
Aan de poorten van het paradijs roept Allah naar ons, en hij zegt woorden, die je alle moeite en verdriet van het aardse leven
doen vergeten..Hij zegt: "O bewoners van het paradijs! Jullie zijn nu gezond, en zullen nooit meer ziek worden, jullie zijn jong, en zullen nooit meer oud worden, jullie zijn levend, en zullen nooit sterven, jullie zijn gelukkig en zullen nooit verdriet meemaken!" Hoe zou jij je voelen als Allah dit tegen jou zou zeggen..Het maakt allemaal niet meer uit, je hebt eeuwige garantie, je hebt bereikt wat je wilt, je hebt echte geluk en blijdschap bereikt! Deze woorden alleen, zijn meer dan alles van jou waard wat je in dit leven doet... Hoe kunnen mensen nog hun gebeden nalaten, in ruil voor al dit moois? Hoe kun je nog bewust ervoor kiezen zonden te
begaan als je al deze dingen hebt gehoord?


04-12-2006, 00:21

Maar er is meer:

De profeet Mousa as vroeg aan Allah : "O Allah, wie heeft de laagte gradatie in het paradijs?" Allah zei: "Degene die de laagste gradatie heeft, is diegene die het laatste uit het vuur komt. Elke keer als hij eruit probeert te komen, wordt hij weer teruggetrokken, hij probeert het weer, en hij wordt teruggetrokken, de derde keer komt hij eruit. Als hij eruit is zegt hij: Alhamdolillah, voor degene die mij van jou heeft gered.
Daarna zeg ik tegen hem: "O mijn dienaar, ga mijn paradijs binnen. Wil jij een bezit zo groot als de machtigste koning op aarde? Je krijgt net zoveel als de machtigste koning, en dat nog een keer, en nog een keer en nog een keer, en nog een keer, en nog een keer (5x), en daarbij krijg je alles wat je hart begeert." Yaa Subhana Allah, dit is degene die het laagst staat in het paradijs, hoe zal het zijn met diegene die het hoogst staat Zo groot is de barmhartigheid van Allah!
De profeet zei ook: "Hij met de laagste gradatie heeft een bezit, die zo groot is, dat hij er meer dan 1000 jaar ervoor nodig heeft om het helemaal te bezichtigen, hij met de hoogste gradatie, bezichtigt Allah dag en nacht." Masha allah, dag en nacht, wat
zou je nog meer willen, als je constant naar een schoonheid zit te kijken!!!
En 1000 jaar, stel je voor...paleizen, rivieren, dieren, bossen, voetbalvelden (als je ervan houdt...) etc..etc...allemaal voor jou!!

De sahaba vroegen eens aan de profeet: "Beschrijf de gebouwen van het paradijs voor ons, o profeet van Allah." De profeet antwoordde: "Een baksteen van goud en een baksteen van zilver, het cement is van musk, en de kiezelsteentjes zijn parels... " Stel je de geur van het paradijs eens voor...alleen het cement is al van musk...en de gebouwen...subhaana Allah...
Maar de hadith is nog niet af...het mooiste is: "...en het plafond is de troon van de Barmhartige..." Masha Allah...dus boven al datgene, heb je nog altijd Allah naast je...wat wensen wij nog meer? Hoe kun je het nog maken jou verplichtingen niet na te komen?

De volgende overlevering zou je ook aan het denken moeten zetten:

"Een afmeting van een boog in het paradijs is beter dan de wereld en wat erbij hoort." De afmeting van een boog, komt ongeveer overeen met 1 meter...dus een meter, is beter dan al het goede wat we hier op aarde hebben gezien?? Alle blijdschap, alle feesten, etc... 1 vierkante meter uit het paradijs, overwint het?? En dan nog te bedenken, dat je nooit dat kleine stukje zult krijgen...maar meer.. .veel meer!!

De vrouwen in het paradijs:

De profeet zei: "Als een van nour al3ayn (Letterlijk: Licht van het Oog) een puntje van haar vinger naar buiten zou steken, lichten de hemelen en aarde daarvan op, zonder de zon en de maan."
Allah zegt in Surah 55 :
Ayah 30: "Voorwaar, Wij hebben dezen tot een wonderlijke schepping gemaakt, Wij maakten haar maagden, Beminnelijk, van gelijke leeftijd."
De profeet zei: "Als een vrouw haar paleis binnenkomt, en tegen haar man praat, zal hij het hele paradijs vergeten..." Dus al die zaken die hebben opgenoemd...vergeet hij...in een paar seconden...door zijn eigen vrouw....??

In de tijd van de sahaba kwam het eens voor dat als een briesje langs kwam, een metgezel zei dat hij daarin de geur van het paradijs rook.... Aan het begin van een slag rook ieder de geur van het paradijs op bepaalde plaatsen, als men na het gevecht naar ze op zoek ging...lagen de martelaren precies daar waar ze geur van het paradijs voordat de slag begon roken....Subhna Allah, de profeet zegt: "De geur van het paradijs is te ruiken van een afstand van een reis van 500 jaar!" Dus de metgezellen stonden zo dicht bij
het paradijs....en wij... staan wij verder dan een reis van 500 jaar van het paradijs.....

Er is nog een punt: Adam werd toen hij geschapen werd in het paradijs gezet, velen van ons denken dat dat zijn huis en eeuwige verblijfplaats was, maar let op de volgende aya, voordat Allah Adam schiep: "En toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik wil een stedehouder op aarde plaatsen" (Surah 2 : Ayah 30) Dus het paradijs was zijn eerste thuis, het is alsof Allah tegen ons wil
zeggen, dat is waar jullie vandaan komen, dus zorg ervoor dat je daar terugkomt!! Je kunt het vergelijken met het verlangen naar je vaderland, hier in het wereldse leven...zo moeten wij ook verlangen naar het paradijs...

Tenslotte nog een mooi moment:

Allah zal de mensen van het paradijs bij zich roepen, en zegt: "O mijn dienaren, ik wil dat jullie mij komen bezoeken!" Dan komt iedereen rond de troon van Allah zitten. Allah zegt: "Vrede zij met jullie allen." Zij antwoorden: "O Allah, u bent de vrede, en de vrede komt van u, geprezen zij u, de meest bramhartige en vrijgevige." Allah zegt: "Wens iets." Zij antwoorden: "Wij wensen slechts het aanschouwen van uw gezicht..." Allah benaderd iedereen persoonlijk en zegt: "O mijn dienaar, ik ben tevreden over jou, ben jij ook tevreden over mij? Herinner je je die zonde, en die zonde, en die zonde...?" De dienaar: "Maar Allah, u had mij toch vergeven?" Allah zegt dan: "Zeer zeker, met mijn vergeving heb je jou status in het paradijs bereikt. Wens maar mijn dienaar!" De dienaar begint op te noemen: "Ik wil dat, en dat, en ook nog dat mijn Heer...en dat en dat..." Totdat de dienaar niks meer weet..dan zegt Allah: "Ben je dat en dat en dat niet vergeten" Subhaana Allah...Hoe Barmhartig is onze heer Zouden wij al dit goede van ons willen laten gaan..voor een kort leven, wat wij hier doorbrengen.


04-12-2006, 00:22

Er was eens een oude man met drie zonen.
De man was erg gelukkig met zijn drie dappere jongens. Hij had niet veel meer te leven, maar was er zeker van dat hij kon vertrouwen op zijn familie. De jongens waren ieder erg intelligent en hadden alles over voor hun oude vader. Ze schonken hem liefde, gaven hem rust en hielpen hem met alles dat mogelijk was. Naar de traditie van deze familie was het zo dat als een vader niet lang meer te leven had, hij zijn zonen op pad zou sturen naar een ver land, met de opdracht goede daden te verrichten. En zo zij het. De vader riep zijn zoons bij hem en gaf hen de opdracht om naar het land van de wijsheid te gaan. Het was de bedoeling dat degene die het meest goede daden zou verrichten en terug zou komen met de grootste wijsheid, een ring zou krijgen. Een ring, dat al vele jaren, keer op keer word doorgegeven van vader op zoon. De jongens, hun vader zeer bewonderend en elkaar het geluk toewensend, gingen allen op pad. Na precies een jaar was het tijd om weer terug te keren naar huis. Aangezien de vader de toekomst een beetje kon voorspellen, had hij al een vermoeden wie de zoon zou zijn met de meeste wijsheid en het meest goede daden zou verrichten. Helaas overleed de vader kort voordat zijn zoons arriveerden, hij gaf de familie de opdracht de ring te geven aan de meest wijze zoon en natuurlijk met het meeste verrichte goede daden. De familie vond het toch zeer triest. Hun oom wist dat de jongens een zeer goede band hadden met elkaar, en was bang dat als een van hen de ring zou krijgen, deze band zou verslechteren. Hij kwam met een idee; de ring bracht hij mee naar een goudsmid en vroeg of de ring misschien twee keer kon worden nagemaakt. De goudsmid zei hem dat het mogelijk was. Waarop de oom vroeg of ook zelfs de krassen identiek gemaakt zouden konden worden, zodat ze identiek aan elkaar zouden zijn. De goudsmid vroeg er een grote som geld voor en beloofde dat de volgende morgen alles gereed zou zijn. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende morgen haalde de oom de ring op en riep de jongens, ieder afzonderlijk bij zich. Hij gaf elke jongen een ring en vertrok naar zijn eigen huis. Ze waren ieder erg blij, maar schaamden zich voor het feit dat hij de enige was die een ring kreeg. Ieder schaamde zich om de ring te dragen. Zo bleef elke zoon de ring verborgen houden.

De vader(in figuurlijke zin, want Allah heeft geen kinderen) is Allah en de drie zoons zijn de drie wereldgodsdiensten; Islam, Christendom en Jodendom. Allah was zeer gesteld op alle drie de profeten die de boodschap kwamen brengen aan de mensen. Maar natuurlijk was er zoals er maar een echte ring was, ook maar een laatste profeet met de juiste boodschap. De profeet die de Koran geopenbaard kreeg, was Mohammed vrede zij met hem. Helaas is het voor sommigen (masha Allah) maar moeilijk om te geloven dat Islam de ware godsdienst is. Zoals de oom het aan de jongens overliet om de ring wel of niet te dragen, zo laat Allah het ook aan ons over om het ware geloof te volgen......Insja Allah

Geloof dat er een God is en dat Mohammed de profeet is.


04-12-2006, 00:23

Toen ze Mekka naderden, viel het Mohammed op dat er geen voorbereidingen voor verzet getroffen waren, en hij stopte om te bidden en Allah te danken, want het was zijn diepste wens zonder bloedvergieten het Oude Huis in de heilige stad te kunnen binnengaan. Hij kreeg bericht dat Sad ibn Oebada, één van de groepscommandanten, gezegd had: “Vandaag is de dag dat de ongeschonden niet langer ongeschonden is.” Hij ontsloeg hem onmiddellijk en verving hem door zijn zoon, die forser van gestalte en milder van karakter was.
Drie van de vier contingenten ondervonden geen tegenstand en konden vreedzaam de heilige stad binnengaan. Het vierde contingent, onder leiding van Chalid ibn al-Walied, werd door onverzoenlijke vijanden van de profeet gedwongen te vechten. Het was maar een kleine schermutseling, en Chalid kon hen al gauw van zich afschudden. Slechts twee van zijn mannen, die van de groep geïsoleerd waren, werden gedood terwijl vijftien mannen van de vijand sneuvelden.

Eindelijk heerste er dan vrede in Mekka, en een kalmte die de stad jarenlang ontbeerd had. De moslims konden eindelijk terugkeren naar hun eigen huizen, en eindelijk kon het Huis van Allah uitsluitend bestemd worden voor Zijn verering.

Er werd een tent voor de profeet opgezet bij het graf van zijn grootvader en dat van zijn beminde vrouw Chadiedja. Toen hem gevraagd werd of hij in zijn eigen huis wilde rusten, antwoordde hij: “Nee, er is geen huis meer voor mij in Mekka.” Hij bleef enige tijd in zijn tent om een dankgebed aan Allah te richten, en ging daarna naar de Kaa'ba. Hij liep er zeven maal omheen. Mensen kwamen om hem been staan, en daarom droeg hij de volgende verzen aan hen voor:

“Mensen, Wij hebben jullie geschapen uit een man en een vrouw, en Wij hebben jullie tot volkeren en stammen gemaakt opdat jullie elkaar leren kennen. Voor Allah is de meest edele van jullie de meest vrome.” (49:13)


04-12-2006, 00:26

(Van de hieronder volgende aayaat (verzen) van de Qur'aan worden slechts de Nederlandse betekenissen weergegeven!)
In het verhaal van Adam en Hawwa kunnen we antwoorden vinden op de volgende vragen:

- Waar komt de mens vandaan?.

- Wat voor een schepsel is de mens?.

- Wat is de plaats van de mens in het heelal?.

- Waarom is de mens geschapen?.

Dit verhaal gaat over de eerste mens, die op onze aardbol leefde. Heel lang geleden waren er helemaal geen mensen op aarde, maar er leefden wel dieren en planten. Toen wilde Allah dat er schepselen moesten komen die Hem zouden kennen en Hem zouden dienen. Daarom schiep Allah de mens: Adam .

Adam was de eerste mens en ook de eerste profeet. Voordat Adam geschapen was leefde hier op aarde behalve planten en dieren ook andere schepselen die net als de mens konden denken en verantwoordelijkheidsgevoel met zich konden dragen; de engelen (malaaika) en de geesten (djinn). Volgens de Qur'an zijn de mensen dus niet uit apen ontstaan maar uit Adam en zijn echtgenote Hawwa . De mensen worden door Allah dan ook aangeduid met: de zonen (en dochters) van Adam .

Doordat Allah oneindige kennis heeft vond Hij het noodzakelijk om een mens te scheppen. Daarom zei Hij tegen de engelen: "Nu ga Ik een plaatsvervanger op aarde zetten, (die volgens Mijn wetten rechtvaardigheid en vrede op aarde zal brengen)".

Daarom vroegen de engelen Allah naar de goddelijke reden van Adams schepping en zeiden: "O Allah, wilt U iemand op de aarde zetten die verderf (slechte dingen) zal brengen en (door oorlog voeren en vechten) bloed zal vergieten?. Terwijl wij U dag en nacht lofprijzen en Uw heiligheid vereren".

Allah zei tegen de engelen: "Ik weet dingen die jullie niet weten".

De engelen zijn schepselen die uit licht geschapen zijn. Ze doen altijd precies wat hun opgedragen wordt door Allah. Ze weten alleen wat Allah ze geleerd heeft. Ze komen nooit in opspraak tegen Allah. De engelen vroegen aan Allah waarom Hij een mens schiep niet omdat ze niet met Allah eens waren, maar ze wilden alleen Allahs bedoeling ermee weten. Voordat Adam geschapen werd, hadden de engelen gezien dat de geesten op aarde verderf zaaiden en bloed vergoten. Daarop had Allah een leger van engelen gestuurd om de geesten te straffen. Of het is ook mogelijk dat Allah de engelen al voor de schepping van Adam verteld heeft dat de mensheid verderf zouden zaaien en bloed zouden vergieten door oorlogen. Daarom vroegen ze aan Allah, waarom Allah Adam schiep.

Hoe is Adam geschapen?.

Allah heeft de engelen bevolen uit verschillende plaatsen op onze aardbol verschillende kleuren aarde te verzamelen. Dat de mensen verschillende huidskleuren hebben is hiervan het gevolg. Ook andere eigenschappen van de mens, zoals karakter, intelligentie, lichaamsbouw etc. is hiervan het gevolg. Allah heeft uit aarde, kleverige klei gemaakt, daarna werd dit hard als aardewerk en tenslotte heeft Allah Adams schepping voltooid door de ziel ( roeh ) in te blazen.

Allah heeft Adam tot perfectie verheven. Adam is verheven boven alle andere schepselen, omdat Allah hem met Zijn eigen "handen" geschapen heeft, hem van Zijn eigen "geest" ingeblazen heeft, de engelen bevolen heeft voor Adam te buigen en hem de namen van alle dingen geleerd heeft. Allah heeft Adam de namen van alle dingen, die de mensen tot de Dag des Oordeels (Yawmi'l Qiyamah) zullen kennen, geleerd.

Toen zei Allah aan de engelen : "Jullie moeten allemaal eerbiedig buigen voor Adam ". De mensen en de engelen mogen alleen voor Allah buigen en voor niemand anders. De engelen moesten voor Adam buigen niet omdat ze Adam verafgoodden maar omdat dit een bevel van Allah was. Allah beveelt de muslims in de richting van Qiblah te bidden. Allah bevoel de engelen destijds in de richting van Adam te bidden. En deze buiging was dus uit eerbied voor Adam . Alle engelen bogen voor Adam , alleen Iblis niet, hij weigerde bij hen die zich eerbiedig neerbogen te behoren. Iblis behoorde tot de geesten. Door zijn hoogmoed weigerde hij Allah's bevel op te volgen daarom werd hij een van de ongelovigen.

Iblis zei: "Hoe kan ik buigen voor Adam?. Hij is uit klei gemaakt en ik uit vuur. Ik ben beter dan Adam". Dus Iblis deed niet wat Allah hem beval. Hij was ongehoorzaam geweest aan Allah.

Allah was boos omdat Iblis niet naar Hem luisterde. Allah zei: "Ga hier weg!. Jij zult door steniging vervloekt zijn doordat je zo hoogmoedig en trots doet. En de vloek zal tot op de oordeelsdag op je rusten".

Iblis zei: " Mijn Rabb, geef mij nog de tijd totdat de dag komt waarop zij (de doden) zullen opstaan uit hun graven".

Allah zei: "(Dat is goed) jij behoort bij hen die uitstel hebben gekregen, tot de dag van de vastgestelde tijd ( de oordeelsdag).

Iblis zei: "Mijn Rabb, omdat U mij misleid hebt zal ik voor de mensen op aarde (alles) schoneschijn maken en ik zal hen zeker allen misleiden behalve Uw dienaren onder hen die toegewijd zijn.

Allah zei:"Dit is voor een juiste weg, want over mijn dienaren heb jij geen gezag behalve over die misleidde mensen die jou volgen. En de hel is de plaats die voor hen allen is aangewezen.

Allah schiep een vrouw voor Adam . Haar naam was Hawwa (in de Qur'an wordt haar naam niet genoemd). Ze leefden samen in het paradijs. Allah had hen alles toegestaan om van te eten behalve de vruchten van een boom. Allah had hen gezegd dat de sjaytaan (Iblis) een duidelijke vijand van hen was. Iblies had hen met mooie beloftes toch van die vruchten laten eten. Adam en Hawwa hadden vergeten dat ze niet van die vruchten mochten eten.

Adam en Hawwa hadden erg veel spijt. Ze zeiden:" Onze Rabb , wij hebben onszelf onrecht aangedaan en als U ons niet vergeeft en erbarmen met ons heeft dan behoren wij bij de verliezers". Adam en Hawwa waren niet zoals Iblis. Ze hadden spijt van hun slechte daden en wilden dat Allah niet meer boos op hen zou zijn en hun zondes zou vergeven.

Allah verkoos hen en vergaf hun zonde. Allah wendde zich tot hen en bracht hen op het rechte pad. Allah zei:" Daalt af, uit het paradijs,-elkaar tot vijanden-jullie hebben namelijk op de aarde tijdelijk een verblijfplaats en vruchtgebruik. En op aarde zullen jullie leven, en op haar zullen jullie sterven en uit haar zullen jullie te voorschijn gebracht worden na jullie dood. Als er van Mij een leidraad komt, dan zal wie Mijn leidraad navolgt niet dwalen en niet ongelukkig zijn. Maar wie zich van Mijn vermaning afwendt die zal een benauwd leven leiden en Wij zullen hem op de opstanding blind ter verzameling opbrengen.

Adam en Hawwa leefden heel gelukkig op aarde. Hun kinderen, wij dus ook, zullen tot de oordeelsdag hier op aarde leven.

Wa'l hamdulillahi Rabbil `aalamien


04-12-2006, 22:38


Het jaar verstreek, en volgens het verdrag van Hoedaibiyya hadden de moslims nu het recht als pelgrims naar Mekka te gaan. Mohammed kondigde aan, van plan te zijn de bedevaart te gaan maken en duizenden mensen, nog meer dan het jaar daarvoor, sloten zich bij hem aan. Ze gingen ongewapend, afgezien van zwaarden in hun scheden, in overeenstemming met de voorwaarden van het verdrag van Hoedaibiyya.
Mohammed had het gevoel dat hij de Qoraisj niet kon vertrouwen, en zond honderd ruiters als verkenners vooruit na hen strikt bevolen te hebben het heilig gebied niet te betreden.

Toen de Qoraisj hoorden dat Mohammed naderde, besloten ze het heilig gebied aan de moslims te laten en hun toevlucht te nemen tot de bergen. Daar zetten ze hun tenten op en wachtten op de aankomst en het uiteindelijke vertrek van die vreemde man, die één van hen was, maar er toch niet voor terugschrok tegen de hele wereld te vechten voor wat hij geloofde.

De moslims kwamen vanuit het noorden, en zodra ze het Oude Huis zagen, riepen ze: “Ik kom in antwoord op U, mijn Heer, ik kom in antwoord op U.” Vol ontzag, hoop en angst naderden ze het Oude Huis van Ibrahiem en Ismail, voorop gegaan door Mohammed op zijn witte kameel. Toen hij aankwam bij de moskee steeg hij af, ontblootte zijn rechterarm, liep naar de Kaa'ba en zei: “Mijn Heer, heb erbarmen met een man die hun vandaag zijn kracht heeft getoond.” Toen liep hij naar de hoek, waar de zwarte steen lag, en begon de pelgrims rituelen uit te voeren.

Al degenen die bij hem waren, volgden zijn voorbeeld, en toen ze de Kaa'ba rond liepen, staken ze hun blote rechterarmen naar buiten, in de richting van de toekijkende Qoraisj.

Abdoellah ibn Rawaha, de dichter, zag de Qoraisj vol ontzag naar hen kijken, en van pure blijdschap en opwinding wilde hij hen de strijdkreet toe schreeuwen, maar Omar hield hem tegen. Dit was niet het juiste moment.

Mohammed zei tegen hem: “Heb geduld, Ibn Rawaha, zeg liever: Er is geen god dan Allah. Hij liet Zijn dienaar zegevieren, gaf zijn soldaten macht en versloeg alleen de stammen.” Ibn Rawaha herhaalde deze woorden en alle moslims herhaalden ze weer na hem en ze werden door de wind meegevoerd en door de bergen herhaald, totdat ze heel Mekka omringden.

Na zeven keer rond de Kaa'ba gelopen te hebben, ging Mohammed naar al Safa en al-Marwa, zoals de Arabieren sinds de tijd van Ibrahiem gedaan hadden en de moslims volgden zijn voorbeeld. Vervolgens bracht hij zijn offergaven bij al-Marwa en schoor toen, in overeenstemming met de pelgrims rituelen, zijn haar af. Ze bleven drie dagen in Mekka, de drie dagen die hun in het verdrag van Hoedaibiyya waren toegestaan. De emigranten bezochten hun huizen en verwanten, en namen de helpers als eregasten met zich mee. Er heerste een sfeer van blijdschap en hereniging, van zoete herinneringen en lang gekoesterde hoop.

De Mekkanen waren diep onder de indruk van dit statige maar toch eenvoudige geloof en van de positieve veranderingen die over de moslims waren gekomen. Er leefden in Mekka vier aardige zussen bij de Qoraisj, die weliswaar moslims waren, maar de stad niet konden verlaten. Mohammed noemde hen de vier vrome zusters. De oudste was de vrouw van zijn oom al Abbaas. Haar jongste zuster Maimoena verlangde er vurig naar zich bij de moslims aan te sluiten, en dichtbij de boodschapper te zijn. Ze nam haar zuster in vertrouwen, die er met haar man over sprak en die praatte er weer met zijn neef over. Maimoena kwam uit één van de meest vooraanstaande families van de Qoraisj en was de tante van Chalid ibn al-Walied. Al-Abbaas vroeg Mohammed met haar te trouwen, en aangezien een weigering beschouwd zou worden als een vernedering voor de familie, zag Mohammed het aangaan van een verwantschap met hen als een goede gelegenheid om de gekwetste trots van de Qoraisj te verzachten. Hij hoopte dat het de sfeer van vriendschap en goede wil zou bevorderen.

Gedurende die drie korte dagen trachtten de moslims hun verlangen naar het Heilige Huis en het heilige gebied te bevredigen door dankoffers aan te bieden. Toen ze op de grond van hun geliefde Mekka mochten lopen, namen ze die gelegenheid ten baat om degenen die te oud waren om te emigreren te bezoeken, en de zwakken die rotsvast gekluisterd zaten aan de heidenen, te troosten. Aan het einde van de voorgeschreven periode gingen twee vertegenwoordigers van de Qoraisj naar Mohammed en vroegen hem, in overeen stemming met het verdrag, met de moslims te vertrekken. Mohammed probeerde Mekka op een vriendschappelijke manier voor de moslims toegankelijk te houden, en stelde voor in Mekka met Maimoena te trouwen en zijn wittebroodsweken bij hen te vieren met feesten en banketten. De Mekkaanse notabelen weigerden botweg; ze hadden gezien hoe alle Mekkanen ernaar verlangd hadden met de moslims samen te zijn, en als ze erin toestemden met hen aan één tafel te zitten, zou de stad voorgoed voor hen geopend zijn.

Mohammed draalde daarna niet lang meer in Mekka. Hij gaf zijn volgelingen opdracht te vertrekken en vroeg één van zijn metgezellen Maimoena te vergezellen naar Sarif, waar ze trouwden. Ze was de laatste vrouw van de profeet, en leefde nog vijftig jaar na zijn dood. Voordat ze overleed, vroeg ze begraven te worden in Sarif, waar ze haar wittebroodsweken met de profeet had doorgebracht.


04-12-2006, 22:40

Mohammed beval zijn troepen snel naar Mekka te marcheren. Hij hoopte dat hij Mekka door een verrassingsaanval in zou kunnen nemen en een langdurig gevecht zou kunnen vermijden. Hij bad voortdurend dat er niet gevochten zou worden binnen het heilig gebied, dat al eeuwenlang een heilig dom voor alle mensen was.
Het leger marcheerde snel voorwaarts. Het was groter dan de Arabieren ooit gezien hadden, en onderweg sloten vele stammen die zich tot de islam bekeerd hadden, zich erbij aan, zodat het op weg naar Mekka voortdurend groeide.

De Qoraisj waren zich nog niet bewust van de naderende dreiging. Ze waren nog altijd aan het kibbelen over de vraag wat ze met Mohammed aan moesten. Al-Abbaas, een oom van de profeet, liet hen verder ruziën en verliet Mekka om de profeet tegemoet te gaan. Twee anderen, neven van Mohammed van de Banoe Hasjim, kwamen ook, ieder afzonderlijk. Ze waren tot dan toe te trots geweest om naar de waarheid te luisteren, maar smeekten nu de profeet te mogen ontmoeten. In eerste instantie weigerde Mohammed, want ze hadden kwaad over hem gesproken en de moslims jarenlang vervolgd. Toen één van hen echter dreigde in de woestijn te verdwalen om daar van honger en dorst om te komen, liet de immer zachtmoedige Mohammed zich vermurwen en nodigde hen binnen. Ze verklaarden hun geloof in hem en werden moslims.

Ondanks dat Mohammed's oom al-Abbaas nu een moslim was, schrok hij toch vreselijk van de enorme legers die zijn neef had meegebracht. Mekka was zijn stad en hij wilde niet dat die verwoest zou worden. Hij sprak er met Mohammed over, die blij was dat al-Abbaas een mogelijkheid had gevonden om Mekka vreedzaam binnen te gaan. Ze kwamen overeen dat al Abbaas naar de Qoraisj zou gaan, zou vertellen wat hij gezien had en hen ertoe over zou halen de binnenkomst van de moslims in Mekka zonder verzet te accepteren. Hij klom dus op de witte muilezel van de profeet, om de enorme legers ongeschonden te kunnen passeren, en reed naar Mekka.

Toen hij vlakbij Mekka was, hoorde hij in het donker twee bekende stemmen. Het waren de stemmen van Aboe Soefiaan en Boedail ibn Waraqa, die de Qoraisj erop uit hadden gestuurd om uit te vinden wat er aan de hand was. Aboe Soefiaan zei: “Ik heb nog nooit zoveel vuren en zo’n groot kamp gezien als vandaag.

“Ik denk dat de Choeza’a oorlog gaan voeren”, zei Boedail.

“De Choeza’a zijn veel te klein en onbetekenend om zo’n kamp te hebben.”

Al-Abbaas riep naar hen en gebruikte de namen waaronder ze binnen hun stam bekend waren, zodat ze zich zouden realiseren dat hij geen vijand was. Om zijn boodschap goed tot hen te laten doordringen, bood hij aan hen mee te nemen naar Mohammed's kamp.

Toen ze de gevechtslinies passeerden, herkenden de soldaten Mohammed's muilezel weer en lieten hen ongehinderd voorbijgaan. Ze liepen naar Mohammed's tent, en Mohammed vroeg al-Abbaas hen de volgende morgen bij hem te brengen. Ze sliepen in het kamp, en ‘s ochtends bracht al-Abbaas hen bij de boodschapper. De trotse, machtige Aboe Soefiaan verklaarde onvoorwaardelijk zijn geloof, en zei dat hij weliswaar in andere goden dan Allah had geloofd, maar dat hij nu inzag dat ze nutteloos waren. Toen vroeg al-Abbaas een gunst van de profeet. Hij zei: “Aboe Soefiaan is een man die graag opschept, geef hem iets waar hij over op kan scheppen.”

“Zeker”, zei Mohammed. “Degene die het huis van Aboe Soefiaan binnen gaat, is veilig, degene die zijn eigen huis binnengaat en de deur sluit is veilig,en degene die de Kaa'ba binnengaat, is veilig.” Ondanks alle jaren van vervolging en marteling, was Mohammed bereid de levens en het prestige van zijn vijanden te redden. Hij was niet haatdragend en herinnerde zich geen slechtheid.

Mohammed verdeelde het leger in vier contingenten. Elk contingent zou Mekka van een andere kant binnengaan. Ze kregen strikte orders zich vreedzaam op te stellen en alleen te vechten als ze daartoe gedwongen werden.


04-12-2006, 22:42

Toen de boodschapper van Allah vijfendertig was, besloten de Qoraish de Kaa'ba opnieuw te bouwen. Behalve dat het een nieuw dak nodig had, hadden de Qoraish gemerkt dat de stenen muren, die hoger waren dan een mensenlengte, geen klei hadden om de stenen samen te binden. Ze hadden geen keus. Ze moesten het gebouw afbreken en weer opnieuw op bouwen.
Toen de wederopbouw het moment bereikte, dat de traditionele zwarte steen teruggezet moest worden, begonnen ze ruzie met elkaar te maken. Elke familie wilde de eer om deze eervolle taak uit te voeren. Ze kregen een stevige woorden wisseling. Tijdens deze heidense dagen kon iets van veel minder gewicht een oorlog doen losbranden.

Ze bereidden zich voor op een gevecht.

Banoe ‘Abdoe’d-dar haalde een grote schaal, gevuld met bloed. Zij en banoe ‘Adi staken hun handen in het bloed en zwoeren, dat ze tot de dood zouden vechten.

Het was een teken van dood en onheil. De Qoraish bleven een aantal dagen in die nare toestand. Tenslotte kwamen ze overeen, dat de eerste de beste, die door de deur van de moskee zou binnenkomen, een beslissing moest nemen over bet plaatsen van de zwarte steen. De eerste die binnenkwam was de boodschapper van Allah (moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken). Toen ze hem zagen, zeiden ze: ‘Dit is de Betrouwbare! Wat een geluk! Het is Mohammed!

De boodschapper van Allah liet een stuk stof halen. Hij nam de steen en legde hem in het midden van de doek. Toen zei hij dat elke familie een punt van de doek moest pakken. Zo zouden ze hem samen optillen. Ze deden dit en zetten hem op zijn plaats. Zelf draaide hij de zwarte steen tot hij goed stond. Toen ging het bouwen weer verder.

Zo voorkwam de boodschapper van Allah dat er een oorlog onder de Qoraish uitbrak, door een voortreffelijk staaltje van wijsheid.


Pagina's : [1] 2