Vreemdeling1
03-12-2006, 08:23
Gekozen juwelen uit de Fatawaa van Shaykhul-Islaam Muhammad ibn 'Abdil-Wahhaab at-Tameemee
De nobele Shaykh werd gevraagd naar de betekenis van de uitspraak van Allaah:
"Eenieder die het wereldlijke leven wenst en haar versiering, zullen Wij hun daden daarin volledig vergoeden, en zij zullen daarin niet worden benadeeld. Zij zijn degenen voor wie er in het Hiernamaals niets dan Vuur is; en vruchteloos zijn de daden die zij daarin verrichtten. En tevergeefs is wat zij plachten te doen."
[Soorah Hood:15-16] [1]
Hij antwoordde:
"De mensen van de kennis van de Salaf hebben de verschillende typen van daden genoemd die mensen kunnen verrichten zonder zich bewust te zijn van de ware betekenis van hun daden. Een voorbeeld hiervan zouden goede daden zijn die vele mensen doen, zoals het geven van liefdadigheid, de familiebanden onderhouden, vriendelijk zijn tegen mensen, enzovoort. Eveneens het onderdrukken van anderen vermijden, of niet slecht over hen spreken, al dat wat een persoon oprecht omwille van Allaah kan doen, echter zonder te verlangen naar Zijn beloning in het volgende leven. Eerder is het enige waar hij op hoopt dat Allaah zijn bezit en familie zal beschermen, of dat het (zijn bezit) vermeerdert, of dat zijn naam voor altijd herinnerd zal worden enzovoort.
Hij heeft geen bezorgdheid al-Jennah na te streven of te vluchten van an-Naar (het Vuur). Zo'n persoon zal zijn beloning krijgen in dit leven, en in het volgende zal hij daarin geen aandeel hebben, en dit is het soort mensen waar Ibn 'Abbas naar refereerde toen hij de tafseer gaf van de (bovengenoemde) Ayah.
Sommige van onze mashaayikh hebben deze kwestie (van ikhlaas) verkeerd begrepen wegens een uitspraak die genoemd is in Al-Iqnaa'[2] in het hoofdstuk 'Niyyah', waarin deze kwestie werd besproken samen met de verschillende niveau's van oprechtheid. Vandaar dachten zij dat degene naar wie wordt verwezen als zijnde oprecht (in zijn daden) een aanbeveling is voor die persoon, maar dat is niet noodzakelijk het geval. Wat de auteur eerder bedoelde is dat deze persoon niet opschept, zijn daden zijn echter van nul en gener waarde in het volgende leven.
De tweede groep mensen is groter in aantal en hun toestand is vreselijker, en zij zijn degenen over wie de Mujaahid (Imaam ibn 'Abdil-Wahhaab) heeft gezegd dat de Ayah betreffende hen werd geopenbaard; en dat is de persoon die een rechtschapen daad verricht en zijn intentie is op te scheppen tegenover de mensen, en niet de beloning van het Hiernamaals te zoeken. Toen de hadeeth van Abu Hurayrah aan Mu'aawiyyah werd vermeld over de eerste drie mensen die in het Hellevuur geworpen zullen worden en zij zijn; degene die onderwees zodat over hem gezegd kan worden dat hij een geleerde is, degene die liefdadigheid gaf zodat over hem gezegd kan worden dat hij een vrijgevig persoon is, en degene die vocht zodat gezegd kan worden dat hij moedig is. Hij (Mu'aawiyyah) zei na het horen van de hadeeth:'Als dit de toestand is van deze mensen, wat kan dan gezegd worden over de rest van de mensheid?' Hij begon toen zo overvloedig te huilen dat de mensen dachten dat het (huilen) hem zou vernietigen. Toen hij weer bij bewustzijn kwam, veegde hij zijn gezicht en zei: Allaah en Zijn Boodschapper hebben werkelijk de waarheid gesproken:"Eenieder die het wereldlijke leven wenst en haar versiering, zullen Wij hun daden daarin volledig vergoeden, en zij zullen daarin niet worden benadeeld. Zij zijn degenen voor wie er in het Hiernamaals niets dan Vuur is; en vruchteloos zijn de daden die zij daarin verrichtten. En van geen nut is wat zij plachtten te doen." [3]
De derde groep zijn degenen die goede daden verrichten, maar hebben tegelijkertijd een wereldlijk voordeel als intentie, zoals degene die niet hajj verrichten omwille van Allaah, maar om geld te verdienen. Of degene die Hijrah verricht voor een wereldlijk voordeel of om een vrouw te trouwen, of degene die Jihaad vecht omwille van de oorlogsbuit. Deze categorie mensen worden ook genoemd in verwijzing naar de tafseer van de Ayah, zoals genoemd is in Sahih Al-Bukhaaree van de hadeeth van de Profeet (Sallallaahu 'alaihi wa sallam): 'Vernietigd is degene die de dinaar aanbidt, vernietigd is degene die de dirhaam aanbidt.'[4]
Eveneens kan iemand de Qur'an leren of de Qur'an onderwijzen zodat zijn familie posities van leiderschap kan verkrijgen, of hij bezoekt vaak de moskee omdat hij werkt voor de moskee, zoals het geval is met veel mensen. Deze personen zijn intelligenter dan de tweede groep, omdat zij daden doen die hun persoonlijke interesses bevredigen, waar de anderen daden alleen verrichten zodat zij geprezen en verheven kunnen worden door de mensen, ook al verkrijgen zij in feite niets. De eerste groep toont meer intelligentie dan de andere twee groepen, omdat zij oprecht omwille van Allaah daden verrichten, zonder enige vorm van Shirk te plegen. Zij verlangden echter niet naar het overvloedige goed dat eeuwig duurt, wat al-Jennah is, noch hoopten zij te kunnen vluchten van de grote bestraffing, wat an-Naar is.
De vierde categorie mensen zijn degene die daden van gehoorzaamheid verrichten oprecht omwille van Allaah, maar gelijktijdig daden van kufr verrichten die hen buiten de oevers van de Islaam plaatsen, zoals de joden en de christenen, of vele mensen van deze ummah, die Allaah aanbidden, liefdadigheid geven en vasten, alles omwille van Allaah en Zijn beloning in het volgende leven. Zij plegen echter daden van shirk en kufr die hen buiten de oevers van de Islaam plaatsen of die voorkomen dat hun daden geaccepteerd worden. Dit zijn degenen die Anas ibn Maalik ook opnam in zijn tafseer van de Ayah. Een aantal van de Salaf waren daarom ook gewoon te zeggen: 'Als ik wist dat Allaah op zijn minst één sajdah van mij heeft geaccepteerd, zou ik onmiddelijk verlangen naar de dood, omdat Allaah zegt:
''Voorwaar, Allaah accepteert alleen van de vromen.''[Suratul-Maa'idah:27]
Er blijft echter de kwestie over van degenen die de vijf salawaat bidden, de zakaat geven, vasten en de hajj verrichten, allemaal omwille van Allaah, maar die deze daden naderhand beginnen te verrichten voor wereldlijke redenen, netzoals degene die de Hajj verricht voor geld, zoals de realiteit is vandaag de dag. In zo'n situatie, hangt het ervan af welke intentie overheersend is. Dit is waarom sommige geleerden hebben gezegd dat de Qur'an vaak de mensen noemt die zonder twijfel voor al-Jennah zijn en de mensen die zonder twijfel voor an-Naar zijn en zwijgt over het lot van degenen die trekken van beide partijen bezitten (i.e. de mensen van Jennah en de mensen van Naar).
En Allaah weet het best.
Voetnoten:
[1] Uit 'Fataawa wa masaa'il al-Imaam Muhammad 'AbdulWahhaab, pag.5-8
[2] Voetnoot van de vertaler (Hishaam Ibn Zayd): Een boek van Hanbalee-fiqh
[3] Saheeh at-Tirmidhee (hadeeth nr.1492)
[4] Al-Bukhaaree (hadeeth nr.5955)
Bron: Chosen Gems from the Fataawaa of Imaam Muhammad Ibn 'Abdul-Wahhaab at-Tameemee
De nobele Shaykh werd gevraagd naar de betekenis van de uitspraak van Allaah:
"Eenieder die het wereldlijke leven wenst en haar versiering, zullen Wij hun daden daarin volledig vergoeden, en zij zullen daarin niet worden benadeeld. Zij zijn degenen voor wie er in het Hiernamaals niets dan Vuur is; en vruchteloos zijn de daden die zij daarin verrichtten. En tevergeefs is wat zij plachten te doen."
[Soorah Hood:15-16] [1]
Hij antwoordde:
"De mensen van de kennis van de Salaf hebben de verschillende typen van daden genoemd die mensen kunnen verrichten zonder zich bewust te zijn van de ware betekenis van hun daden. Een voorbeeld hiervan zouden goede daden zijn die vele mensen doen, zoals het geven van liefdadigheid, de familiebanden onderhouden, vriendelijk zijn tegen mensen, enzovoort. Eveneens het onderdrukken van anderen vermijden, of niet slecht over hen spreken, al dat wat een persoon oprecht omwille van Allaah kan doen, echter zonder te verlangen naar Zijn beloning in het volgende leven. Eerder is het enige waar hij op hoopt dat Allaah zijn bezit en familie zal beschermen, of dat het (zijn bezit) vermeerdert, of dat zijn naam voor altijd herinnerd zal worden enzovoort.
Hij heeft geen bezorgdheid al-Jennah na te streven of te vluchten van an-Naar (het Vuur). Zo'n persoon zal zijn beloning krijgen in dit leven, en in het volgende zal hij daarin geen aandeel hebben, en dit is het soort mensen waar Ibn 'Abbas naar refereerde toen hij de tafseer gaf van de (bovengenoemde) Ayah.
Sommige van onze mashaayikh hebben deze kwestie (van ikhlaas) verkeerd begrepen wegens een uitspraak die genoemd is in Al-Iqnaa'[2] in het hoofdstuk 'Niyyah', waarin deze kwestie werd besproken samen met de verschillende niveau's van oprechtheid. Vandaar dachten zij dat degene naar wie wordt verwezen als zijnde oprecht (in zijn daden) een aanbeveling is voor die persoon, maar dat is niet noodzakelijk het geval. Wat de auteur eerder bedoelde is dat deze persoon niet opschept, zijn daden zijn echter van nul en gener waarde in het volgende leven.
De tweede groep mensen is groter in aantal en hun toestand is vreselijker, en zij zijn degenen over wie de Mujaahid (Imaam ibn 'Abdil-Wahhaab) heeft gezegd dat de Ayah betreffende hen werd geopenbaard; en dat is de persoon die een rechtschapen daad verricht en zijn intentie is op te scheppen tegenover de mensen, en niet de beloning van het Hiernamaals te zoeken. Toen de hadeeth van Abu Hurayrah aan Mu'aawiyyah werd vermeld over de eerste drie mensen die in het Hellevuur geworpen zullen worden en zij zijn; degene die onderwees zodat over hem gezegd kan worden dat hij een geleerde is, degene die liefdadigheid gaf zodat over hem gezegd kan worden dat hij een vrijgevig persoon is, en degene die vocht zodat gezegd kan worden dat hij moedig is. Hij (Mu'aawiyyah) zei na het horen van de hadeeth:'Als dit de toestand is van deze mensen, wat kan dan gezegd worden over de rest van de mensheid?' Hij begon toen zo overvloedig te huilen dat de mensen dachten dat het (huilen) hem zou vernietigen. Toen hij weer bij bewustzijn kwam, veegde hij zijn gezicht en zei: Allaah en Zijn Boodschapper hebben werkelijk de waarheid gesproken:"Eenieder die het wereldlijke leven wenst en haar versiering, zullen Wij hun daden daarin volledig vergoeden, en zij zullen daarin niet worden benadeeld. Zij zijn degenen voor wie er in het Hiernamaals niets dan Vuur is; en vruchteloos zijn de daden die zij daarin verrichtten. En van geen nut is wat zij plachtten te doen." [3]
De derde groep zijn degenen die goede daden verrichten, maar hebben tegelijkertijd een wereldlijk voordeel als intentie, zoals degene die niet hajj verrichten omwille van Allaah, maar om geld te verdienen. Of degene die Hijrah verricht voor een wereldlijk voordeel of om een vrouw te trouwen, of degene die Jihaad vecht omwille van de oorlogsbuit. Deze categorie mensen worden ook genoemd in verwijzing naar de tafseer van de Ayah, zoals genoemd is in Sahih Al-Bukhaaree van de hadeeth van de Profeet (Sallallaahu 'alaihi wa sallam): 'Vernietigd is degene die de dinaar aanbidt, vernietigd is degene die de dirhaam aanbidt.'[4]
Eveneens kan iemand de Qur'an leren of de Qur'an onderwijzen zodat zijn familie posities van leiderschap kan verkrijgen, of hij bezoekt vaak de moskee omdat hij werkt voor de moskee, zoals het geval is met veel mensen. Deze personen zijn intelligenter dan de tweede groep, omdat zij daden doen die hun persoonlijke interesses bevredigen, waar de anderen daden alleen verrichten zodat zij geprezen en verheven kunnen worden door de mensen, ook al verkrijgen zij in feite niets. De eerste groep toont meer intelligentie dan de andere twee groepen, omdat zij oprecht omwille van Allaah daden verrichten, zonder enige vorm van Shirk te plegen. Zij verlangden echter niet naar het overvloedige goed dat eeuwig duurt, wat al-Jennah is, noch hoopten zij te kunnen vluchten van de grote bestraffing, wat an-Naar is.
De vierde categorie mensen zijn degene die daden van gehoorzaamheid verrichten oprecht omwille van Allaah, maar gelijktijdig daden van kufr verrichten die hen buiten de oevers van de Islaam plaatsen, zoals de joden en de christenen, of vele mensen van deze ummah, die Allaah aanbidden, liefdadigheid geven en vasten, alles omwille van Allaah en Zijn beloning in het volgende leven. Zij plegen echter daden van shirk en kufr die hen buiten de oevers van de Islaam plaatsen of die voorkomen dat hun daden geaccepteerd worden. Dit zijn degenen die Anas ibn Maalik ook opnam in zijn tafseer van de Ayah. Een aantal van de Salaf waren daarom ook gewoon te zeggen: 'Als ik wist dat Allaah op zijn minst één sajdah van mij heeft geaccepteerd, zou ik onmiddelijk verlangen naar de dood, omdat Allaah zegt:
''Voorwaar, Allaah accepteert alleen van de vromen.''[Suratul-Maa'idah:27]
Er blijft echter de kwestie over van degenen die de vijf salawaat bidden, de zakaat geven, vasten en de hajj verrichten, allemaal omwille van Allaah, maar die deze daden naderhand beginnen te verrichten voor wereldlijke redenen, netzoals degene die de Hajj verricht voor geld, zoals de realiteit is vandaag de dag. In zo'n situatie, hangt het ervan af welke intentie overheersend is. Dit is waarom sommige geleerden hebben gezegd dat de Qur'an vaak de mensen noemt die zonder twijfel voor al-Jennah zijn en de mensen die zonder twijfel voor an-Naar zijn en zwijgt over het lot van degenen die trekken van beide partijen bezitten (i.e. de mensen van Jennah en de mensen van Naar).
En Allaah weet het best.
Voetnoten:
[1] Uit 'Fataawa wa masaa'il al-Imaam Muhammad 'AbdulWahhaab, pag.5-8
[2] Voetnoot van de vertaler (Hishaam Ibn Zayd): Een boek van Hanbalee-fiqh
[3] Saheeh at-Tirmidhee (hadeeth nr.1492)
[4] Al-Bukhaaree (hadeeth nr.5955)
Bron: Chosen Gems from the Fataawaa of Imaam Muhammad Ibn 'Abdul-Wahhaab at-Tameemee