Illmatick
25-10-2006, 12:53
Evolutionisten beweren, dat levende wezens zich door twee hoofdmechanismen ontwikkelen: "Mutatie" en "Natuurlijke Selectie".
Volgens evolutionisten wordt de evolutionaire verandering door toevallige mutaties die in de genetische opbouw van levende wezens plaatsvinden, veroorzaakt. Ze beweren, dat ononderbroken kleine mutaties nieuwe soorten creëerden. Mutaties veroorzaken echter alleen schade aan het DNA, de structuur waarin alle informatie die relevant is voor de cel is opgeslagen. De uitwerking van mutaties is altijd schadelijk en het is onwaarschijnlijk dat mutaties tot de vorming van nieuwe soorten leiden. Alle mutaties waarvan we weten dat die in mensen plaatsvinden, resulteren in lichamelijke mismaaktheid, in afwijkingen zoals mongolisme, albinisme, dwergvorming of kanker. De mensen die blootgesteld zijn aan de straling van de kernwapens, die in het verleden op Hiroshima en Nagasaki zijn afgeworpen, zijn duidelijke voorbeelden van de mutaties die in levende wezens dankzij de straling plaatsvinden.
Natuurlijke selectie houdt in, dat de levende wezens die meer geschikt zijn voor de natuurlijke omstandigheden van hun leefomgeving zullen overleven door nakomelingen te krijgen die zullen overleven, terwijl zij die ongeschikt zijn zullen verdwijnen. Echter, deze bewering heeft geen relatie met welk evolutieproces dan ook. Natuurlijke selectie haalt slechts de zwakkere individuen uit een soort en leidt vervolgens naar een groep die uit sterke individuen bestaat. In andere bewoordingen, natuurlijke selectie kan geen nieuwe soorten produceren.
Evolutionisten zijn zich van dit feit bewust. Colin Patterson, een vooraanstaand paleontoloog van het 'Museum of Natural History' in Engeland, benadrukt dat er nooit is gezien, dat natuurlijke selectie ook nieuwe soorten ontwikkelt.
Niemand heeft ooit een nieuwe soort voortgebracht door de werking van de natuurlijke selectie. Niemand heeft het ooit benaderd en de meeste van de huidige discussies in het neodarwinisme gaan over deze vraag.
Bepleit dus nooit de onwetendheid dat geen van beide mechanismen, waar evolutionisten zich achter verschuilen, toverstokjes zijn die levende wezens in meer geavanceerde en perfecte vormen veranderen.
Volgens de evolutietheorie ontstond elke levende soort uit een voorganger. Indien dit de oorzaak was, dan zouden er talrijke tussenliggende soorten hebben bestaan, die gedurende deze lange periode leefden waarin verandering is opgetreden. Anders gezegd, sommige half-vis en half-reptiel wezens zouden in het verleden geleefd hebben, die enkele reptielachtige trekken vertonen in aanvulling op visachtige trekken die zij al hadden. Aanhangers van de evolutietheorie verwijzen naar deze denkbeeldige wezens, waarvan zij geloven, dat die in het verleden als "overgangsvormen hebben bestaan."
Indien zulke dieren werkelijk hebben bestaan, dan zouden er miljoenen en zelfs miljarden van geweest zijn. Nog belangrijker is, dat de overblijfselen van deze vreemde wezens in de fossielen aanwezig zouden moeten zijn. Intensief onderzoek van vandaag de dag heeft tot onze verbazing geconcludeerd dat deze "tussenvormen" niet voorkwamen. Fossielen die tot andere levende wezens behoren, zijn er volop, terwijl geen enkele fossiel van deze denkbeeldige wezens voorhanden is.
Bepleit dus nooit de onwetendheid dat de afwezigheid van overgangsvormen de beweringen van evolutionisten ongeldig maakt.
Volgens het denkbeeldige scenario van evolutionisten, vonden om verschillende redenen enkele vissen het noodzakelijk om van zee aan land te gaan. Vanwege deze noodzaak (!), ontstonden er enkele veranderingen in de vissen die hen tot amfibieën maakten. Dit is een beknopte samenvatting van het evolutiescenario, dat de overgang van water naar land bespreekt. Welnu, laten we dit voor even aannemen. Wat gebeurt er als een vis op een dag besluit om aan wal te gaan? Hebben vissen die geleidelijk de kust naderen en tot slot het zand bereiken enige kans op overleving? Het antwoord is duidelijk: vissen die zich op land voortbewegen zullen snel sterven. Andere vissen die dezelfde poging ondernemen, zouden ook sterven. Het resultaat blijft hetzelfde: indien miljarden vissen gedurende miljoenen jaren hetzelfde zouden proberen, zou elke vis die aan land gaat sterven voordat deze de gelegenheid heeft iets te ondernemen. Dit is een VOOR DE HAND LIGGEND feit.
Bovendien is het vandaag de dag wetenschappelijk bewezen, dat het onwaarschijnlijk is, dat deze levende wezens, die op anatomische en fysiologische vlak zeer sterk van elkaar verschillen, uit elkaar ontwikkeld zijn. Er bestaan een aantal voor de hand liggende feiten die zo'n overgang onmogelijk maken.
1. Het eigen gewicht: dieren op het vaste land verbruiken 40% van hun energie om alleen hun eigen lichaam te dragen. Dieren die zich echter in zee ophouden, ondervinden geen problemen bij het dragen van hun eigen gewicht. Dieren op land en in zee verschillen compleet in skelet- en spierbouw. Hierdoor passen zij zich perfect aan hun omgeving aan.
2. Behoud van warmte: een dier aan land heeft een lichamelijk mechanisme, dat grote temperatuursveranderingen aan land kan weerstaan. Echter, in zee verandert de temperatuur langzaam en de verandering in temperatuur kent geen grote verschillen. Dit is de reden waarom de stofwisseling verschilt tussen die, van dieren aan land en die, van dieren in zee.
3. Gebruik van water: van groot belang voor de stofwisseling is, dat water en vocht beperkt gebruikt worden wegens de schaarste van waterbronnen aan land. De huid is bijvoorbeeld ontworpen om het verlies van water tot op een zekere hoogte toe te staan, naast het voorkomen van overmatige verdamping. Dieren aan land kennen het gevoel van dorst, iets dat dieren in zee niet hebben. Bovendien is de huid van zeedieren niet geschikt voor een droge leefomgeving.
4. Nieren: zeedieren kunnen met gemak afvalstoffen van hun lichaam uitscheiden door ze te filteren, aangezien er voldoende water in hun leefomgeving is. Echter, aan land dient water zuinig gebruikt te worden. Dit is de reden waarom dieren aan land een niersysteem hebben. Het is onwaarschijnlijk dat een complex orgaan als de nier, toevallig is ontstaan.
5. Ademhalingssysteem: vissen ademen door zuurstof op te nemen dat in water is gebonden, en het door de kieuwen laten passeren. Dieren aan land daarentegen, hebben een compleet longsysteem.
Volgens evolutionisten wordt de evolutionaire verandering door toevallige mutaties die in de genetische opbouw van levende wezens plaatsvinden, veroorzaakt. Ze beweren, dat ononderbroken kleine mutaties nieuwe soorten creëerden. Mutaties veroorzaken echter alleen schade aan het DNA, de structuur waarin alle informatie die relevant is voor de cel is opgeslagen. De uitwerking van mutaties is altijd schadelijk en het is onwaarschijnlijk dat mutaties tot de vorming van nieuwe soorten leiden. Alle mutaties waarvan we weten dat die in mensen plaatsvinden, resulteren in lichamelijke mismaaktheid, in afwijkingen zoals mongolisme, albinisme, dwergvorming of kanker. De mensen die blootgesteld zijn aan de straling van de kernwapens, die in het verleden op Hiroshima en Nagasaki zijn afgeworpen, zijn duidelijke voorbeelden van de mutaties die in levende wezens dankzij de straling plaatsvinden.
Natuurlijke selectie houdt in, dat de levende wezens die meer geschikt zijn voor de natuurlijke omstandigheden van hun leefomgeving zullen overleven door nakomelingen te krijgen die zullen overleven, terwijl zij die ongeschikt zijn zullen verdwijnen. Echter, deze bewering heeft geen relatie met welk evolutieproces dan ook. Natuurlijke selectie haalt slechts de zwakkere individuen uit een soort en leidt vervolgens naar een groep die uit sterke individuen bestaat. In andere bewoordingen, natuurlijke selectie kan geen nieuwe soorten produceren.
Evolutionisten zijn zich van dit feit bewust. Colin Patterson, een vooraanstaand paleontoloog van het 'Museum of Natural History' in Engeland, benadrukt dat er nooit is gezien, dat natuurlijke selectie ook nieuwe soorten ontwikkelt.
Niemand heeft ooit een nieuwe soort voortgebracht door de werking van de natuurlijke selectie. Niemand heeft het ooit benaderd en de meeste van de huidige discussies in het neodarwinisme gaan over deze vraag.
Bepleit dus nooit de onwetendheid dat geen van beide mechanismen, waar evolutionisten zich achter verschuilen, toverstokjes zijn die levende wezens in meer geavanceerde en perfecte vormen veranderen.
Volgens de evolutietheorie ontstond elke levende soort uit een voorganger. Indien dit de oorzaak was, dan zouden er talrijke tussenliggende soorten hebben bestaan, die gedurende deze lange periode leefden waarin verandering is opgetreden. Anders gezegd, sommige half-vis en half-reptiel wezens zouden in het verleden geleefd hebben, die enkele reptielachtige trekken vertonen in aanvulling op visachtige trekken die zij al hadden. Aanhangers van de evolutietheorie verwijzen naar deze denkbeeldige wezens, waarvan zij geloven, dat die in het verleden als "overgangsvormen hebben bestaan."
Indien zulke dieren werkelijk hebben bestaan, dan zouden er miljoenen en zelfs miljarden van geweest zijn. Nog belangrijker is, dat de overblijfselen van deze vreemde wezens in de fossielen aanwezig zouden moeten zijn. Intensief onderzoek van vandaag de dag heeft tot onze verbazing geconcludeerd dat deze "tussenvormen" niet voorkwamen. Fossielen die tot andere levende wezens behoren, zijn er volop, terwijl geen enkele fossiel van deze denkbeeldige wezens voorhanden is.
Bepleit dus nooit de onwetendheid dat de afwezigheid van overgangsvormen de beweringen van evolutionisten ongeldig maakt.
Volgens het denkbeeldige scenario van evolutionisten, vonden om verschillende redenen enkele vissen het noodzakelijk om van zee aan land te gaan. Vanwege deze noodzaak (!), ontstonden er enkele veranderingen in de vissen die hen tot amfibieën maakten. Dit is een beknopte samenvatting van het evolutiescenario, dat de overgang van water naar land bespreekt. Welnu, laten we dit voor even aannemen. Wat gebeurt er als een vis op een dag besluit om aan wal te gaan? Hebben vissen die geleidelijk de kust naderen en tot slot het zand bereiken enige kans op overleving? Het antwoord is duidelijk: vissen die zich op land voortbewegen zullen snel sterven. Andere vissen die dezelfde poging ondernemen, zouden ook sterven. Het resultaat blijft hetzelfde: indien miljarden vissen gedurende miljoenen jaren hetzelfde zouden proberen, zou elke vis die aan land gaat sterven voordat deze de gelegenheid heeft iets te ondernemen. Dit is een VOOR DE HAND LIGGEND feit.
Bovendien is het vandaag de dag wetenschappelijk bewezen, dat het onwaarschijnlijk is, dat deze levende wezens, die op anatomische en fysiologische vlak zeer sterk van elkaar verschillen, uit elkaar ontwikkeld zijn. Er bestaan een aantal voor de hand liggende feiten die zo'n overgang onmogelijk maken.
1. Het eigen gewicht: dieren op het vaste land verbruiken 40% van hun energie om alleen hun eigen lichaam te dragen. Dieren die zich echter in zee ophouden, ondervinden geen problemen bij het dragen van hun eigen gewicht. Dieren op land en in zee verschillen compleet in skelet- en spierbouw. Hierdoor passen zij zich perfect aan hun omgeving aan.
2. Behoud van warmte: een dier aan land heeft een lichamelijk mechanisme, dat grote temperatuursveranderingen aan land kan weerstaan. Echter, in zee verandert de temperatuur langzaam en de verandering in temperatuur kent geen grote verschillen. Dit is de reden waarom de stofwisseling verschilt tussen die, van dieren aan land en die, van dieren in zee.
3. Gebruik van water: van groot belang voor de stofwisseling is, dat water en vocht beperkt gebruikt worden wegens de schaarste van waterbronnen aan land. De huid is bijvoorbeeld ontworpen om het verlies van water tot op een zekere hoogte toe te staan, naast het voorkomen van overmatige verdamping. Dieren aan land kennen het gevoel van dorst, iets dat dieren in zee niet hebben. Bovendien is de huid van zeedieren niet geschikt voor een droge leefomgeving.
4. Nieren: zeedieren kunnen met gemak afvalstoffen van hun lichaam uitscheiden door ze te filteren, aangezien er voldoende water in hun leefomgeving is. Echter, aan land dient water zuinig gebruikt te worden. Dit is de reden waarom dieren aan land een niersysteem hebben. Het is onwaarschijnlijk dat een complex orgaan als de nier, toevallig is ontstaan.
5. Ademhalingssysteem: vissen ademen door zuurstof op te nemen dat in water is gebonden, en het door de kieuwen laten passeren. Dieren aan land daarentegen, hebben een compleet longsysteem.