sheikhalalbani
01-08-2006, 15:54
AUB NEEM DE TIJD EN LUISTER DIT, EN LEES ERBIJ DE VERTALING INSCHA ALLAH.
http://quran.islamway.com/jibreen/023.ram
23. De gelovigen (el-Mominoen)
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Inderdaad voorspoedig zijn de gelovigen.
2. Die ootmoedig zijn in hun gebeden.
3. En die al hetgeen ijdel is, schuwen.
4. En die aktief zijn in het betalen van Zakaat.
5. En die hun vleselijke lusten beheersen.
6. Behalve met hun vrouwen of hetgeen hun rechterhand bezit, want dan treft hen geen verwijt.
7. Doch degenen die deze perken te buiten gaan, zullen overtreders zijn.
8. Zij die zorgzaam zijn voor het hun toevertrouwde en voor hun overeenkomsten.
9. En die hun gebeden in acht nemen.
10. Dezen zijn de erfgenamen,
11. Die het paradijs zullen erven. Zij zullen daarin vertoeven.
12. Voorwaar, Wij scheppen de mens uit een uittreksel van klei;
13. Dan plaatsen Wij hem als een kleine levenskiem in een veilige plaats.
14. Vervolgens vormen Wij de levenskiem tot een klonter bloed; daarna vormen Wij het geronnen bloed tot een (vormeloze) klomp; dan vormen Wij beenderen uit deze (vormeloze) klomp; daarna bekleden Wij deze beenderen met vlees; vervolgens ontwikkelen Wij het tot een nieuwe schepping. Gezegend zij God, de Beste Schepper.
15. Voorzeker daarna sterf je.
16. En op de Dag der Verrijzenis zul je worden opgewekt.
17. En boven u hebben Wij zeven wegen gemaakt, en nimmer veronachtzamen Wij de schepping.
18. Wij zenden water uit de hemel neer in bepaalde hoeveelheid en Wij doen deze in de aarde blijven en voorzeker zijn Wij ook in staat die weer weg te nemen.
19. En Wij brengen daarmede tuinen van dadelpalmen en wijnstokken voor u voort, waarvan je overvloedig fruit hebt; en je eet daarvan.
20. En Wij brengen een boom voort die groeit uit de berg Sinaï: deze brengt olie en een saus voort voor hen die het willen nuttigen.
21. En in het vee is eveneens een les voor u. Wij geven u te drinken van de melk die in hun buik is en je trekt er talrijke voordelen van en eveneens eet je er van.
22. Daarop zowel als op schepen word je gedragen.
23. En Wij zonden Noach tot zijn volk, en hij zeide: "O mijn volk, dien God. Gij hebt geen andere God buiten Hem. Wil je dan niet vrezen?"
24. En de hoofden van zijn volk, die ongelovig waren, zeiden: "Hij is slechts een mens zoals gij, hij zou zich boven u willen verheffen. En indien het God had behaagd, had Hij voorzeker engelen nedergezonden. Wij hebben nooit van zulk (een boodschapper) onder onze voorvaderen gehoord.
25. Hij is slechts een bezetene; wacht daarom een korte wijle, (ongetwijfeld zal hem iets overkomen)."
26. Noach zeide: "O mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend."
27. Toen openbaarden Wij hem: "Bouw de Ark onder Onze ogen en in overeenstemming met Onze openbaring. En wanneer Ons bevel komt en de oppervlakte der aarde overstroomt, neem dan aan boord twee (exemplaren) van wat nodig is en uw gezin, behalve degenen tegen wie het woord reeds is uitgevaardigd. En spreek Mij niet over de onrechtvaardigen, want zij zullen worden verdronken.
28. "En wanneer je de Ark zult hebben betrokken - jij en degenen die met u zijn, zeg dan: "Alle lof behoort aan God, Die ons van een boosaardig volk heeft gered."
29. En zeg: "Mijn Heer, verleen mij een gezegende landing, want Gij zijt de Beste Landingshulp."
30. Voorwaar, hierin zijn tekenen, en waarlijk Wij stellen (de mensen) op de proef.
31. Toen verwekten Wij een ander geslacht na hen.
32. En Wij zonden onder hen een boodschapper uit hun midden, die zeide: "Dient God, je hebt geen andere God dan Hem. Wil je dan niet vrezen?"
33. En de hoofden van zijn volk, die ongelovig waren en die de ontmoeting in het Hiernamaals loochenden en wie Wij in dit leven overvloed (van het goede der aarde) hadden gegeven, zeiden: "Dit is slechts een mens, zoals gij. Hij eet van hetgeen gij eet en drinkt van hetgeen gij drinkt.
34. En indien je een man gelijk aan uzelf gehoorzaamt dan ben je zeker verloren.
35. Belooft hij u dat wanneer je dood en stof en beenderen bent geworden, jij weer zult worden opgewekt?
36. Verre, verre is hetgeen u wordt beloofd!
37. Er is geen ander leven buiten ons tegenwoordige leven; wij leven en sterven en zullen niet worden opgewekt.
38. Hij is niet anders dan een mens die een leugen heeft verzonnen over God; wij zullen in hem stellig niet geloven."
39. Hij zeide: "Mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend."
40. (God) zeide: "Binnen korte tijd zullen zij zeker spijt krijgen."
41. Terecht greep hen daarom de rukwind en Wij maakten hen als wrakhout. Vervloekt zij het onrechtvaardige volk.
42. Toen verwekten Wij na hen andere geslachten.
43. Geen volk kan zijn vastgestelde tijd overschrijden, evenmin kunnen zij die uitstellen.
44. Dan zonden Wij Onze boodschappers de een na de ander. Telkens wanneer een Boodschapper tot een volk kwam, verloochenden zij hem. Dus deden Wij hen elkander opvolgen en maakten hen tot legenden. Vervloekt zij het volk dat niet wil geloven.
45. Dan zonden Wij Mozes en zijn broeder Aäron met Onze tekenen en een duidelijk gezag
46. Tot Pharao en zijn opperhoofden; zij toonden hoogmoed en waren een aanmatigend volk.
47. En zij zeiden: "Moeten wij geloven in twee mannen aan ons gelijk terwigl hun volk onze slaaf is?"
48. Derhalve verloochenden zij hen en zij behoorden tot degenen die vernietigd werden.
49. En wij schonken Mozes het Boek opdat zij (de kinderen Israëls) leiding mochten volge.
50. En Wij bestemden de zoon van Maria en zijn moeder tot een teken en schonken hun toevlucht op een hoog plateau met groene weiden en bronnen.
51. O gij boodschappers, eet van hetgeen rein is en verricht goede werken. Voorwaar Ik weet goed wat je doet.
52. En weet dat uw gemeenschap één gemeenschap is en dat Ik uw Heer ben. Neemt Mij derhalve tot uw Beschermer.
53. Maar zij hebben hun godsdienst onder elkander verdeeld, elke partij verheugt zich over hetgeen zij bezit.
54. Laat hen daarom voor een tijd aan hun onwetendheid over.
55. Denken zij dat vanwege de rijkdom en de zonen waarmee Wij hen helpen,
56. Wij Ons haasten hun goed te doen? Neen, zij begrijpen het niet.
57. Voorwaar, degenen die sidderen van ontzag voor hun Heer,
58. En degenen die geloven in de tekenen van hun Heer,
59. En degenen die hun Heer geen deelgenoten toeschrijven,
60. En degenen die weggeven hetgeen zij (kunnen) geven terwijl hun hart is vervuld van vrees. omdat zij tot hun Heer zullen terugkeren,
61. Dezen zijn het die zich haasten en wedijveren in het doen van goede werken.
62. Wij belasten geen ziel boven haar vermogen. Bij Ons is een boek, dat de waarheid spreekt en hun zal geen onrecht worden aangedaan.
http://quran.islamway.com/jibreen/023.ram
23. De gelovigen (el-Mominoen)
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Inderdaad voorspoedig zijn de gelovigen.
2. Die ootmoedig zijn in hun gebeden.
3. En die al hetgeen ijdel is, schuwen.
4. En die aktief zijn in het betalen van Zakaat.
5. En die hun vleselijke lusten beheersen.
6. Behalve met hun vrouwen of hetgeen hun rechterhand bezit, want dan treft hen geen verwijt.
7. Doch degenen die deze perken te buiten gaan, zullen overtreders zijn.
8. Zij die zorgzaam zijn voor het hun toevertrouwde en voor hun overeenkomsten.
9. En die hun gebeden in acht nemen.
10. Dezen zijn de erfgenamen,
11. Die het paradijs zullen erven. Zij zullen daarin vertoeven.
12. Voorwaar, Wij scheppen de mens uit een uittreksel van klei;
13. Dan plaatsen Wij hem als een kleine levenskiem in een veilige plaats.
14. Vervolgens vormen Wij de levenskiem tot een klonter bloed; daarna vormen Wij het geronnen bloed tot een (vormeloze) klomp; dan vormen Wij beenderen uit deze (vormeloze) klomp; daarna bekleden Wij deze beenderen met vlees; vervolgens ontwikkelen Wij het tot een nieuwe schepping. Gezegend zij God, de Beste Schepper.
15. Voorzeker daarna sterf je.
16. En op de Dag der Verrijzenis zul je worden opgewekt.
17. En boven u hebben Wij zeven wegen gemaakt, en nimmer veronachtzamen Wij de schepping.
18. Wij zenden water uit de hemel neer in bepaalde hoeveelheid en Wij doen deze in de aarde blijven en voorzeker zijn Wij ook in staat die weer weg te nemen.
19. En Wij brengen daarmede tuinen van dadelpalmen en wijnstokken voor u voort, waarvan je overvloedig fruit hebt; en je eet daarvan.
20. En Wij brengen een boom voort die groeit uit de berg Sinaï: deze brengt olie en een saus voort voor hen die het willen nuttigen.
21. En in het vee is eveneens een les voor u. Wij geven u te drinken van de melk die in hun buik is en je trekt er talrijke voordelen van en eveneens eet je er van.
22. Daarop zowel als op schepen word je gedragen.
23. En Wij zonden Noach tot zijn volk, en hij zeide: "O mijn volk, dien God. Gij hebt geen andere God buiten Hem. Wil je dan niet vrezen?"
24. En de hoofden van zijn volk, die ongelovig waren, zeiden: "Hij is slechts een mens zoals gij, hij zou zich boven u willen verheffen. En indien het God had behaagd, had Hij voorzeker engelen nedergezonden. Wij hebben nooit van zulk (een boodschapper) onder onze voorvaderen gehoord.
25. Hij is slechts een bezetene; wacht daarom een korte wijle, (ongetwijfeld zal hem iets overkomen)."
26. Noach zeide: "O mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend."
27. Toen openbaarden Wij hem: "Bouw de Ark onder Onze ogen en in overeenstemming met Onze openbaring. En wanneer Ons bevel komt en de oppervlakte der aarde overstroomt, neem dan aan boord twee (exemplaren) van wat nodig is en uw gezin, behalve degenen tegen wie het woord reeds is uitgevaardigd. En spreek Mij niet over de onrechtvaardigen, want zij zullen worden verdronken.
28. "En wanneer je de Ark zult hebben betrokken - jij en degenen die met u zijn, zeg dan: "Alle lof behoort aan God, Die ons van een boosaardig volk heeft gered."
29. En zeg: "Mijn Heer, verleen mij een gezegende landing, want Gij zijt de Beste Landingshulp."
30. Voorwaar, hierin zijn tekenen, en waarlijk Wij stellen (de mensen) op de proef.
31. Toen verwekten Wij een ander geslacht na hen.
32. En Wij zonden onder hen een boodschapper uit hun midden, die zeide: "Dient God, je hebt geen andere God dan Hem. Wil je dan niet vrezen?"
33. En de hoofden van zijn volk, die ongelovig waren en die de ontmoeting in het Hiernamaals loochenden en wie Wij in dit leven overvloed (van het goede der aarde) hadden gegeven, zeiden: "Dit is slechts een mens, zoals gij. Hij eet van hetgeen gij eet en drinkt van hetgeen gij drinkt.
34. En indien je een man gelijk aan uzelf gehoorzaamt dan ben je zeker verloren.
35. Belooft hij u dat wanneer je dood en stof en beenderen bent geworden, jij weer zult worden opgewekt?
36. Verre, verre is hetgeen u wordt beloofd!
37. Er is geen ander leven buiten ons tegenwoordige leven; wij leven en sterven en zullen niet worden opgewekt.
38. Hij is niet anders dan een mens die een leugen heeft verzonnen over God; wij zullen in hem stellig niet geloven."
39. Hij zeide: "Mijn Heer, help mij, want zij hebben mij verloochend."
40. (God) zeide: "Binnen korte tijd zullen zij zeker spijt krijgen."
41. Terecht greep hen daarom de rukwind en Wij maakten hen als wrakhout. Vervloekt zij het onrechtvaardige volk.
42. Toen verwekten Wij na hen andere geslachten.
43. Geen volk kan zijn vastgestelde tijd overschrijden, evenmin kunnen zij die uitstellen.
44. Dan zonden Wij Onze boodschappers de een na de ander. Telkens wanneer een Boodschapper tot een volk kwam, verloochenden zij hem. Dus deden Wij hen elkander opvolgen en maakten hen tot legenden. Vervloekt zij het volk dat niet wil geloven.
45. Dan zonden Wij Mozes en zijn broeder Aäron met Onze tekenen en een duidelijk gezag
46. Tot Pharao en zijn opperhoofden; zij toonden hoogmoed en waren een aanmatigend volk.
47. En zij zeiden: "Moeten wij geloven in twee mannen aan ons gelijk terwigl hun volk onze slaaf is?"
48. Derhalve verloochenden zij hen en zij behoorden tot degenen die vernietigd werden.
49. En wij schonken Mozes het Boek opdat zij (de kinderen Israëls) leiding mochten volge.
50. En Wij bestemden de zoon van Maria en zijn moeder tot een teken en schonken hun toevlucht op een hoog plateau met groene weiden en bronnen.
51. O gij boodschappers, eet van hetgeen rein is en verricht goede werken. Voorwaar Ik weet goed wat je doet.
52. En weet dat uw gemeenschap één gemeenschap is en dat Ik uw Heer ben. Neemt Mij derhalve tot uw Beschermer.
53. Maar zij hebben hun godsdienst onder elkander verdeeld, elke partij verheugt zich over hetgeen zij bezit.
54. Laat hen daarom voor een tijd aan hun onwetendheid over.
55. Denken zij dat vanwege de rijkdom en de zonen waarmee Wij hen helpen,
56. Wij Ons haasten hun goed te doen? Neen, zij begrijpen het niet.
57. Voorwaar, degenen die sidderen van ontzag voor hun Heer,
58. En degenen die geloven in de tekenen van hun Heer,
59. En degenen die hun Heer geen deelgenoten toeschrijven,
60. En degenen die weggeven hetgeen zij (kunnen) geven terwijl hun hart is vervuld van vrees. omdat zij tot hun Heer zullen terugkeren,
61. Dezen zijn het die zich haasten en wedijveren in het doen van goede werken.
62. Wij belasten geen ziel boven haar vermogen. Bij Ons is een boek, dat de waarheid spreekt en hun zal geen onrecht worden aangedaan.