Bekijk volle/desktop versie : De waarheid ligt niet bij de zwakkeren



29-06-2006, 21:45
Eén van de voornaamste redenen die de ongelovigen naar voren brengen voor het niet volgen van de Boodschappers van Allah (vrede zij met hen allen) is het feit dat zij beweren dat de waarheid niet bij de zwakkeren ligt. Allah zegt wat als volgt vertaald kan worden:

“Zij zeiden: ,,Zullen wij jou geloven terwijl alleen de zwakkeren jou hebben gevolgd.” (Soerat ash-Shoecaraa’: 111)

“Zijn zij het dan, uit ons midden die Allah boven ons heeft verkozen.” (Soerat al-Ancaam: 53)

Allah, de Verhevene antwoordde als volgt hierop (interpretatie van de betekenis):

“Is Allah dan niet het beste op de hoogte van de dankbaren.” (Soerat al-Ancaam: 53)

Uitleg
De ongelovigen beweerden dat als de zwakkeren de waarheid vertegenwoordigden, zij niet tot de zwakkeren zouden behoren. Dit is één van de maatstaven die door de onwetenden wordt gebruikt om de waarheid van de leugen te onderscheiden, terwijl zij vergeten dat Allah Degene is Die bepaalt wie tot de zwakkeren of de sterken behoort. Dit doet denken aan het volk van Noach (vrede zij met hem) dat tegen hem zei (interpretatie van de betekenis):

“Zullen wij jou geloven terwijl alleen de zwakkeren jou hebben gevolgd.” (Soerat ash-Shoecaraa’: 111)

Daarmee wilden zij zeggen dat als hij werkelijk de waarheid vertegenwoordigde, de sterken hem ongetwijfeld zouden volgen. Verder zeiden zij (interpretatie van de betekenis):

“En wij zien dat niemand anders jou volgt, dan de laagsten onder ons die niets te vertellen hebben.” (Soerat al-Hoed: 27)

Hiermee wilden zij zeggen dat alleen de zwakkeren, wiens meningen er niet toe doen, Noach (vrede zij met hem) volgden. Ook in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) dreven de ongelovigen de spot met de zwakkere gelovigen, zoals Bilaal, Salmaan, cAmmaar, zijn moeder en vader (moge Allah tevreden zijn met hen allen). De ongelovigen zeiden zelfs tegen de Profeet (vrede zij met hem): “We zullen niet bij jou gaan zitten als zij ook aanwezig zijn. Regel voor ons daarom een andere afspraak waar zij niet bij zullen zijn.” Aangezien de Profeet (vrede zij met hem) graag wilde dat deze personen zich zouden bekeren tot de Islam, wilde hij ingaan op hun verzoek. Allah sprak Zijn Profeet (vrede zij met hem) daarop aan, en zei (interpretatie van de betekenis):

“En stuur degenen niet weg, die hun Heer aanroepen in de ochtend en de avond en Zijn Aangezicht wensen. Je bent voor hen in niets aansprakelijk en zij zijn in niets voor jou aansprakelijk. Zou jij hen wegsturen, dan zou jij tot de onrechtplegers behoren.” (Soerat al-Ancaam: 52)

Allah, de Verhevene vertelt ons dat de ongelovigen zeiden (interpretatie van de betekenis):

“Zijn zij het dan, uit ons midden die Allah boven ons heeft verkozen.” (Soerat al-Ancaam: 53)

De ongelovigen doelden hiermee op de zwakkeren onder de metgezellen. Zij zeiden ook dat zij hen niet voor konden gaan in het aannemen van de ware godsdienst. Allah vertelt ons dat de ongelovigen zeiden (interpretatie van de betekenis):

“Als er goeds in zat, dan zouden zij ons er niet in voorgegaan zijn.” (Soerat al-Ahqaaf: 11)

Net zoals tegenwoordig een aantal mensen bijvoorbeeld over de geleerden zeggen dat zij geen verstand noch mening hebben en dat zij kortzichtig en streng in de leer zijn.

29-06-2006, 21:52


Hadith 39 van de 40 qudsi:

Op gezag van Aboe Sa’id al-Khudri (moge Allah tevreden met hem zijn) van de Profeet (moge hij de zegeningen en vrede van Allah krijgen), die zei:

“Het paradijs en het hellevuur waren samen aan het redetwisten, het hellevuur zei: “In mij zijn de machtigen en de hooghartigen.” Het paradijs zei: “In mij zijn de zwakken en de armen.” Daarom oordeelde Allah tussen hen (en zei:.)” Jij ben het paradijs, Mijn genade, door jou geef Ik genade aan wie Ik maar wil. En jij ben het hellevuur, Mijn straf, met jou straf Ik wie Ik maar wil, en het is Mijn plicht dat Ik jullie allebei vul.”

Dit is overgeleverd door Moeslim (ook door Al-Boechari en at-Tirmidhi).

29-06-2006, 21:55

Citaat door dromer:
Hadith 39 van de 40 qudsi:

Op gezag van Aboe Sa’id al-Khudri (moge Allah tevreden met hem zijn) van de Profeet (moge hij de zegeningen en vrede van Allah krijgen), die zei:

“Het paradijs en het hellevuur waren samen aan het redetwisten, het hellevuur zei: “In mij zijn de machtigen en de hooghartigen.” Het paradijs zei: “In mij zijn de zwakken en de armen.”Daarom oordeelde Allah tussen hen (en zei:.)”Jij ben het paradijs, Mijn genade, door jou geef Ik genade aan wie Ik maar wil. En jij ben het hellevuur, Mijn straf, met jou straf Ik wie Ik maar wil, en het is Mijn plicht dat Ik jullie allebei vul.”

Dit is overgeleverd door Moeslim (ook door Al-Boechari en at-Tirmidhi).
Djazaka Allaho Khairan voor je bijdrage..

29-06-2006, 22:01
Wanneer de waarheid wordt gebracht tot de onwetenden, verweren zij zich, zoals Allah ons vertelt in de Koran, met het volgende (interpretatie van de betekenis):

“Wij hebben hierover niets van onze voorouders gehoord!” (Soerat al-Moe’minoen: 24)

Telkens als de profeten tot de onwetenden kwamen, leverden zij hun voorouders als bewijs. Toen Moesa (vrede zij met hem) Fircaun uitnodigde naar het ware geloof, zei Fircaun (interpretatie van de betekenis):

“Hoe staat het dan met de vroegere generaties?” (Soerah Taa Haa: 51)

Alsof hiermee de vroegere ongelovige generaties als bewijs kunnen dienen tegen datgene waarmee Moesa (vrede zij met hem) is gekomen. Dit is natuurlijk niet waar!

Toen Noeh (vrede zij met hem) zijn volk uitnodigde tot Allah, zeiden zij (interpretatie van de betekenis):

“Hij is niets anders dan een mens zoals jullie, die zichzelf boven jullie wenst te plaatsen. En als Allah het had gewild, dan had Hij zeker Engelen nedergezonden. Wij hebben hierover niets van onze voorouders gehoord!” (Soerat al-Moe’minoen: 24)

De ongelovigen onder de Qoeraysh zeiden (interpretatie van de betekenis):

“Wij hebben hierover niets vernomen in de laatste godsdienst. Dit is niets anders dan een verzinsel.” (Soerat Sad: 7)

Qoeraysh maakten datgene waarmee de Profeet (vrede zij met hem) was gekomen uit voor een leugen en verzinsel, omdat dit niet in overeenstemming was met datgene wat hun voorouders deden en pleegden te aanbidden, zoals afgodsbeelden. Zij wensten echter niet terug te gaan naar het geloof van hun verre voorvaderen Ibrahiem en Ismaciel (vrede zij met hen), maar zij hielden vast aan het geloof van hun nabije voorvaderen.

Het is verstandiger om te kijken naar datgene waarmee de profeten zijn gekomen en dit te vergelijken met hetgeen hun voorouders in geloofden, om zo het verschil uit te kunnen maken tussen de waarheid en valsheid.

Als mensen die graven aanbidden tegenwoordig hierop worden aangesproken, zeggen zei woorden van soortgelijke strekking: “Dit is gebruikelijk in de volgende streek of gebruikelijk bij de volgende groepering en wij zagen de vorige generaties dit doen.”

29-06-2006, 22:07



Het wereldse leven nam in hun harten een vooraanstaande plaats in, zoals valt op te maken uit hun volgende uitspraak (interpretatie van de betekenis):

“Was deze Koran maar geopenbaard aan één van de vooraanstaande mannen uit de twee steden.” (Soerat az-Zoekhroef: 31)

Uitleg

Tot de kwesties van de Djaahiliyyah behoort het feit dat het wereldse leven een vooraanstaande plaats bij hen inneemt. Degene die veel wereldse bezittingen heeft, is bij hen edelmoedig en degene die weinig wereldse bezittingen heeft is laag en nietsbetekenend. Zelfs bij de Profeetschap - wat een keuze is van Allah, de Verhevene - zagen zij het als vanzelfsprekend dat dit zou toekomen aan de rijken en niet aan de armen, zij pleegden te zeggen: “Heeft Allah niemand anders gevonden voor Zijn Boodschap dan de wees van Aboe Taalib.” En hiermee bedoelden ze Mohammed (vrede zij met hem). Vandaar dat zij pleegden te zeggen (interpretatie van de betekenis):

“Was deze Koran maar geopenbaard aan één van de vooraanstaande mannen uit de twee steden.” (Soerat az-Zoekhroef: 31)

De twee steden waren Mekka en Taa’if en één van deze (vooraanstaande) mannen uit Mekka was ofwel al-Walied ibnoel Moeghierah of Habieb ibnoe cAmr ath-Thaqafi. En uit Taa’if betrof het cOerwah ibnoe Mascoed. Zij zeiden: “Als de Profeetschap nu aan één van deze twee mannen was gegeven, dan zou dit gepaster zijn geweest voor de Profeetschap.” Dat de Profeetschap daarentegen was gegeven aan een arme wees, en dit is natuurlijk Mohammed (vrede zij met hen), was volgens hen geheel onlogisch. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“Zijn zij degenen die de Barmhartigheid van jouw Heer verdelen?” (Soerat az-Zoekhroef: 32)

Oftewel, bemoeien zij zich met de Daden van Allah en wensen zij de Barmhartigheid van Allah te verdelen? Hebben zij dan geen enkele vertrouwen in de verdeling van Allah?

“Allah weet beter waar Hij Zijn Boodschap plaatst.”

26-07-2006, 16:13
.