Geplaatst door
HoBBiT123 Het laatste argument in deze reeks is zowat het -voorlopige- sluitstuk in de wetenschappelijke bewijsvoering rond gemeenschappelijke voorouderlijke afstamming. Het gaat over het moleculair bewijsmateriaal waarbij de moleculaire sequenties (DNA sequenties) het meest indrukwekkende en sterkste bewijs voor het genealogische verwantschap van alle leven op aarde geven.
Argument 3 :
De aard van moleculaire sequenties laat toe om erg precieze waarschijnlijkheidsberekeningen te maken die laten zien hoe goed de voorspellingen gemaakt vanuit het perspectief van gemeenschappelijke afkomst met modificaties, overeenstemmen met empirische observatie. Gemeenschappelijke afkomst kunnen we dus zien als een afleiding die direct volgt uit enkele uitgangspunten gebaseerd op empirisch waargenomen moleculair bewijs.
3.1 Functioneel redundante proteïnes :
We weten dat voor vele ‘omnipresenteproteines’ (zoals cytochroom c) er een enorm aantal equivalente sequenties bestaan die allemaal een naar behoren werkend proteïne opleveren, in eender welk organisme. Als we dus in 2 organismen een (zeer) gelijkaardige sequentie aantreffen voor een bepaalde ‘omnipresente proteine’, is er iets voor te zeggen. Waarom zouden ze immers gelijkaardige sequenties hebben als de kans hierop astronomisch klein is? Momenteel kennen we slechts één reden waarom organismen gelijkaardige sequenties (in de afwezigheid van functionele noodzakelijkheid) zouden hebben, namelijk tgv erfelijkheid. Zodus, indeze gevallen kunnen we met vertrouwen zeggen dat de 2 organismen in kwestie genealogisch verwant zijn. Gelijkaardigheid van moleculaire sequentie is dus niet enkel een test van de theorie van gemeenschappelijke afkomst, gemeenschappelijke afkomst is ook een deductie van het principe van erfelijkheid en de observatie van de gelijkaardigheid van moleculaire sequenties. Bovendien, deze vaststelling gaat niet enkel op voor cytochroom c; alle ‘omnipresente proteines’ die vergeleken zijn tussen mensen en chimpansees zijn zeer gelijkaardig en er zijn veel vergelijkende onderzoeken gedaan.*
3.2 DNA coding redundantie :
Zoals bij gelijkaardigheid bij proteïne-sequenties , impliceert ook DNA-sequentie gelijkaardigheid van 2 ‘omnipresente genen’ gemeenschappelijke afkomst. Er is op DNA niveau echter nog een extra redundantie. De genetische code is namelijk informationeel redundant (gedegenereerde code). Gemiddeld zijn er 3 verschillende codons (= 3 achtereenvolgende basen) die elk voor hetzelfde aminozuur coderen. Er is dus geen strikt 1 op 1 verband waarbij elk aminozuur door slechts1 codon gecodeerd wordt. Dus, voor cytochroom c zijn er ongeveer 3104 of meer dan 1046 verschillende mogelijke DNA sequenties (dus 1046 genen) die allemaal voor exact hetzelfde proteïne coderen.*
Zoals reeds vermeld, is het cytochroom c proteïne in mensen en chimpansees exact hetzelfde. Dit wil echter niet per se zeggen dat daarom ook de DNA sequenties gelijk moeten zijn, wegens de gedegenereerde code. Desondanks zien we dat de 2 DNA sequenties die voor cytochroom c in mensen en chimpansees coderen in slechts 4 nucleotiden verschillen (= een verschil van 1,2%).
De gecombineerde effecten van DNA code redundantie en proteïne-sequentieredundantie maken DNA-sequentie vergelijkingen dubbel redundant; DNA-sequenties van ‘omnipresente’ proteïnen zijn volledig ongecorreleerd met fenotypische verschillen tussen species, maar zijn sterk causaal gecorreleerd met erfelijkheid.
3.4 Transposons :
De DNA-sequenties die we tussen coderende sequenties vinden bevatten veel transposons, endogene retrovirussen, pseudogenen en andere sequentiële structuren. Die intergenetische sequenties vertonen heel specifieke patronen die gebruikt worden bij 'DNA-fingerprinting' analyses. Zoals alle DNA zijn deze intergenische regio’s evengoed erfelijk wat leidt tot zeer sterke correlatie tussen verwanten. Als er dus 2 individuen zijn die bepaalde intergenische patronen delen, wijst dat er sterk op dat ze gemeenschappelijke afkomst hebben. De kans op gelijke patronen is immers zeer klein, vanwege het enorm grote aantal mogelijke patronen*
Eenmaal we een gemeenschappelijke voorouder postuleren die ook een bepaald transposon bevat, zouden alle afstammelingen van deze voorouder eveneens hetzelfde transposon moeten bevatten. Een mogelijke uitzondering zou zijn dat het transposon verwijderd werd door een zeldzame deletie. Deleties zijn echter meestal niet ‘clean’ en gewoonlijk blijft een deel van de transposon sequentie over. Gebruikmakend van dezelfde principes achter DNA-fingerprinting, hebben biologen transposonen, pseudogenen en endogene retrovirussen gebruikt om aan te tonen dat vele soorten genetisch verwant zijn, zoals mensen en andere primaten.*
3.5 Redundante pseudogenen :
Er zijn heel veel voorbeelden van redundante pseudogenen die gedeeld worden door primaten en mensen. 1 ervan is het ψη-globine gen, een hemoglobine pseudogen. Het komt enkel bij primaten voor, op telkens exact dezelfde chromosomale locatie, met dezelfde mutaties die de functionaliteit teniet doen.*
Eenander voorbeeld is het steroïde 21-hydroxylase gen. Zowel mensen als chimpansees delen dezelfde acht basepaar deletie in dit pseudogen.
Eens een gen is gedupliceerd en verworden tot een redundant pseudogen vanwege mutaties, wordt het zo overgeërfd door alle afstammelingen. Zodus,wanneer bepaalde organismen worden gevonden die eenzelfde pseudogen bevatten, volgt uit gemeenschappelijke afstamming dat alle organismen die fylogenetisch intermediair (tussen beide organismen staan in de stamboom) zijn ook dit pseudogen bevatten.
3.6 Endogene retrovirussen :
Ze zijn moleculaire overblijfselen van een parasitaire virale infectie. Occasioneel worden kopijen van een retrovirus genoom gevonden in het genoom van een gastheer, deze worden dan aangeduid als endogene retrovirale sequenties. Retrovirussen (zoals AIDS of HTLV1) maken een kopij van hun eigen virale genoom en insereren dit in het genoom van hun gastheer. Als dit gebeurt in een geslachtscel (spermatozoïden of eicellen) zullen afstammelingen van de gastheer het retrovirale DNA overerven. Net als genduplicatie is dit proces zeldzaam en behoorlijk willekeurig zodat het aantreffen van retrogenen in identieke chromosomale posities bij twee verschillende soorten op gemeenschappelijke afkomst wijst.*
Endogene retrovirussen maken ongeveer 1% uit van het menselijke genoom, in totaal gaat hetover ~30.000 verschillende retrovirussen die zich in het DNA van elke persoon bevinden. Er zijn minstens zeven verschillende gedeelde retrogene inserties tussen chimpansees en mensen, en dit aantal zal zeker nog toenemen wanneer de sequenering van het genoom van beideorganismen compleet is.
(bron)