‘We slaapwandelden de Eerste Wereldoorlog in.’ Die dominante visie op het begin van de Grote Oorlog klopt niet, zegt de Indiase auteur Pankaj Mishra. Wie de geschiedenis vanuit het Zuiden bekijkt, ziet dat genocide, concentratiekampen en vooral de blanke suprematie allang aanwezig waren voor 1914. Europa kende “een lange vrede”, maar oefende intussen extreem geweld uit tegen niet-blanke volkeren.
Pankaj Mishra . 11 november 2017
Dit essay is de volledige tekst van de Elfnovemberlezing 2017 die Pankaj Mishra op 10 november uitsprak in het Vlaams Parlement. De 11 Novemberlezing is een initiatief van het Vlaams Vredesinstituut, het Vlaams Parlement, de stad Ieper en het In Flanders Fields Museum.
Vandaag”, schreef Max Weber in september 1917, “staat er aan het westfront een bende Afrikaanse en Aziatische wilden, en een allegaartje van dieven en armoezaaiers van over de hele wereld.” Weber verwees daarmee naar de miljoenen Indiase, Afrikaanse, Arabische, Chinese en Vietnamese soldaten en arbeiders die aan het westfront werden ingeschakeld, net als op diverse andere, minder belangrijke slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.
In zijn roman In Stahlgewittern beschreef de Duitse auteur Ernst Jünger hoe hij tot zijn ontzetting vaststelde dat de mannen die hij neerschoot en verwondde Indiërs waren, volslagen vreemdelingen die “duizenden kilometers ver over zee hadden gereisd, gewoon om hier hun bloed te komen vergieten” en die om hulp smeekten met stemmen die hem deden denken aan “het geluid van kikkers in het gras na een stortbui.”
Het Britse imperium dat met een tekort aan manschappen kampte, rekruteerde tot 1,4 miljoen Indiase soldaten. Frankrijk bracht bijna 500.000 mannen uit zijn kolonies in Afrika en Indochina onder de wapens. Bijna 400.000 Afro-Amerikanen werden bij de Amerikaanse strijdkrachten ingelijfd. Ho Chi Minh, die een groot deel van de oorlog in Europa doorbracht, veroordeelde deze gedwongen inlijving van onderworpen volkeren. In zijn ogen waren deze soldaten “niets meer dan vuile negers” die vervolgens tot “menselijk slachtvee” voor de oorlogsmachine in Europa werden herleid. Vele andere tegenstanders van het koloniale systeem – onder meer Mahatma Gandhi en W.E.B. Du Bois – steunden de oorlogsinspanningen van hun blanke overheersers ten volle in de hoop na afloop een waardige beloning voor hun landgenoten te kunnen losweken.
Zij realiseerden zich niet hoe vele Europeanen de fysieke nabijheid vreesden en haatten van hun “new-caught sullen peoples” (versgevangen, sombere volkeren) zoals Kipling de gekoloniseerde Aziaten en Afrikanen noemde in zijn gedicht The White Man’s Burden uit 1898. Alle westerse mogendheden hielden in die tijd een wereldwijde raciale hiërarchie in stand die rond hun gezamenlijke plannen voor territoriale expansie opgebouwd was. De Amerikaanse president Woodrow Wilson gaf tijdens een kabinetsvergadering in 1917 onverbloemd toe dat het zijn bedoeling was om “het blanke ras sterk te houden tegenover het gele ras” en om ervoor te zorgen dat “de blanke beschaving en haar overheersing van de planeet” in stand werden gehouden.
De ideeën van eugenetici over rassenselectie waren in die tijd overal algemeen aanvaard en de bezorgdheid van The Daily Mail omtrent blanke vrouwen die blootgesteld zouden worden aan “inlanders die erger zijn dan bruten wanneer hun passie werd opgewekt”, werd overal in het Westen bijgetreden. In de meeste Amerikaanse staten was rassenvermenging bij wet verboden. In de jaren vóór 1914 werd in alle Europese kolonies in Afrika een verbod op seksuele relaties tussen Europese vrouwen en zwarte mannen ingevoerd (maar niet tussen Europese mannen en Afrikaanse vrouwen). De aanwezigheid van deze “vuile negers” in Europa na 1914 leek een diepgeworteld taboe te doorbreken.
“Deze wilden zijn een vreselijk gevaar voor de Duitse vrouwen”, zo waarschuwde het Duitse nationale parlement in een gezamenlijke verklaring uit 1920
Toen in mei 1915 in The Daily Mail een foto verscheen van een Britse verpleegster die achter een gewonde Indiase soldaat stond, veroorzaakte dit een schandaal. Legerofficieren probeerden blanke verpleegsters te bannen uit de ziekenhuizen waar Indiërs werden verzorgd en het werd hen bovendien verboden om het ziekenhuisgebouw te verlaten zonder een blanke mannelijke metgezel. Toen Frankrijk tijdens de naoorlogse bezetting van Duitsland soldaten uit Afrika (voor het merendeel uit de Maghreb) inzette, was de ontzetting hierover ook bijzonder groot en bovendien wijdverspreid. Duitsland had bij de verdediging van zijn kolonies in Oost-Afrika ook gebruikgemaakt van duizenden Afrikaanse soldaten, maar het had ze niet ingezet in Europa en het had zich niet ingelaten met wat Wilhelm Solf, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken (en voormalige gouverneur van Samoa), omschreef als een “vanuit raciaal oogpunt schaamteloos gebruik van kleurlingen”.
“Deze wilden zijn een vreselijk gevaar voor de Duitse vrouwen”, zo waarschuwde het Duitse nationale parlement in een gezamenlijke verklaring uit 1920. Toen Adolf Hitler in de jaren 20 Mein Kampf schreef, beschreef hij de aanwezigheid van Afrikaanse soldaten op Duitse bodem als een Joodse samenzwering om de blanken “van hun hoge culturele en politieke niveau” naar beneden te halen. De nazi’s, die zich door Amerikaanse nieuwlichterijen op het vlak van rassenhygiëne lieten inspireren, gingen in 1937 over tot de verplichte sterilisatie van honderden kinderen van Afrikaanse soldaten. De angst en de haat tegenover de “gewapende negers” (zoals Weber hen noemde) op Duitse bodem bleven niet beperkt tot Duitsland, noch tot de politieke rechterzijde. Ook de paus en de Britse Labour Party protesteerden tegen hun aanwezigheid. In The Daily Herald, een socialistische Britse krant, verscheen in 1920 een redactioneel artikel onder de titel Black Scourge in Europe (zwarte plaag in Europa).