38- Het is toegestaan voor een persoon zichzelf te verdedigen als hij bedreigt wordt door rovers of (een groep) chawaaridj, en voor zijn geld of zijn leven (of familie) vreest. Hij moet dan proberen om met al zijn kracht zichzelf te verdedigen. Wanneer hij (dan) met rust gelaten wordt is het niet aan hem om de rovers te volgen of te zoeken. Dit is alleen toegestaan voor de leider of één van zijn plaatsvervangers (zoals, justitie, leger enz.). Het is hem alleen toegestaan zichzelf gedurende het misdrijf te verdedigen. Hij moet zichzelf wel voornemen niemand te willen doden. Wanneer hij in een situatie van zelfverdediging, dan toch een moord pleegt, zal hij daar niet voor vergolden worden. Wanneer hij in staat van verdediging van zijn geld en leven (en familie) vermoord wordt hoop ik voor hem dat hij shehied (martelaar) zal zijn, zoals dat opgemaakt kan worden uit de overleveringen. Want voorwaar, er wordt in al deze overleveringen opdracht gegeven tot zelfverdediging. Er wordt echter geen opdracht gegeven tot moorden of het achterna volgen (van de rovers). Het is ook niet toegestaan, om (de rover) als hij hem neergeslagen heeft of verwond heeft, af te maken of achterna te volgen totdat hij hem gepakt heeft. Wat hij wel moet doen is: hem (of hen) aangeven bij degenen die Allaah als bevelhebbers over hen heeft aangesteld, het is niet zijn plicht om als hij ze gevangen heeft genomen, hen te vermoorden of het recht in eigen hand te nemen. Nee, de leider is degene die hen (de criminelen) zal straffen.
39- Er wordt voor niemand, die zijn aangezicht naar Mekkah (moslim), keert getuigt dat hij naar het Paradijs of de Hel zal gaan aan de hand van (vrome of zondige) daden die hij verricht. Er wordt voor de vrome gehoopt (dat hij naar het Paradijs zal gaan) en er wordt voor hem gevreest (dat hij toch gestraft zal worden voor een aantal zonden). Er wordt gevreest voor de zondaar (dat hij naar het Hellevuur zal gaan) en er wordt voor hem gehoopt dat Allaah Barmhartig tegenover hem zal zijn (en hem het Paradijs doet binnen treden).
40- (Wie sterft) en dan Allaah ontmoet met een zonde (die hem in het Hellevuur kan doen belanden) waarvoor hij tauwbah heeft gemaakt en niet vastberaden mee is doorgegaan. Allaah Tabaraka wa Ta`ala zal hem dan vergeven. Hij vergeeft de zonden, en accepteert de tauwbah (voorwaardelijke berouwtoning) van Zijn dienaren.
41- (Wie sterft) en Hem (Allaah) ontmoet terwijl hij door het doen van een zonde in de Doenya (wereld) een straf is ondergaan. Deze straf zal een kwijtschelding van deze zonde zijn. Zo is het overgeleverd in de Soennah van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem).
42-(Wie sterft) en Hem ontmoet terwijl hij vastberaden is doorgegaan met het doen van zonden (die hem in het Hellevuur kunnen doen belanden) zonder tauwbah te maken (vóór het sterven). Zijn zaak berust bij Allaah Tabaraka wa Ta`ala. Als Hij (Allaah) wil vergeeft Hij hem! En als Hij wil, vergeeft Hij hem niet!
43- (Wie sterft) en Hem ontmoet terwijl hij Kaafir (ongelovig, atheïst) is. Hij zal niet vergeven worden, maar (eeuwig) gestraft worden (in de Hel).
44- Het stenigen (van de overspelpleger) moet (in de Sharie`ah) waarlijk uitgevoerd worden. Op diegene die verboden sexuele omgang begaat (zina) terwijl hij (of zij) getrouwd is (geweest). Of nadat zij zelf de daad erkent hebben of nadat er een bewijs tegen hen is geleverd. (Door vier betrouwbare getuigen).
45- De Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) en de rechtgeleide leiders hebben allen de wet van het stenigen (van de overspelplegers) uitgevoerd.
46- Degene die één van de metgezellen van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe `alayhie was sallem) haat of op wat voor manier dan ook vernedert, kleineert of zwart maakt, naar aanleiding van iets wat door hem gedaan is. Of één van hun slechte kanten (opzoekt en) opnoemt is een innoveerder. Deze innovatie (bid'ah) zal hem nooit worden vergeven totdat zijn hart schoon en rein tegenover hen allen (de Sahaabah) is. En totdat hij (tauwbah maakt, en) de Barmhartigheid van Allaah voor hen wenst en over hen uitspreekt.
47- An-Niefaaq (huichelaarij) is Al-Koefr: In het openbaar doen alsof hij moslim is, maar niet (werkelijk) in Allaah geloven en daarnaast een ander dan Hem aanbidden. Net zoals de hypocrieten die in de tijd van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe `alayhie was sallem) leefden. En de uitspraak van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem): “Degene die drie -eigenschappen- bezit is een moenafiq (huichelaar).” is een verdikking (waarschuwing). Doch, wij overleveren deze hadieth zoals het er staat en geven er geen uitleg aan.
48- (De Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem)) Zijn uitspraak: “Wordt na mijn (dood) niet weer koeffaar (ongelovigen) die elkaar zonder leiding bevechten.”
En zoals: “Als twee moslims elkaar met het zwaard bevechten (en elkaar vermoorden). Dan gaan de moordenaar en de vermoorde naar het Vuur.” En zoals: “Het uitschelden van een moslim is Fisq (zonde), hem vermoorden is Koefr.”
En zoals: “Diegene die tegen zijn (moslim) broeder zegt: “Jij bent een kaafir” is (deze uitspraak) op van toepassing, of komt op de uitspreker terug!”
En zoals: “Loochening van (iemands) eigen afkomst (ook al is deze afkomst niet noemenswaardig tussen de mensen) is koefroen billahi (ongeloof).”
En zo zijn er andere authentieke, en gememoriseerde hadieth in deze betekenis. Wij nemen de betekenis van deze hadieth aan zonder hierover te redetwisten of te disputeren, zelfs wanneer wij de (juiste) interpretatie van deze hadieth niet kennen. Wij leggen deze hadieth uit aan de hand van dat wat er staat en weerleggen hier niets van, behalve met dat wat (sterker en) authentieker is. (i.e. indien aanwezig.)
49- Het Paradijs en de Hel zijn geschapen (en nu aanwezig) zoals dat over de Boodschapper van Allaah (salallaahoe `alayhie was sallem) is overleverd: “Ik ging het Paradijs binnen en zag een kasteel.' 'En ik zag de Bron'”
En “Ik bezocht het Paradijs en zag dat haar meeste bewoners dat en dat.... waren.' 'En ik bezocht de Hel en zag dit... en dat.'” Wie echter beweert dat beide niet geschapen (en nu aanwezig zijn) ontkent de Qor`aan en de Hadieth van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe `alayhie was sallem). Ik verwacht niet, dat hij in het Paradijs en de Hel gelooft.
50- Degene die, van hen die hun aangezicht naar Mekkah wenden (moslims), en als Moewahid sterft. Voor (hem/haar) bidden wij (Djenaazah), en vragen wij vergiffenis voor (bij Allaah). Ook al heeft hij een kleine of grote zonde begaan. Zijn zaak berust bij Allaah Tabaraka wa Ta`ala. Wij ontzeggen hem niet van het vergiffenis vragen, noch ontzeggen wij hem van de Salaah voor hem.
(Alle lof is aan Allaah alléén (moge) Zijn Zegen en Vrede met (de Profeet) Mohammed (salallaahoe `alayhie was sallem) en zijn familie zijn.)
Einde van Oesoel as-Soennah
Voor voetnoten, een inleiding van de vertaler en een biografie van Imam Ahmad ibn Hanbal zie:
http://maghribee.com/geloofsovertuigingvanIemaamAhmed.pdf