20. De reden waarom Abu Hurairah veel h’adieth heeft verhaald
حدثنا أبو خيثمة ثنا سفيان بن عيينة عن الزهري عن الأعرج قال سمعت أبا هريرة يقول
[96] Abu Khaithama ons verhaalde: Sufyaan bin ‘Uyainah leverde ons over van Az-Zuhree van al-A’raj dat hij heeft gezegd: ik hoorde Abu Hurairah (radyAllaahu ‘anhu) zeggen:
إنّكم تزعمون أن أبا هريرة يُكثر الحديث عن رسول الله صلى الله عليه و سلم، و الله الموعد، كنت رجلاً مسكيناً: أخدم رسول الله صلى الله عليه و سلم على ملء بطني، وكان المهاجرون يَشْغَلُهم الصفق بالاسواق وكانت الأنصار يشغلهم القيام على أموالهم فقال رسول الله صلى الله عليه و سلم
“Voorzeker, jullie beweren dat Abu Hurairah veel ah’adieth van de Boodschapper van Allaah onthouden heeft. Ik zweer bij Allaah, ik was een arme man en ik diende de Boodschapper van Allaah (sallAllaahu ‘alayhi wa sallam) om mijn buik te vullen (met voedsel). De Muhaajiroen waren betrokken bij hun handelsbetrekkingen op de marktplaatsen[41] en de Ansaar waren beladen met het aansturen van hun voorraden. Aldus zei de Boodschapper van Allaah (sallAllaahu ‘alayhi wa sallam):
من يبسط ثوبه، فلن ينسى شيئاً سمعه مني، فبسطت ثوبي حتى قضى حديثه، ثم ضممتها إلي، فما نسيت شيئاً سمعته بعد
‘Eenieder die zijn gewaad uitspreid, zal dan nooit iets vergeten van wat hij van mij gehoord heeft.’
Dus spreidde ik mijn gewaad uit totdat hij klaar was met (overleveren van) zijn h’adieth en ik verzamelde het dan voor mijzelf. En ik vergat niets meer na dat gehoord te hebben.’”
[1] Weet dat er in deze omschrijving van de Muhaajireen, en ook in deze omschrijving van de Ansaar, er geen sprake is van vervloeking of kleinering van hen, zoals velen van de schrijvers uit deze tijd die Abu Hurairah (radyAllaahu ‘anhu) lasteren zonder daar een geldige reden voor te hebben. Dit gaat ook op voor hen die zijn vertellingen op een tegengestelde manier begrijpen dan wat hij bedoelde. Voorzeker, het verrichten van een handeling ten behoeve van het zoeken van halaal is van de Weg van Allaah, zoals authentiek is overgeleverd in sommige ah’adieth. En Abu Hurairah (radyAllaahu ‘anhu) was zich hiervan bewust, omdat hij één van de overleveraars was. Daarom excuseerde hij hen met betrekking tot deze zaak (in hun onbekwaamheid) in het onthouden van h’adieth op de manier waarop hij in staat was ze te onthouden. Al-Haakim (3/511-512) leverde over van Talha ibn ‘Ubaidillaah, één van de tien die (in dit leven) op de hoogte was gebracht van de heugelijke toegang tot het Paradijs, en één van de Muhaajireen en eerste Moesliemin met voorsrpong, dat hij (radyAllaahu ‘anhu) iets gelijkwaardigs zei aan deze h’adieth betreffende de Muhaajireen en Abu Hurairah: “Bij Allaah, ik twijfel er niet aan dat Abu Hurairah (dingen) van de Boodschapper van Allaah hoorde, wat wij niet hoorden en hij leerde wat wij niet leerden. Waarlijk, we waren rijke mensen, in bezit van huizen en grote families. We waren gewoon om naar de Profeet te gaan en bij hem te blijven aan het einde van de dag, vervolgens keerden we terug. En Abu Hurairah was een arme persoon. Hij had geen geld, geen familie, geen kinderen. Zijn hand kwam alleen waar de hand van de Profeet kwam. En hij verbleef overal waar hij verbleef. En we hebben er geen twijfel over dat hij leerde wat wij niet leerden en dat hij hoorde wat wij niet hoorden. En niemand van ons beschuldigd hem.” Al-Haakim verklaarde het authentiek en al-Haafidh noemde er een ondersteunend bewijs voor in Fath-ul-Baaree (1/191). Bovendien, heeft de h’adieth een authentieke keten van overlevering, in overeenstemming met de maatstaven van de twee Shaikhs. Moesliem leverde het via dezelfde lijn van overleveraars over als de auteur (Abu Khaithama) en hij en al-Boekhaarie hebben het beiden via andere lijnen overgeleverd op gezag van Sufyaan. En met deze keten heeft ook Ahmad (2/240) het overgeleverd. Bovendien hebben hij (2/274), al-Boekhaarie en anderen het overgeleverd via andere lijnen van de overlevering op gezag van Az-Zuhree. Moesliem leverde het over van Az-Zuhree op gezag van Sa’eed ibn al-Musayyib en Abee Salamah bin ‘Abd-ir-Rahmaan dat Abu Hurairah (radyAllaahu ‘anhu) zei: “Voorzeker, jij…” al-h’adieth.
Bron: Kitaab al-'ilm - Shaykh al-Albaani رحمه الله