De rol van vele zionisten bij de jodenvervolging door de Nazi’s wordt ernstig verdoezeld. Althans, door westerse historici. Vele joodse onderzoekers hebben zich hier reeds mee uiteengezet. Vanaf het begin ontstond reeds een verwrongen situatie, met name omdat zionisten belang hadden bij een emigratie richting Palestina.
In 1933, na het aan de macht komen van de nationaal-socialisten, organiseerde een aantal joodse organisaties wereldwijd een economische boycot tegen Duitsland. Tegelijkertijd besloot de WZO, na een felle interne strijd en ondanks verzet van de revisionistische zionisten, op het 19e zionistische congres voor nadere samenwerking met nazi-Duitsland die onder andere vorm kreeg in het zogeheten Transfer Agreement (of: Ha'avara Abkommen). Dat kwam erop neer dat joden die naar Palestina emigreerden, en dat waren er tussen 1933 en 1936 bijna 165.000, hun kapitaal moesten gebruiken om in Palestina Duitse exportgoederen te kopen. Die konden ze dan weer verkopen en zo een deel van hun van tevoren geinvesteerde geld terugkrijgen. Hier toont zich het cynische verschijnsel, dat nazi-Duitsland zo in feite de economische basis voor de latere staat Israel hielp leggen.
Chaim Arlosoroff ; Voerde als gezant van het joods Agentschap de eerste regelingen van het Transfer Agreement met nazi-Duitsland uit.
Zionisten verhinderen reddingspogingen Diaspora
Naarmate de jodenvervolging in nazi-Duitsland ernstiger vormen aannam, werd door joodse organisaties en westerse regeringen een aantal pogingen ondernomen om Europese joden voor het naderende onheil te redden. Zionistische organisaties traden daarbij volgens de Israelische onderzoeker Beit-Zwi doorgaans zo op, dat zij die pogingen zo nu en dan steunden, maar veel vaker voorbij lieten gaan of zelfs actief saboteerden.
Zo saboteerden zij volgens Beit-Zwi een conferentie in het Franse stadje Evian, die in maart 1938 naar aanleiding van de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland door 31 landen was belegd om te bespreken of vluchtelingen uit die landen zouden kunnen worden opgenomen. Het voornaamste bezwaar van voorzitter van de WZO Chaim Weizmann, de latere president van Israel, luidde: “De joden zouden [ons zionisten] geen geld meer geven en Engeland zou geen toestemming geven om naar Palestina te emigreren. Kant en klare afspraken om honderdduizenden joden naar Brazilie;, de Dominicaanse Republiek, Groot-Brittanie en VS te laten emigreren werden door zionistische pressie gefrustreerd, evenals een aantal andere reddingspogingen
In 1941 kwam de moord op de Europese joden zodanig op gang, dat vanaf dat moment van holocaust gesproken wordt. Tijdens de holocaust verhardde zich de zionistische houding, dat Diaspora-joden alleen gered mochten worden, als zij naar Palestina zouden emigreren. In februari 1943 verklaarde Yitzchak Greenbaum van het Joodse Agentschap, dat door de Britse regering was opgericht als vertegenwoordiging van de joodse gemeenschap in Palestina, op een bijeenkomst in Tel-Aviv: “Als ze mij twee plannen voorleggen, de redding van de joodse massa’s in Europa of de verlossing van het land, dan stem ik zonder me te bedenken voor het land. Greenbaum was toen nota bene voorzitter van het comite ter redding van het Europese Jodendom, dat dientengevolge weinig deed om joden te redden.
In dezelfde periode verklaarde Nathan Schwalb, de Zwitserse vertegenwoordiger van het zionistische Joods Agentschap, in antwoord op een reddingsverzoek van het comie; voor redding van Tsjechische joden: “…alle volkeren van de geallieerden bloeden behoorlijk en als wij niets doen om offers te brengen, waarmee zullen we dan het recht verwerven om aan de tafel te zitten wanneer na de oorlog de verdeling van volkeren en gebieden gemaakt zal worden?” Schwalb vond het “dwaas” om de medewerking van de geallieerden te vragen om joden los te kopen uit vijandelijk gebied, omdat “alleen door bloed het land het onze zal worden”.
Met behulp van bangmakerij, omkoping van regeringen en heuse terreurcampagnes slaagden de zionisten erin om veel arabische joden over te halen naar Israel te emigreren om de plaatsen van de zojuist verjaagde Palestijnen in te nemen. De Iraakse jood Naeim Giladi beschrijft hoe tussen 1947 en 1952 omstreeks 125.000 Iraakse joden hun land verlieten, na een reeks bomaanslagen op joodse instellingen, waarvan later werd vastgesteld dat die door zionistische agenten gepleegd waren. Daardoor gaven de zionisten in feite toe, dat joden en niet-joden in Arabische landen wel degelijk konden en wilden samenleven.