Leren Studeren
1 Inleiding
Misschien denk je dat je al weet hoe je moet studeren. Het is echter gebleken dat veel mensen niet de juiste leermethoden gebruiken. Er bestaan namelijk basistechnieken voor leren en studeren die voor bijna iedereen gelden. Deze basistechnieken worden in de onderstaande tekst besproken. Met kennis hiervan kun je je eigen manier van leren effectiever maken. Dit betekent: meer leren met minder moeite en in minder tijd. Bedenk wel dat het met succes leren en studeren om een aanpassing op lange termijn van de dagelijkse (studeer) gewoonten vraagt. Het belangrijkste advies is: oefen regelmatig. Als je de basistechnieken van het leren en studeren eenmaal onder de knie hebt, ben je studievaardig.
2 Informatie opnemen
Om informatie te kunnen onthouden is het in eerste instantie van belang deze informatie op de juiste manier op te nemen.
2.1 Effectief lezen
Lezen is het belangrijkste onderdeel van leren en studeren. Effectief lezen betekent snel en goed lezen, waarbij de gewenste informatie zo veel mogelijk uit de tekst wordt gehaald. Om sneller te leren lezen, moet je proberen meer woorden in een keer te zien. Verder moet je afleren met de lippen te bewegen en bij te wijzen. In plaats van met het hoofd moet je met de ogen leren bewegen. Deze bewegingen moeten zo minimaal mogelijk zijn.
Bij het lezen voor studiedoeleinden is het verder belangrijk zo snel mogelijk een overzicht te hebben van de tekst. Wat bedoelt de schrijver? Hoe heeft de auteur het opgeschreven en waarom? Wat willen we weten en waar staat dat? Je moet een tekst op verschillende manieren lezen: oriënterend, zoekend, begrijpend, analytisch en herhalend (OZBAH-lezen).
Manieren om effectiever te lezen
Allereerst lees je een tekst oriënterend. Zo krijg je een globaal idee van het onderwerp van de tekst en de manier waarop dit wordt behandelt. Als je dit eenmaal weet, kun je makkelijker meedenken met de tekst, lees je sneller en begrijp je de tekst beter. Begin met het lezen van de titel en bedenk waar het boek of de tekst over zal gaan. Daarna kijk je in de inhoudsopgave of dit klopt. Bekijk de verschillende hoofdstukken en eventuele bijlagen met toelichtingen of bijzonderheden. Hierbij let je vooral op de titel per hoofdstuk, de paragraaftitels, de figuren en plaatjes. Lees hier en daar kleine stukjes tekst, zodat je een idee krijgt van de moeilijkheid van de tekst en de hoeveelheid tijd die het zal kosten om het (gedeeltelijk) door te nemen.
Nu je weet waar de tekst ongeveer over gaat, lees je de tekst zoekend. Het doel hiervan is te weten te komen wat hoofdzaken, bijzaken, belangrijke en onbelangrijke stukken van een tekst zijn. Bij zoekend lezen van een tekst laat je je ogen over de tekst glijden en kijk je welke hoofdwoorden vaak (gezamenlijk) voorkomen, welke woorden vet, schuin gedrukt of onderstreept zijn of op een andere manier opvallend in de tekst staan. Het kan handig zijn die woorden op te schrijven. Verder moet je letten op kernzinnen. Deze worden vaak begonnen met een signaalwoord: "Het is belangrijk dat", "Samenvattend:" of "In het algemeen". De eerste en laatste alinea van een tekst geven meestal informatie over de centrale gedachten van een tekst.
Vervolgens lees je de tekst begrijpend. Hierbij probeer je het betoog van een tekst te achterhalen. Gekeken moet worden naar wat de schrijver duidelijk probeert te maken en naar wat de feiten en conclusies zijn. Dit doe je door zinnen aandachtig te lezen en te proberen te begrijpen. Noteer kort belangrijke zaken of maak een aantekening in de tekst.
Als in de tekst sommige stukken belangrijk of moeilijk blijken lees je deze stukken analytisch. Dit doe je om de waarde van de centrale gedachten van een tekst en de argumenten voor en tegen precies te weten te komen. Probeer zin na zin, te begrijpen wat er precies staat en beoordelen in hoeverre het gelezene waar is. Probeer de regels van de redeneerkunst of logica toe te passen en vergelijk feiten die je van andere teksten kent met gegevens die in het te analyseren stuk worden gegeven. Aan het eind van het analytisch lezen kom je meestal tot een conclusie: je begrijpt de tekst of niet, de schrijver heeft geheel of gedeeltelijk gelijk of niet. Zie ook argumenten analyseren.
Als je een hoofdstuk hebt doorgenomen, lees je de hele tekst herhalend door. Ga snel langs de tekst en probeer de belangrijke woorden, zinnen, figuren en paragrafen te herkennen en de grote lijn van de tekst te bevatten. Gebruik je aantekeningen of markeringen van belangrijke zaken.
Regelmatig oefenen van deze punten is nodig en verbetert het vermogen tot effectief lezen.
2.2 Structuur herkennen
Een gesproken of geschreven tekst heeft een structuur. Meestal past deze structuur bij de bedoeling van de tekst. Als dit niet het geval is, heeft de lezer of luisteraar de taak zelf een ordening aan te brengen. Bij het zoeken naar de structuur van een tekst moet er onderscheid worden gemaakt tussen de macro- en de microstructuur van een tekst.
Macrostructuur
De belangijkste structuur van een tekst is de macrostructuur. Hier wordt de indeling van een tekst in deelonderwerpen (hoofdstukken, paragrafen en alinea's) bedoeld. De macrostructuur geeft in grote lijnen aan hoe het onderwerp besproken wordt en wat de bedoeling van de tekst is.
Microstructuur
Met de microstructuur wordt de structuur van een tekst op het niveau van woorden en zinnen bedoeld. Zoeken naar de microstructuur betekent letten op het belang van woorden, (bijvoorbeeld als signaalwoord), letten op bij elkaar horende zinnen, vaststellen welke zinnen de kern van het betoog vormen en welke alinea's belangrijk zijn.
Reeks en rangordening
De microstructuur van een tekst kan bestaan uit een reeks of een rangorde. Kenmerkend voor een reeks is dat de delen een gelijke waarde hebben. Bijvoorbeeld een reeks eigenschappen of een reeks oorzaken en gevolgen. Een reeks kan een eenvoudige of een ingewikkelde structuur hebben. Een reeks met een eenvoudige structuur is bijvoorbeeld de opsomming van kenmerken.
Een reeks met een ingewikkelde structuur is bijvoorbeeld oorzaak en gevolg, waarbij het gevolg weer een oorzaak is voor een ander gevolg, enzovoorts. Soms wordt in een tekst een oorzaak genoemd en vele gevolgen of meerdere oorzaken voor een gevolg. Reeksen met een ingewikkelde structuur zijn meestal gemakkelijk te vinden, omdat signaalwoorden worden gebruikt voor de omschrijving van de structuur.
Als de structuur van een tekst bestaat uit een rangorde zijn de onderdelen ongelijkwaardig. Voorbeelden van ongelijkwaardige delen van een tekst zijn: een hoofdstelling en argumenten voor en tegen, hoofdzaken en bijzaken, algemene en bijzondere zaken, een stelling en voorbeelden. De lager geordende zinnen staan als het ware in dienst van de hoger geordende zinnen. Ook rangordeningen kunnen een eenvoudige of een ingewikkelde structuur hebben. Een eenvoudige structuur is: een stelling en een voorbeeld van wat met de stelling bedoeld wordt of het onderscheid in hoofd- en bijzaak. Een auteur geeft met signaalwoorden aan of iets gezien moet worden als een gevolg of een oorzaak, een hoofd- of een bijzaak. Soms heeft een ordening in een tekst een ingewikkelde structuur. Het betoog over een onderwerp heeft dan dus een ingewikkeld schema. Ordeningen met een eenvoudige of ingewikkelde structuur zijn meestal gemakkelijk te vinden door de aanwezigheid van vele signaalwoorden.
Manieren om beter de structuur te herkennen
Concentreer je tijdens het lezen eerst op het achterhalen van de macrostructuur. Daarna zorg je dat weet welke microstructuren je kunt verwachten van een tekst: eenvoudige of ingewikkelde reeksen, eenvoudige of ingewikkelde ordeningen.
Probeer doel en macrostructuur van een tekst globaal vast te stellen door de inhoudsopgave te bekijken: de indeling van stukken in delen, hoofdstukken, paragrafen, door het woord vooraf te lezen, door plaatjes en figuren te bekijken. Een indruk van de schrijfstijl van de auteur kun je krijgen door de eerste en laatste regels van hoofdstukken te lezen.
Voor je de paragraaf of het hoofdstuk gaat lezen om de tekst te begrijpen lees je de tekst zoekend door naar de microstructuur: betekenisvolle woorden, signaalwoorden, leestekens, zinsconstructie, opmaak van zinnen, alinea's, onderstrepingen, vette of schuine druk. Uit deze tekstaanwijzingen valt af te leiden wat de belangrijke woorden en wat de belangrijke zinnen zijn.
Lees de tekst nu nogmaal door en let daarbij op aanwijzingen voor de microstructuur. Maak aantekeningen.
Regelmatig oefenen van deze punten is nodig en helpt structuur herkennen.
2.3 Het analyseren van argumenten
Een gesproken of geschreven tekst bestaat vaak uit een of meer stellingen. Je kunt ten aanzien van een stelling drie standpunten innemen: positief, negatief en twijfel. Bij een positief standpunt gaat de schrijver of spreker ervan uit dat de stelling waar is en bij een negatief standpunt dat de stelling onwaar is. Bij twijfel is de schrijver of spreker onzeker of de stelling waar is.
Voor de standpunten worden argumenten gegeven. Argumenten kunnen voor en tegen een standpunt pleiten. Een argument voor steunt het standpunt dat de stelling waar is. Een argument tegen steunt het standpunt dat de stelling onwaar is.
Argumenten kunnen logisch, feitelijk of subjectief aanvaardbaar zijn. Als argumenten volgens een logische redenering steun geven aan een standpunt is het standpunt algemeen aanvaardbaar. Is de redenering gebaseerd op feitelijke argumenten dan lijkt het standpunt min of meer aanvaardbaar afhankelijk van de juistheid van de feiten. Als de redenering subjectief is dan is het standpunt persoonlijk aanvaardbaar, maar niet in het algemeen. Een probleem is dat in de tekst meestal niet duidelijk is of de redenering logisch, feitelijk of subjectief waar is.
Een conclusie is een uitspraak over het meest aanvaardbare standpunt ten aanzien van een stelling: twijfel, positief of negatief. De conclusie wordt gebaseerd op de weging van de waarde van de argumenten en de structuur van de argumentatie: wat is de waarde van de redenering.
Stijlen
Er zijn verschillende soorten teksten. Bij een informatieve tekst geeft de schrijver of spreker informatie zonder dat verklaringen of argumenten een belangrijke rol spelen. Bij een verklarende tekst worden vooral verklaringen van zaken gegeven. Informatie en argumenten kunnen in de tekst opgenomen zijn maar die zijn ondergeschikt aan de verklaringen. Bij een argumentatieve tekst worden ten aanzien van een stelling meerdere standpunten ingenomen en worden voor de standpunten argumenten gegeven. Er is sprake van een betoog.
Manieren om beter argumenten te analyseren
Stel tijdens het lezen van een tekst vast in hoeverre gebruik gemaakt wordt van een informatieve, een verklarende of van een argumentatieve stijl. Argumenten analyseren is namelijk vooral van toepassing op argumentatieve teksten.
Bepaal voorlopig de structuur van de argumentatie. Wat is de stelling? Wat is de positie van de schrijver? Welke positie neemt de lezer in volgens de schrijver? Wat zijn de argumenten voor en wat de argumenten tegen? Wat zijn de conclusies? Welke oorzaken en welke gevolgen worden genoemd?
Bepaal voorlopig de waarde van de argumentatie. Ga na welke waarde de argumenten voor en tegen een stelling hebben volgens de tekst. Stel vast of argumenten volgens de tekst logisch, feitelijk of subjectief aanvaardbaar zijn. Stel vast welke conclusies bereikt worden volgens de tekst.
Ga na of het de bedoeling is dat je zelf een oordeel hebt over de argumentatie. Bedenk dan welke aanvullingen jezelf hebt op de tekst. Welke argumenten voor en tegen kun je zelf aanvoeren, welke feiten ken je zelf uit andere bron die niet in de tekst voorkomen? Welke andere conclusies en interpretaties zijn volgens jou mogelijk? Welke stellingen zijn zonder goede argumenten verworpen of aanvaard?
Ga na welke argumenten voor en tegen een stelling of standpunt je uiteindelijk gaat onthouden, welke oorzaken en gevolgen je moet weten. Noteer kort de belangrijkste punten. Maak onderscheid in de argumentatie en conclusies in de tekst en de gevolgtrekkingen van jezelf.
Zie ook effectief lezen.
Regelmatig oefenen van deze punten is nodig en helpt argumenten analyseren.
3 Informatie verwerken
Het is onmogelijk opgenomen informatie lang te onthouden, wanneer deze informatie niet op de juiste manier verwerkt is.