Terwijl Sadira en de wolf zich weer een weg baanden door het woud, was Xerofyt
nog zo in gedachten verzonken over de hem zo bekend voorkomende geur, dat hij niet merkte dat er verschillende ogen op hem gericht waren.
Het donkere struikgewas kon het heldere wit van de oogleden niet verhullen. Als een lichtend voorwerp keken ze naar Xerofyt die met het stukje vacht in zijn hand stond.
En toen gebeurde er iets vreemds met de ogen. De eerst zo rustig en helder schijnende oogbollen begonnen van kleur te veranderen, kleine bloeddorstige aderen zochten zich een weg naar het midden van het oog, naar de pupillen die zich op hun beurt weer leken te vergroten.
Het waren de ogen van een dier dat zijn prooi leek te ruiken, de gedachten waren al bij het verslinden van de prooi. Het uiteen rijgen van lichaamsdelen, het uitrukken van de warme ingewanden uit het lichaam van de prooi…..
Nee, niet zulke gedetailleerde gedachten zoals wij ze hebben, maar puur bloeddorstig, zoals een mens ze nooit gekend heeft.
De ademhaling van de vreemde wezens begon te versnellen, hun spieren begonnen in een soort ontladingsfase te geraken, klaar om bij de eerste de beste poging te ontploffen van kracht. De manier om een prooi zo snel en effectief mogelijk te verassen.
Net op het moment dat de vreemde wezens, die nog steeds niet te zien waren, op het punt stonden om hun leider te volgen als hij zijn prooi zou bespringen, schrok Xerofyt wakker uit zijn gedachten.
Het was zijn 6e zintuig die hem onraad deed ruiken. In een levensreddende reactie rende Xerofyt naar een boom met de gedachten daar in te klimmen. Hij was immers zo behendig in het heen en weer springen en slingeren van boom tot boom dat hij dacht zijn uitweg hier wel in te zullen vinden.
Maar Xerofyt had het deze keer fout, heel fout en dat zou hem duur kunnen komen te staan, heel duur…..