Ooit toen het nooit aan was, voelden we ons gelukkig in armen van het corrupte lot, we deelden lief en deel, lijd en huil. Niets sprak me aan dan de ongehoorde stem van jouw zwijgzaam hart.
Ja liefste van wie de naam onbekend is voor Cupido en de ronde bol met het oog van een helderziende. Ik had je lief tussen de webben van het liefhebben, maar je fladderde weg en spartelde uiteindelijk uit mijn armen terug in de oceaan van de vergetelheid.. Maar nog altijd waan ik me gelukkig in de gelijkenis, het bevroren water, die mij imiteert.