Karel de Grote regeerde zijn Frankische Rijk op een sterk gecentraliseerde manier. Friezen moesten in zijn legers dienst doen. Zij dienden onder de Franken in de oorlog tegen de Wilten (789 nC) en tegen de Avaren (791 nC). Toen in 800 nC de eerste raids van Vikingen uit Scandinavië op Friesland plaatsvonden gedurende de regeerperiode van Karel de Grote, werden de Friezen vrijgesteld van buitenlandse militaire dienst. In plaats daarvan moesten ze hun eigen verdediging organiseren tegen de Heidense Vikingen. Nadat Karel de Grote in 785 nC de Saksen had verslagen, grensde het Frankische rijk in het noorden aan het Deense Rijk.
De Denen waren beslist goed op de hoogte van de verschrikkelijke wandaden die Karel de Grote in naam van de kerk had verricht tegen hun Heidense zustervolkeren, de Friezen en de Saksen. De raids van de Denen/Vikingen op het rijk van Karel de Grote en de zich daarin bevindende rijke kerken en kloosters kunnen worden gezien als een heidense wraakactie.
Gelijktijdig met de Franco-Christelijke binnendringers stond een andere vijand van de Friezen weer eens op. Gedurende de kerstdagen van 838 nC overstroomde een geweldige stormvloed vrijwel geheel Friesland, waardoor vele mensen en vee verdronken.
Friesland deel van het Frankische Rijk (749 - 840 nC)
Na de overwinning in 785 nC van Karel de Grote werd het gehele Friese Rijk onderdeel van het Frankische Rijk. Zoals we eerder gezien hebben werd de kleinzoon van de legendarische Redbad, Abba, de eerste Friese Graaf onder Frankische overheersing (749 – 775 nC) over Friesland westelijk van de Lauwers. De twee belangrijkste taken van een graaf waren: het bewaren van wet en orde, en om rekruten te regelen voor de Frankische legers. Van 734 tot 100 nC werden de Frankische Keizers (en na hen de Duitse Koningen) door graven vertegenwoordigd. De graven waren leenheren. Er is erg weinig bekend over deze graven. Oost-, West en Midden Friesland hebben waarschijnlijk ieder hun eigen graven gehad.
De graven van Friesland die we bij naam kennen:
754 graaf Abba (Boppa) leidt de bouw van de Bonifatius Kerk in Dokkum
791 graaf Diderik (Durk) leidt de Friezen in de Frankische strijd tegen de Avaren
839 graaf Gerlof kiest partij voor de rebellerende zoon van de Frank Lodewijk de Vrome
873 graaf Albdag verslaat Vikingen (Rudolf) in Westergo
885 graaf Gerlof en graaf Gerdolf zijn aanwezig bij de moord op Godfried de Noor
Graaf Gerlof is de vader van Diderik I, de graaf van Holland en van graaf Waltger in Teisterbant. De zonden van graaf Waltger heten "Redbad" en "Poppo". Deze namen tonen aan dat de graven in Friesland Redbadings zijn (afstammelingen van Redbad).
De graven van Midden Friesland:
966 graaf Egbert van de Brunoanen dynastie; die door huwelijk en erfenis Midden Friesland krijgt
1038 graaf Liudolf van de Brunswik dynastie sterft
1038-1057 Bruno graaf van Midden Friesland
1057-1068 Egbert I graaf van Midden Friesland
1068-1088 Egbert II graaf van Midden Friesland
De graven van West Friesland:
885 graaf Gerlof
922 graaf Diderik I (Durk I); voor het eerst wordt deze dynastie "Huis van Holland" genoemd. Graaf Diderik II (Durk II)
993 graaf Arnulf sterft in een slag met de West Friezen, graaf Durk III verslaat het leger van Keizer Hendrik II
1049 graaf Durk IV wordt gedood
1049-1061 graaf Floris I wordt gedood
1076 graaf Durk V; Graafdom Holland wordt gesticht (ook door Vlaamse invloeden), en graaf V en zijn Graafdom Holland worden tegenstanders van West- en Midden Friesland.
In Oost Friesland treffen we vrijwel geen sporen van graven aan.
Frankisch Christendom (688 - 734/785 nC)
De bekering van Heidenen in Christendom kon alleen maar gerealiseerd worden in gebieden die onder Frankisch beheer stonden. West Lauwers’ Friesland werd een Frankisch graafdom in 734 nC. Het gehele Friese Rijk kwam onder Frankische beheer in 785 nC.
De kerstening van Friesland startte in 688 nC toen Wigbert in Friesland predikte en was voltooid in 800 nC toen Friesland stevig in handen was van de Frankische heerser Karel De Grote. In 800nC ‘lijken’ de Friezen bekeerd te zijn. Maar alleen de heersende elite (de graven en andere Frankische vazallen) zijn Katholiek geworden. Grote delen van de bevolking zijn nog steeds heiden en zullen dat nog voor een lange tijd blijven. Maar de stemmen van de Friese Heidense priesters en Friese Skalden van de epische gedichten (zoals die in Beowulf) zijn gestild. Daardoor is de keten van de orale traditie die de Friezen met hun heidens verleden hadden gebroken, en wint –uiteindelijk- het Christendom.
Wat (tragische) data:
688 NC Wigbert predikt in Friesland
690 - 754 Willibrord en Bonifatius prediken
770-789 Willehad predikt
775 Liudger (een Fries) predikt
800 NC Friesland heeft Christelijke sociale structuren (diocese in Urecht) maar ……,
het grootste deel van de bevolking blijft heiden.
Hoogtepunten vanuit Heidens oogpunt zijn:
in 714-719 nC wanneer Willibrord Utrecht ontvlucht nadat Redbad de stad veroverde;
in wanneer 754 nC Bonifatius wordt gedood in Dokkum;
in 782 AD wanneer Liudger vlucht voor de Saksisch-Friese opstand onder Widukind.
In 793 AD ontmoet Liudger de enige Friese skald die bij naam bekend is: "Bernlef". Bernlef zong epische gezangen uit het Friese Heroïsche Tijdperk (zoals in Beowulf).
Vikinginvallen en Deense overheersing (800 - 1014 nC)
In 807 nC begint een oorlog tussen Karel de Grote en de Deense koning Godfried. Godfried valt Friesland aan met een vloot van 200 schepen, de Frankische verdedigingen voor gek zettend. Kort daarop sterft Godfried (810 nC). Na de dood van Godfried concentreren de Deense raids zich voornamelijk op de Britse Eilanden en minder op Friesland.
Na de dood van de Frankische Keizer Lodewijk de Vrome in 840 nC stortte de Karolingische verdediging van Friesland in elkaar. Omdat er geen Friese koning was om een verdedigingsmacht te organiseren werden de Deense raids op dit Karolingische buitengebied geïntensifieerd. En gedurende de rest van de negende eeuw leefden de Friezen regelmatig onder Deens gezag en moesten belasting betalen aan de leenheren. De Denen dwongen de verzwakte Karolingische Koningen om hen Friesland als een leengewest te geven. Leenheren in Friesland waren:
Harald (840 - 844 nC)
Rorik en Godfried (844 - 857 nC)
Rorik (een Christen) (862 -872 nC)
Godfried (881 - 885 nC)
In 885 nC wordt de laatste Scandinavische heerser van Friesland, Godfried de Noor, vermoord en de heersende Denen worden Friesland uitgezet door de Friezen. De grote vloedgolven van raids van Heidense Vikingen(soms gevolgd door bezetting) behoren hiermee tot het verleden. Kleinere overvallen vonden nog plaats tot 1014 nC tot het moment dat Christian Knut de Grote koning van Denemarken, Noorwegen en Engeland werd.
De Duitse periode (925 nC - 1498 nC)
In 843 nC werd Lotharius II heerser over Friesland. In 925 nC accepteerden de meeste heersers van Lotharingen Hendrik I van Duitsland als koning. Friesland werd deel van het "Heilige Römische Reich Deutscher Nation". De uitvoerende macht was tot 1217 nC in handen van leenheren (graven).
Na 1217 nC had Midden Friesland geen graaf, geen leenheer, vrijwel geen ridders, geen slaven en slechts een paar steden. Ze waren een volk van boeren, vissers en trekvaarders. Omdat er geen overheersende autoriteit bestond ontstonden er overal plaatselijke administratieve organen. Het was een periode van groei: landbouw en handel floreerden en vergrootten de welvaart. Friese steden traden toe tot de "Hanze" (West-Europesche handelsalliantie). Maar donkere wolken, die uiteindelijk in 1498 nC de Friese vrijheid zouden beëindigen, begonnen zich al te vormen.
Dijkenbouw (start ongeveer 1000 nC)
Na de terpenbouw, hetgeen eigenlijk een defensieve maatregel was tegen de stijging van het zeeniveau, ging de Friezen in de aanval en begonnen land uit het bereik van de zee te halen door middel van dijkenbouw. Rond 1000 nC waren grote stukken land omringd door dijken. Dit vond in Friesland plaats aan beide zijden van de Lauwers.
Tussen 1000 en 1100 nC werden grote delen van Friesland beschermd door dijken en er bestonden uitgebreide regelingen betreffende het onderhoud van dijken en sluizen. Deze eerste dijken hadden een hoogte van 1,50 meter boven het maaiveld. Achter de dijk bevond zich een weg van ongeveer 4 meter breed, zodat in geval van nood twee wagens elkaar konden passeren. In termen van de totale hoeveelheid verplaatste grond ten behoeve van de dijkenbouw kan men gerust van een wereldwonder spreken.
Deze grote dijkenbouw-projecten werden in eerste instantie georganiseerd door de zogenaamde ‘skeltas’. In de 13e eeuw werden de dijken de verantwoordelijkheid van de 'grietmannen' en 'asegas'.
Ondanks de dijkenbouw weren er regelmatig stormvloeden met dijkdoorbraken als gevolg die de Friese landen overstroomden met alle tragische gevolgen van dien.
Opstalboom (± 1000 - 1327 nC)
TTen zuidwesten van Aurich in Oost-Friesland op een grafheuvel, welke uit de bronstijd stamt, bevindt zich een plaats die Opstalboom [Opstalsboom, Upstallboom of Upstalesbame (Oud-Fries)] genoemd wordt. In de 11e, 12e en 13e eeuw verzamelde zich een groep, de “Opstalboom” genaamd, zich op deze grafheuvel. Deze groep bestond uit vertegenwoordigers van de 7 Friese Zeelanden (landen bij de zee gelegen). Deze vertegenwoordigers verzamelden zich eens per jaar (op de dinsdag na pinksteren) en ze bespraken het opstellen van rechtsregels en wetten. De groep zorgde ook voor onderlinge steun wanneer een van hen werd aangevallen.
Worsteling tegen de Nederlandse Graven (993 - 26 September 1345 nC) ("Slag bij Warns"