Ze had altijd verwacht dat Talha of Zubayr hem zou opvolgen en toen ze hoorde van Imam Ali's (a.s) benoeming tot Khalief, werd ze erg emotioneel. Ze zei: ' Bij Allah, Uthman was onschuldig, ik zal zijn bloed wreken.'
Talha en Zubayr waren schoonbroers van Umm ul momineen Aisha. Haar jongste zus was de vrouw van Talha en die was ook een neef van haar vader. Haar oudste zus was de vrouw van Zubayr, wiens zoon was geadopteerd door Umm ul Momineen Aisha.
Umm ul Momineen Aisha was een jaloerse vrouw. Nu heeft ze zichzelf benoemd als de wreker van de moord op Uthman en bereidt een oorlog voor op Imam Ali (a.s), die ze altijd heeft gehaat.
Het is haar gelukt steun te krijgen van de machtige clan Bani Umayyah, waartoe Uthman behoorde. De ex-gouverneurs van Uthman, die waren vervangen door Imam Ali (a.s), hielpen haar ook. En dat, terwijl de profeet had gezegd: Houden van Ali is geloven, hem haten is hypocrisie..(Muslim vol. 4, p 161)Ook zei de profeet (s): Wie mij accepteert als zijn meester, dan is Ali zijn meester(Al-Tabari, ibn Athir).
Yala, de ex-gouverneur van Jemen, nam alle schatten van Jemen mee naar Mekka toen hij uit zijn functie was ontheven. Een bedrag van 60.000 Dinar, dat hij overhandigde aan Umm ul Momineen Aisha, samen met 600 kamelen waaronder een bijzondere, grote van goede fok die een waarde had van 200 goudstukken. Het dier heette Al-Askar en werd alleen door Umm ul monineen Aisha gebruikt.
Talha en Zubayr steunden haar, in plaats van hun eed van trouw aan Imam Ali
te betuigen. Een groot aantal arabieren, van wie de vaders en broers waren gedood door Imam Ali
bij de verdediging van de zaak van Mohammed (sawaws) bij de verschillende oorlogen in die tijd, werd betaald om in het leger te dienen. Heel veel ontevreden arabieren onder de maat.
De voorbereidingen van de oorlog werden voorbereid en Umm ul Momineen Aisha's leger trok naar Basra. Voor het vertrek, had ze Umm Salama, een betrouwbare weduwe van de heilige profeet (sawaws) gevraagd om haar te helpen. Umm Salama had verontwaardigd geweigerd en haar eraan herinnerd dat de heilige profeet (sawaws) had gezegd dat Imam Ali
zijn opvolger was en dat degene die hem ongehoorzaam was, ongehoorzaam was aan aan de heilige profeet (sawaws).
Ze had haar ook herinnerd aan de keer dat Mohammed (sawaws) tegen al zijn vrouwen zei dat de honden van Hawab zouden blaffen naar een van zijn vrouwen, die deel uit zou maken van een rebelse oproer.(Al-Imamah wal-Siyasah) Toen waarschuwde ze Umm ul Momineen Aisha zich niet te laten inpalmen door de woorden van Talha en Zubayr, die haar alleen maar meesleepten in het doen van slechte daden. Dit advies zorgde voor een gematigde houding bij Umm ul Momineen Aisha, die bijna haar plan opgaf. Maar haar geadopteerde zoon, Abdallah bin Zubayr, overtuigde haar te gaan.
Umm ul momineen Aisha bereed in een draagstoel haar kameel al-Askar en ging vooruit vanaf Mekka met 1.000 man. Aan haar rechterhand was Talha en aan haar linkerkant, Zubayr. Onderweg waren er mannen die aansloten en het leger groeide tot 3.000 man.
Op weg naar Basra ontvangt het rebellenleger het nieuws dat Imam Ali
uit Medina was gekomen en op hun route lag. Ze besloten om een de hoofdweg te verlaten en trokken naar Basra via een andere route. Toen ze voorbij de vallei van Hawab kwamen, blaften de honden luid naar de kameel van Umm ul momineen Aisha. Ze was direct bezorgd en vroeg naar de naam van deze plaats. Toen haar werd verteld dat het Hawab was, keek ze geschrokken en huilde: 'Helaas! Helaas! Ik ben de slechte vrouw van Hawab. De profeet van Allah had me al gewaarschuwd hiervoor."
Ze kwam van haar kameel en weigerde verder te gaan. Talha en Zubayr probeerde haar te overtuigen dat dit niet Hawab was en kwamen zelfs met 50 mensen om deze leugen te getuigen, maar vergeefs. Dit staat bekend als de eerste gelegenheid van vals bewijsmateriaal dat in het openbaar wordt gegeven sinds de opkomst van de Islam. (At-Tabari, Ibn al-Athir, al-Madaini) Toen gaven zij een schreeuw omdat Imam Ali (A.S.) naderde, en Umm ul Momineen Aisha, die met verschrikking was geslagen, ging snel weer op haar kameel zitten en het leger trok verder.
Het leger bereikte Basra en zette hun kamp op in de voorstad. Umm ul momineen Aisha, Talha en Zubayr gingen met de leidende stedelingen van Basra praten, om zo nog meer steun te krijgen. Maar dit lukte niet en ze werden uitgelachen.
Uiteindelijk gingen enkele van hen de stad binnen en tijdens de gezamelijke gebeden, vingen zij Imam Ali's (A.S.) gouverneur, Uthman bak Huneif, na het doden van 40 van zijn wachten. Het vechten brak in de stad uit en veel van Imam Ali's (A.S.) verdedigers werden gedood voordat Umm ul Momineen Aisha de controle over Basra kreeg. De gouverneur, Uthman, kreeg een onwaardige behandeling van het trekken van zijn wenkbrauwen, snor en baard, haar voor haar, voordat hij de stad uit werd gegooid.
Terwijl dit gebeurde, ontving Imam Ali (a.s.) informatie over Umm ul momineen Aisha's plan van Umm Salama en het nieuws over de verstoringen in Mekka en Basra kwamen ook ter sprake. Imam Ali (a.s) maakte direct plannen om naar Basra te trekken maar hij kon met moeite 900 man op de been brengen. Dit was omdat de mensen onwillig waren tegen Umm ul momineen Aisha te vechten, die gezien werd als de Moeder van de Gelovigen, omdat ze de weduwe van de heilige profeet (sawaws) was. Daarbij kwam, dat het Muawija gelukt was om mensen te laten geloven dat Imam Ali (a.s) betrokken was bij de moord op Uthman.
In Kufa bracht Imam Hassan (a.s) een leger van 9.000 man op de been, en andere afdelingen kwamen daar nog bij, allemaal om Imam Ali
bij te staan in zijn kamp in Zhi-Q'ar. In de tussentijd kwam Uthman bin Huneif met vers nieuws uit Basra. Imam Ali
glimlachte en zei tegen hem dat hij wegging als een oude man en nu als een baardloze jeugdige weer teruggekeerd is.
Imam Ali (a.s.) schreef brieven naar Umm ul momineen Aisha, Talha en Zubayr, om hen te waarschuwen tegen de onverstandige maatregelen die zij hadden getroffen, maar zijn woorden werden genegeerd. Tot slot marcheerde hij naar Basra aan het hoofd van 20.000 mensen. Het leger van Umm ul momineen Aisha telde 30.000 krachten maar de meesten van hen waren nieuwe rekruten, terwijl Imam Ali's (A.S.) leger volledig uit veteranen van veldslagen bestond.
Het aanzicht van het leger van Imam Ali
vulde Umm ul Momineen Aisha en haar kameraden met verschrikking. Imam Ali (A.S.) sprak uitvoerig met Talha en Zubayr, onderhandelend voor vrede. Hij herinnerde hen aan de woorden van de heilige profeet (sawaws) betreffende zijn gezag, dat zij allebei toegaven te hebben gehoord. Zubayr was beschaamd om zijn daden en verliet de groep maar Talha bleef twijfelachtig. Ummul Momeneen Aisha was woedend om het gedrag van de twee en gaf opdracht tot een inval bij zonsondergang om de kans op vrede te beëindigen.
De volgende ochtend maakte Umm ul momineen Aisha haar kameel al-askar klaar en spoorde haar troepen aan om voorbereidingen voor de slag te treffen. Zo begon aldus de ongelukkige Slag van Jamal (Kameel), waar moslims elkaar voor het eerst bestreden. Hoewel in aantal overtroffen, waren Imam Ali
en zijn militairen te deskundig om te worden verslagen. Spoedig begon het erop te lijken dat Imam Ali
zou winnen. Talha was gewond was gewond en stierf later. De kameel van Umm ul momineen Aisha werd neergehaald en Imam Ali
gaf opdracht aan haar broer Muhammad bin Abu Bakr om voor Umm ul Momineen Aisha te zorgen.
Daarna was de slag spoedig voorbij, en Imam Ali
verklaarde een algemene amnestie voor alle rebellen. De plannen van Umm ul momineen Aisha hadden niets gebracht , maar 10.000 mensen waren omgekomen als resultaat van haar jaloersheid. In deze slag beperkte Imam Ali
zijn mensen van het nemen van welke oorlogsbuit dan ook en al het bezit dat op het slagveld was gevonden werd verzameld in de moskee van Basra, waar de eigenaars hun bezit terug konden eisen.